Samenvattingen lesstof
psychopathologie 2024/2025
Inhoudsopgave
ADHD – college 1.................................................................................................... 2
Autisme – college 2.............................................................................................. 23
Tic stoornissen – college 2.................................................................................... 31
Gedragsstoornissen – college 3............................................................................ 32
Somatische stoornissen – college 3......................................................................33
Trauma – college 4................................................................................................ 40
Dissociatie en Schizofrenie – College 4.................................................................44
Angststoornissen – College 5................................................................................ 46
Obsessief Compulsieve stoornissen (OCD) – College 5.........................................47
Eetstoornissen – College 6.................................................................................... 48
Depressie – college 7............................................................................................ 52
Bipolaire stoornissen – College 7..........................................................................58
1
,ADHD – college 1
Bron: ADHD: Macht en misverstanden uitgezonderd het laatste hoofdstuk (over
Druk & Dwars)
Hoofdstuk 2 – Mistverstanden over ADHD
Misverstanden over ADHD:
1. Je wordt geboren met ADHD
Je wordt niet met ADHD geboren. ADHD is namelijk niets anders dan de
criteria die de samenstellers van de DSM voor deze stoornis opgesteld
hebben. Om aan deze criteria voor ADHD te voldoen, moet er sprake zijn
van gedragingen die een baby onmogelijk kan vertonen (zoals ‘praat aan
één stuk door’) of juist per definitie heeft (‘moeite met het organiseren van
taken en activiteiten’). Je kunt wel geboren worden met een aanleg voor dit
type gedragingen. Zo kan een baby rusteloos zijn, en deze aanleg kan
uitmonden in de gedragingen en functioneringsproblemen die in de DSM-5-
TR omschreven staan onder het kopje ADHD.
In voorlichtingsmateriaal wordt ADHD vaak omschreven als ‘een zeer
erfelijke stoornis’. Gezinsstudies, tweelingstudies en adoptiestudies
hebben kortom alle drie als zelfde beperking dat ze de invloed van genen
niet voldoende kunnen onderscheiden van omgevingsinvloeden.
Moleculaire genetische studies kunnen dat daarentegen wel en komen tot
erfelijkheidsschattingen van hooguit een paar procent. 21 Opmerkelijk is
dat dit lage percentage uit studies die het onderscheid tussen aanleg en
omgeving veel beter kunnen maken, in voorlichtingsmateriaal nauwelijks
genoemd wordt. Dit leidt tot wijdverbreide overschattingen van de rol van
erfelijkheid bij ADHD, met als mogelijk nadeel dat kinderen en de
volwassenen om hen heen de eigen invloed op het gedrag onderschatten.
De invloed van de omgeving kon echter weleens vele malen groter zijn dan
doorgaans wordt aangenomen.
2. ADHD is het gevolg van een tekort aan een stofje in de hersenen.
Veel leken en ook veel professionals denken dat medicatie zoals Ritalin
iemands ADHD-klachten vermindert doordat het een tekort aan de
neurotransmitter dopamine in de hersenen aanvult. Persoonskenmerken
als zwijgzaamheid en moeite hebben met concentreren zijn beide geen
stoornis omdat er toevallig een middel bestaat dat de kenmerken
verandert. Als een kind beter op gaat letten na het slikken van Ritalin, dan
bewijst dat absoluut niet dat het kind ADHD of een tekort aan dopamine
heeft. De meeste mensen kunnen zich namelijk beter concentreren nadat
ze Ritalin geslikt hebben.
3. De hersenen van kinderen met ADHD zien er anders uit.
Er is voor geen enkele DSM-stoornis een neurobiologische oorzaak in de
hersenen aan te wijzen. Groepsverschillen worden vaak ten onrechte
gepresenteerd alsof ze zouden gelden voor ieder individu met een ADHD-
classificatie. Maar groepsgemiddelden zeggen nauwelijks iets over
individuen. De conclusie is dat verreweg de meeste kinderen met een
ADHD classificatie geen kleinere globus pallidus ten opzichte van andere
kinderen hebben en dat er een heleboel kinderen met relatief kleine globus
pallidi zijn die geen ADHD-gedrag vertonen. Noch van kleinere hersenen of
2
, hersendelen, noch van andere biologische of neurologische
hersenkenmerken is ooit aangetoond dat alle ADHD’ers dit kenmerk wél
en alle niet ADHD’ers dit níét hebben. Er is dus geen enkele reden om te
beweren dat de hersenen van ADHD’ers er op een bepaalde manier uitzien
of werken, dit is simpelweg niet waar.
4. ADHD veroorzaakt hyperactiviteit, impulsiviteit en concentratieproblemen.
‘ADHD resulteert in hyperactiviteit, impulsiviteit en aandachtsproblemen.’
ADHD resultéért echter niet in deze eigenschappen, ADHD is een naam
voor deze eigenschappen. ADHD is geen verklaring, het is alleen maar een
benaming van ongeconcentreerd en hyperactief gedrag.
Stel je voor dat iemand tegen je zegt ‘Ik ben vrijgezel, dat verklaart
waarom ik geen relatie heb’. Je zou waarschijnlijk vreemd opkijken, want
de benaming ‘vrijgezel’ verklaart op geen enkele manier dat iemand geen
relatie heeft. Misschien heeft hij bindingsangst, is hij de ware nog niet
tegengekomen, treurt hij nog altijd om een grote liefde die hem heeft
afgewezen of heeft hij gewoon geen behoefte aan een relatie; er kan van
alles aan de hand zijn. Evenzo kan er van alles aan de hand zijn als een
kind ongeconcentreerd en onrustig gedrag vertoont. Misschien slaapt het
kind te weinig, is er sprake van over- of ondervraging op school, groeit het
op in een arme en of onveilige buurt of spelen er traumatische
gebeurtenissen. Het kan ook zo zijn dat het probleem vooral zit in de
volwassenen om het kind heen die moeite met temperamentvol
kindgedrag hebben. Het gevaar bestaat dat we al dit soort factoren over
het hoofd gaan zien als we ervan uitgaan dat ADHD de oorzaak is van de
als problematisch ervaren hyperactiviteit, impulsiviteit en afleidbaarheid.
5. ADHD heeft altijd al bestaan
Men dacht dat Fidgety Phil een voorbeeld was van een kind met ADHD.
Maar het lijkt meer bedoeld om kinderen op een grappige manier te
waarschuwen voor de consequenties van slecht, ongemanierd of gevaarlijk
gedrag. Eigenlijk bestaat het pas sinds 1980.
6. ADHD is chronisch
Twee derde van de kinderen met ADHD voldoet na tien jaar niet meer aan
de definitie van ADHD. Wetenschappers selecteren voor ADHD-onderzoek
vaak kinderen met de ernstigste klachten om duidelijke verschillen met
niet-ADHD’ers te onderzoeken, maar deze groep verschilt van de minder
problematische praktijkgroep, waar de klachten doorgaans milder zijn en
herstelpercentages waarschijnlijk hoger liggen. Jongvolwassenen met een
ADHD-verleden voldoen vaak niet meer aan de criteria, maar hebben
gemiddeld wel meer problemen in werk en sociale relaties, wat deels komt
doordat ze destijds vanwege deze problemen zijn geselecteerd. De ADHD-
kerngedragingen nemen meestal vanzelf af, terwijl
functioneringsproblemen blijvend kunnen zijn, wat pleit voor een
psychosociale aanpak gericht op het ontwikkelen van sterke punten en
passende opleidingskeuzes. Dit biedt op de lange termijn meer perspectief
dan medicatie, die alleen tijdelijke gedragsverandering ondersteunt.
7. De classificatie en behandelingen voor ADHD zijn evidence based
Evidence based werken betekent dat je zorg verleent die ‘bewezen
effectief’ is. Het gekke is nu dat kinderen al decennialang psychische
classificaties krijgen, zonder dat bewezen is dat ze daar baat bij hebben.
Het gekke is nu dat kinderen al decennialang psychische classificaties
3
, krijgen, zonder dat bewezen is dat ze daar baat bij hebben. Onderzoek van
Luise Kazda toont aan dat de kinderen die met ADHD geclassificeerd waren
een licht verhoogde kans op zelfbeschadiging, problemen met aansluiting
op school en verminderde zelfeffectiviteit hebben. Daarnaast werd geen
enkel positief effect van een ADHD-classificatie gevonden! De kwaliteit van
leven, de algehele gezondheid en de mate van welzijn veranderden er niet
door. Ook blijkt het gedrag en de schoolprestaties van kinderen met een
label werden over het algemeen negatiever beoordeeld.
Hoewel behandeling op de korte termijn helpend kan zijn en we dit ook
zeker moeten blijven bieden aan degenen die het echt nodig hebben, lijkt
het weinig zinvol om bij kinderen en gezinnen met milde problematiek
interventies in te zetten vanuit het idee dat we daarmee erger kunnen
voorkomen. Voor die aanname is namelijk geen bewijs.
8. ADHD is een ziekte
Bepalen of iemand voldoet aan de criteria voor ADHD is een subjectief
proces: de diagnose is gekleurd door degene die haar stelt en door de
omgeving en de cultuur waarin het gedrag zich voordoet of als probleem
ervaren wordt.
Samengevat
o Een kind wordt niet geboren met ADHD, want een baby kan onmogelijk
voldoen aan sommige gedragscriteria van ADHD (zoals ‘rent vaak rond’)
en voldoet per definitie aan andere criteria (‘wordt gemakkelijk afgeleid
door uitwendige prikkels’). Er kan wel sprake zijn van aanleg die zich in een
bepaalde omgeving al dan niet ontwikkelt tot het gedrag dat we ADHD
noemen.
o ADHD is waarschijnlijk in mindere mate erfelijk bepaald dan doorgaans
wordt beweerd.
o ADHD is niet het gevolg van een kleinere hersenomvang. De meeste
kinderen met ADHD hebben geen kleiner brein en de meeste kinderen met
een relatief kleine hersenomvang hebben geen ADHD. Er is geen enkel
hersenkenmerk, lichamelijk kenmerk, neurologisch kenmerk of gen dat alle
ADHD’ers wel en alle niet-ADHD’ers niet hebben. Het is dan ook misleidend
om ADHD een erfelijke neurobiologische hersenstoornis te noemen.
o Zappelphilipp (of Fidgety Phil) is niet een vroege psychiatrische
gevalsbeschrijving die bewijst dat ADHD in 1846 al bestond, maar een van
de verzonnen figuren in een kinderboek dat ondeugende gedragingen op
een grappige manier beschrijft.
o ADHD is niet chronisch. De kerngedragingen verdwijnen meestal bij het
opgroeien en alleen de functioneringsproblemen blijven vaker bestaan. Het
zou daarom zinvol zijn om de behandeling van ADHD te richten op het
verbeteren van (contexten om in te kunnen) functioneren in plaats van op
medicamenteuze symptoombestrijding.
o ADHD is niet de oorzaak van hyperactiviteit, impulsiviteit, weinig
concentratie en functioneringsproblemen: het is een samenvattende naam
die deze gedragingen omschrijft, niet verklaart.
4