Leerdoelen week 1: De taakopvatting van de strafrechtadvocaat
De student kent art. 10a Advocatenwet;
Lid 1.
In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt.
Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:
a. onafhankelijk ten opzichte van zijn cliënt, derden en de zaken waarin hij als zodanig optreedt;
b. partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt;
c. deskundig en kan hij beschikken over voldoende kennis en vaardigheden;
d. integer en onthoudt hij zich van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt; en
e. vertrouwenspersoon en neemt hij geheimhouding in acht binnen de door de wet en het recht gestelde
grenzen.
Lid 2.
De algemene raad en de raden van de orden in de arrondissementen bevorderen in het belang van een goede
rechtsbedeling een behoorlijke uitoefening van de praktijk en nemen alle maatregelen die daaraan kunnen
bijdragen. Zij komen op voor de rechten en belangen van de advocaten en vervullen de taken die hun bij
verordening zijn opgedragen.
De student kan de kernwaarden van de advocatuur benoemen;
Partijdigheid: de advocaat laat zich in zijn praktijkuitoefening enkel leiden door het belang van zijn
cliënt. Is noodzakelijk om een vertrouwensrelatie met de cliënt op te kunnen bouwen.
Onafhankelijkheid: de advocaat dient zich onafhankelijk op te stellen tegenover de overheid, de
rechter en derden (externe onafhankelijkheid) en dient ook onafhankelijk te zijn van zijn cliënt
(interne onafhankelijkheid).
Vertrouwelijkheid: cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat alles wat hij aan zijn advocaat vertelt
tussen hen blijft en de advocaat kan zijn werk alleen goed doen, als hij alle informatie krijgt van een
cliënt die relevant is voor het behartigen van diens belangen.
Integriteit: de advocaat staat boven de zaak, gaat belangenverstrengeling tegen en kan zich
verantwoorden voor zijn keuzes gegeven zijn rol binnen de rechtsorde.
Deskundigheid: de advocaat is deskundig.
Publieke belang: de advocaat is zich bewust van de noodzaak dat in de samenleving vertrouwen
bestaat in de advocatuur.
De student kan de wettelijke opdracht aan de advocaat benoemen;
De taak van een advocaat is het verlenen van rechtsbijstand. De advocaat verleent bijstand aan de verdachte.
De advocaat draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak (Gedragsregels 2018,
regel 14) en het staat hem niet vrij de verdediging te voeren op een wijze die strijdig is met de wil van de
verdachte (regel 15 Statuut). Uit vaste tuchtrechtspraak blijkt echter dat de advocaat geen proceshandelingen
hoeft te verrichten die hij zinloos acht. De advocaat heeft vooral een adviserende rol en voorziet zijn cliënt van
relevante juridische informatie, zodat de cliënt weloverwogen zijn procespositie kan bepalen.
De ratio van rechtsbijstand ligt in de belofte dat de raadsman ten behoeve van de verdachte een meerwaarde
heeft in de verdediging en op die manier bijdraagt aan een eerlijk proces en, in voorkomende gevallen aan de
waarheidsvinding. Dit sluit aan bij het normatieve uitgangspunt dat binnen de verdediging de verdachte, als
mondige deelnemer aan het strafproces, dominus litis is. Alles wat de raadsman doet, doet hij niet alleen in het
belang van zijn cliënt, maar ook in diens opdracht (Volgens Prakken en Spronken). In verreweg de meeste
zaken bepaalt de raadsman echter de koers van de verdediging en verwacht de verdachte ook niet anders. Veel
verdachten beschikken namelijk niet over de capaciteiten om een goede verdedigingsstrategie te bepalen. Het
is de taak van de raadsman te laten zien dat hij daadwerkelijk een meerwaarde voor de verdediging is door dat
tekort van de verdachte te compenseren.
De student kan uitleggen wat de daaruit voortvloeiende verhouding tot en verplichtingen jegens cliënt zijn;
De advocaat dient zich allereerst te houden aan de kernwaarden: partijdigheid, onafhankelijkheid,
vertrouwelijkheid, integriteit, deskundigheid en het publieke belang. De basis voor de relatie tussen advocaat
en cliënt is de vertrouwelijkheid. Om de vertrouwelijkheid te kunnen waarborgen heeft de advocaat een
geheimhoudingsplicht en een verschoningsrecht. De advocaat heeft daarnaast dezelfde relatie met betrekking
tot de waarheid als de verdachte. Het is noodzakelijk voor de partijdigheid dat de advocaat op dezelfde manier
omgaat met de waarheid als de verdachte. De advocaat dient te belichten wat ten voordele van cliënt komt en
niet te spreken over de bewijsstukken die tegen de cliënt zijn. Een advocaat is dus nooit op zoek naar de hele
waarheid, maar alleen naar dat deel van de waarheid dat helpt voor jou cliënt.
, De student kan uitleggen op welke wijze bepalingen uit het wetboek van Strafrecht (geheimhoudingsplicht,
beïnvloeding getuigen, wegmaken bewijsmateriaal/beslagstukken, witwassen) het handelen van de
strafrechtadvocaat aan grenzen binden;
Advocaten dienen zich net als iedereen te houden aan de wet. Zij hebben een geheimhoudingsplicht (art. 10a
AW). In principe is de advocaat ten aanzien van alles waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening
kennisneemt tot geheimhouding verplicht. De geheimhoudingsplicht is echter niet absoluut. De advocaat mag
vertrouwelijk verkregen kennis naar buiten toe gebruiken als is voldaan de volgende drie voorwaarden: 1.
Juiste uitvoering van de aan de advocaat opgedragen taak rechtvaardigt dit; 2. De cliënt heeft daartegen
desgevraagd geen bezwaar; en 3. Het is in overeenstemming met de goede beroepsuitoefening. Daarnaast
geldt de geheimhoudingsplicht niet als een cliënt een procedure tegen de advocaat instelt, omdat de advocaat
zich wel moet kunnen verweren in een procedure.
Een advocaat moet zich onthouden van ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen (Gedragsregels 2018, regel
22). Dit is ook strafbaar gesteld in art. 285a Sr.
De advocaat wordt ook begrensd door art. 189 Sr wat inhoudt dat de advocaat voorwerpen die kunnen dienen
om de waarheid aan de dag te brengen niet mag wegmaken.
De student kan uitleggen op welke wijze de gedragsregels het handelen van de strafrechtadvocaat aan grenzen
binden;
De NOvA heeft de normen van art. 46 AW verder uitgewerkt in de Gedragsregels. Ze zijn niet bindend, maar
bedoeld als richtlijn voor advocaat en de tuchtrechter. Op deze manier kunnen de gedragsregels dus het
handelen van de strafrechtadvocaat aan grenzen binden. Houden zij zich namelijk niet aan de gedragsregels
dan kunnen zij onderworpen worden aan het tuchtrecht.
De student kan uitleggen wat de relatie is tussen de opdracht van partijdigheid en het leerstuk van
tegenstrijdige belangen;
Partijdigheid houdt in dat de advocaat zich alleen laat leiden door het belang van zijn cliënt. De kernwaarde van
partijdigheid laat daarom niet toe dat de advocaat partijen met tegenstrijdige belangen gelijktijdig bijstaat
(Gedragsregels 2018, regel 15). Van tegenstrijdige belangen is sprake als de ene verdachte de andere belast.
Ook kan het voorkomen dat het door hiërarchische verhoudingen tussen verdachten onderling, voor sommige
niet mogelijk is hun procespositie in vrijheid te bepalen (bijv. de situatie waarin de ene verdachte zich opoffert
voor de ander). Ook eigen belang kan strijdig zijn met dat van cliënt (zie gedragsregel 5). Partijdige
belangenbehartiging staat bijstand aan medeverdachten niet per definitie in de weg, want belangen van
medeverdachten hoeven niet altijd tegenstrijdig te zijn. Soms zijn medeverdachten juist gebaat bij
gezamenlijke verdediging. De verantwoordelijkheid om te bepalen of sprake is van tegenstrijdige belangen ligt
bij de advocaat en de verdachten en niet bij de politie, OM of rechter. Als de advocaat van mening is dat er
geen tegenstrijdige belangen zijn en alle betrokkenen bijstand wensen, doet hij er verstandig aan om de
voorwaarden van zijn rechtsbijstand schriftelijk aan alle verdachten mede te delen. Het HvD heeft in 1999 in
dat kader bepaalt dat indien bij een gezamenlijke verdediging informatie naar boven komt die gunstig is voor
de ene verdachte, maar belastend voor de andere, de cliënt degene is die bepaalt wat met deze informatie
wordt gedaan (cliënt is dominus litus). De advocaat dient verdachte hierbij te adviseren, waarbij wordt
verwacht dat hij kritisch de situatie beoordeelt. Ook is het verstandig om alle verdachten een verklaring te laten
tekenen, waarin staat dat ze akkoord gaan met gezamenlijke verdediging (Statuut, toelichting regel 11). In het
geval van een belangenconflict moet de advocaat zich uit alle zaken terugtrekken (Gedragsregels 2018, regel
15 lid 2).
De student kan het Statuut voor de raadsman in strafzaken duiden, en kan beschrijven wat de wettelijke status
van dat Statuut is.
Het Statuut voor de Raadsman in Strafzaken is vastgesteld door de Nederlandse Vereniging voor
Strafrechtadvocaten (NSVA). In het Statuut wordt uiteengezet binnen welk normatief kader de
strafrechtadvocaat zijn praktijk dient uit te oefenen en wat nodig is voor een effectieve verdediging. Veel van
de Gedragsregels komen in het Statuut terug met een op de praktijk toegespitste toelichting. Bijzonder aan het
Statuut is dat het niet een enkele interne functie binnen de strafrechtadvocatuur heeft (verplichtingen/
gedragscode strafrechtadvocaat, Deel A), maar ook een externe functie (schetst benodigde bevoegdheden voor
het voeren van een effectieve verdediging en garanties die de overheid moet bieden om dit mogelijk te maken,
Deel B). Het Statuut heeft géén formele status en is ook niét bindend, maar de tuchtrechter kan bij de
beoordeling van een individuele zaak zich wel baseren op het Statuut.
Leerdoelen week 2: De organisatorische kaders
De student kan benoemen welke onderwerpen in de Advocatenwet worden geregeld;
- De inschrijving en beëdiging van de advocaten; van het tableau §1;