Samenvatting Omgevingsrecht begrepen
Hoofdstuk 1:
De omgevingswet heeft vier verbeterdoelen:
1. Het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het
gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
2. Het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de
fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;
3. Het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve
en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen
voor de fysieke leefomgeving;
4. Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in
de fysieke leefomgeving.
Meer algemeen formuleert de Omgevingswet in artikel 1.3 de doelen.
De Omgevingswet is door twee sporten aangevuld
1. Invoeringsspoor: hier vallen de invoeringswet Ow en het
Invoeringsbesluit Ow onder. Ze bevatten met name uitwerkingen en
aanvullingen voor algemene regels.
2. Aanvullingsspoor: heeft vier specifieke onderwerpen
a. Bodem
b. Geluid
c. Natuur
d. Grondeigendom
1.3
De Ow past niet zonder 4 AMvB’s waarin de basis van de Ow wordt
uitgewerkt
1. Omgevingsbesluit
Uitwerking van de algemene regels uit de OW. Het Ob geeft met
name regels over de bevoegdheden en procedures.
2. Besluit kwaliteit leefomgeving
Regels van het Rijk voor andere overheden (waar moeten andere
bestuursorganen zich aan houden als ze gebruik maken van hun
bevoegdheden?)
3. Besluit activiteiten leefomgeving
Algemene regels (voor overheden en burgers) over milieubelastende
activiteiten en activiteiten rond bijvoorbeeld rijkswegen, spoorwegen
en luchthavens
4. Besluit bouwwerken leefomgeving
Algemene regels (voor overheden en burgers) over onder meer de
veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, bruikbaarheid en
toegankelijkheid van bouwwerken.
Naast deze regelgeving speelt ook de Awb een belangrijke rol, met name:
- Besluitvormingsprocedures: in de Ow wordt afdeling 3.4 Awb
‘Uniforme openbare voorbereidingsprocedure’ regelmatig van
toepassing verklaard;
- Handhaving, hoofdstuk 5 Awb
- Rechtsbescherming, hoofdstuk 6,7 en 8 Awb.
Voorbeeld
,Als het gaat om de voorbereiding van een omgevingsplan bepaalt artikel
16.30 lid 1 Ow dat afdeling 3.4 Awb van toepassing is op de voorbereiding
van een omgevingsplan. Daarbij bepaalt artikel 16.23 lid 1 Ow dat in
afwijking van de Awb zienswijzen niet alleen door belanghebbenden, maar
door eenieder naar voren kunnen worden gebracht. Artikel 10.02 lid 2 Ob
bepaalt vervolgens dat bij het vaststellen van een omgevingsplan wordt
aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en
bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken zijn en wat de resultanten
daarvan zijn.
1.4 en 1.5
De hoofdrolspelers die betrokken zijn bij de fysieke leefomgeving zijn:
- Het Rijk
- Provincies
- Gemeenten
- Waterschappen
De instrumenten waarover zij beschikken om het recht van de fysieke
leefomgeving vast te stellen zijn:
- Omgevingsvisie
- Programma
- Algemene rijksregels
- Decentrale regels
- Omgevingsvergunning
- Projectbesluit
1.6
De Ow gaat uit van een beleidscyclus met vier fasen:
1. Beleidsontwikkeling
2. Beleidsdoorwerking
3. Uitvoering
4. Terugkoppeling.
Hoofdstuk 2: Omgevingsvisie en programma’s
Binnen de beleidscyclus vallen de omgevingsvisie en programma’s onder
‘beleidsontwikkeling’ en ‘beleidsdoorwerking’.
2.2
Op grond van artikel 3.1 Ow zijn gemeenten, provincies en het Rijk
verplicht om een omgevingsvisie vast te stellen.
Gemeente – gemeenteraad
Provincie – provinciale staten
Rijksniveau – minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Art. 2.2 lid 2 Ow geeft aan dat bestuursorganen taken en bevoegdheden
gezamenlijk kunnen uitoefenen, dit betekent dat bijvoorbeeld twee
gemeentes hetzelfde omgevingsvisie opstellen.
2.3
Een omgevingsvisie bestaat uit drie verplichte onderdelen art. 3.2 Ow
1. Een beschrijving van de hoofdlijnen van de huidige kwaliteit van de
fysieke leefomgeving (hoe is het nu);
, 2. De hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het
beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied (wat
doen we nu en wat willen we gaan doen);
3. De hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren
integrale beleid (hoe gaan we dat doen?).
Een omgevingsvisie bevat beleidskeuzes op hoofdlijnen en bevat dus geen
normen die burgers binden. Het bevat dus beleidsmatige keuzes die later,
bijvoorbeeld in een omgevingsplan, worden omgezet.
Het bestuursorgaan dat de omgevingsvisie heeft opgesteld, is zelf wel
gebonden aan de gemaakte keuzes.
Een omgevingsvisie is een integrale visie met strategische
hoofdkeuzes van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de
lange termijn.
2.5 de totstandkoming van de omgevingsvisie
Terinzagelegging en zienswijze
Het begint met het opstellen van een concept-omgevingsvisie. Dit concept
moet ter inzage worden gelegd (3:11 Awb). Deze terinzagelegging moet
algemeen kenbaar worden gemaakt (3:12 Awb) het concept ligt zes weken
ter inzage. Gedurende die termijn kan eenieder zijn zienswijze indienen
mondeling als schriftelijk (3:15, 3:16 Awb jo 16.23 Ow).
Er dient ook een overleg plaats te vinden met de andere bestuursorganen,
van de zienswijze wordt een verslag gemaakt 3:17 Awb. Ook moet het
bestuursorgaan bij de visie omschrijven hoe burgers, bedrijven,
maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding
zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij geldt voor de
gemeentelijke en provinciale omgevingsvisie de aanvullende eis dat moet
worden aangegeven hoe toepassing is gegeven aan het decentrale
participatiebeleid 10,7 lid 2 Ob.
Vaststelling
Na de terinzagelegging is het aan het bestuursorgaan om de
omgevingsvisie definitief vast te stellen. In de Ow is geen beslistermijn
opgenomen.
Bekendmaking
Art. 16,77b Ow verklaart art. 3:42 Awb van overeenkomstige toepassing
op de bekendmaking van de omgevingsvisie. 3:42 Awb verwijst op zijn
beurt weer naar hoofdstuk 5 en 6 Bekendmakingswet.
Omdat bij de totstandkoming van een omgevingsvisie de uniforme
openbare voorbereidingsprocedure wordt toegepast, gaan wij ervan uit dat
met de bekendmaking van de omgevingsvisie deze ook ter inzage moet
worden gelegd 3:44 lid 2 Awb. Degene die hun zienswijze hebben
ingediend krijgen een bericht dat de omgevingsvisie is bekendgemaakt
3:43 lid 1 Awb.
Inwerkingtreding
De Ow bepaalt niks over de inwerkingtreding, er mag vanuit gegaan
worden dat de omgevingsvisie volgens de hoofdregels van het
Bestuursrecht direct met de bekendmaking in werking treedt