Inhoud Overal Natuurkunde Samenvatting
Hoofdstuk 1 Beweging in beeld 4
Paragraaf 1 Bewegingen vastleggen 4
Paragraaf 2 Snelheidsgrafieken 4
Paragraaf 3 Versnellen 5
Paragraaf 4 Wiskundig gereedschap 5
Paragraaf 5 Grootheden en eenheden 6
Hoofdstuk 2 Elektriciteit 6
Paragraaf 1 Lading en stroom 7
Paragraaf 2 Spanning 7
Paragraaf 3 Weerstand en geleidbaarheid 8
Paragraaf 4 Serieschakelingen en parallelschakelingen 9
Paragraaf 5 Combinatieschakelingen 10
Paragraaf 6 Energie, vermogen, rendement 11
Hoofdstuk 3 Kracht en beweging 12
Paragraaf 1 Soorten krachten 12
Paragraaf 2 Krachten samenstellen en ontbinden 13
Paragraaf 3 Kracht en beweging 14
Paragraaf 4 Tweede wet van Newton 14
Paragraaf 5 Arbeid 15
Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen 17
Paragraaf 1 Eigenschappen van trillingen 17
Paragraaf 2 Trillingen in diagrammen en formules 17
Paragraaf 3 Demping en resonantie 18
Paragraaf 4 Cirkelbewegingen 19
Hoofdstuk 5 Straling 20
Paragraaf 1 Straling en bronnen 20
Paragraaf 2 Atomen en verval 21
Paragraaf 3 Ioniserende werking en doordringend vermogen 22
Paragraaf 4 Activiteit en halveringstijd 22
Paragraaf 5 Effecten van straling 23
Hoofdstuk 6 Energie en beweging 25
Paragraaf 1 Energie omzetten en overdragen 25
Paragraaf 2 Mechanische energiesoorten 26
Paragraaf 3 Wet van behoud van energie 26
Paragraaf 4 Energie door verbranding 27
Paragraaf 5 Vermogen en rendement 28
Paragraaf 6 Duurzaam energie opwekken 28
Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen 29
Paragraaf 1 Fasen en dichtheid 29
Paragraaf 2 Warmte 30
Paragraaf 3 Warmtetransport 31
, Paragraaf 4 Elektrische geleiding 31
Paragraaf 5 Vervorming 32
Hoofdstuk 8 Hemelmechanica 34
Paragraaf 1 Gravitatie 34
Paragraaf 2 Banen in een gravitatieveld 35
Paragraaf 3 Gravitatie-energie 35
Paragraaf 4 Toepassingen in de ruimtevaart 36
Hoofdstuk 9 Golven 38
Paragraaf 1 Lopende golven 38
Paragraaf 2 Golven in diagrammen 39
Paragraaf 3 Informatieoverdracht 39
Paragraaf 4 Staande golven 40
Paragraaf 5 Muziekinstrumenten 41
Hoofdstuk 10 Medische beeldvorming 43
Paragraaf 1 Elektromagnetische straling 43
Paragraaf 2 Straling uit kernen 44
Paragraaf 3 Beelden door stralingsabsorptie 45
Paragraaf 4 MRI 45
Paragraaf 5 Medische beelden 47
Hoofdstuk 11 Astrofysica 48
Paragraaf 1 Straling van sterren 48
Paragraaf 2 Samenstelling van sterren 49
Paragraaf 3 Snelheid van sterren 51
Paragraaf 4 Temperatuur van sterren 52
Paragraaf 5 Classificatie van sterren 53
Hoofdstuk 12 Elektrische velden 55
Paragraaf 1 Elektrische kracht en lading 55
Paragraaf 2 Elektrisch veld 55
Paragraaf 3 Elektrische energie en spanning 56
Hoofdstuk 13 Magnetische velden 58
Paragraaf 1 Magnetisme 58
Paragraaf 2 Magnetische krachtwerking 59
Paragraaf 3 Geladen deeltjes in een magnetisch veld 60
Paragraaf 4 Magnetische inductie 61
Hoofdstuk 14 Mechanica in samenhang 63
Paragraaf 1 Samenhang bij bewegingen 63
Paragraaf 2 Krachten in wisselwerking 64
Paragraaf 3 Samenhang bij krachten 64
Paragraaf 4 Impuls en behoudswetten 65
Paragraaf 5 Samenhang bij energie 66
Hoofdstuk 15 Quantumwereld 68
Paragraaf 1 Licht: golven of deeltjes? 68
Paragraaf 2 Elektronen: golven of deeltjes? 69
Paragraaf 3 Onbepaaldheid in de natuurkunde? 70
,Paragraaf 4 Gevangen deeltjes 71
Paragraaf 5 Atoommodellen 71
Paragraaf 6 Tunnelende deeltjes 72
,Hoofdstuk 1 Beweging in beeld
Paragraaf 1 Bewegingen vastleggen
Je kunt een (x,t)-diagram maken, met de plaats x in meter (m) en de tijd t in seconde (s).
De plaats is verticaal, de tijd horizontaal. De plaats kun je meten met een meetlint of liniaal,
de tijd met een stopwatch. Bij snellere bewegingen gebruik je een stroboscoop, die korte
lichtflitsen geeft, of een videometing, een serie foto’s met vaste tussenpozen.
Een verandering van plaats is de verplaatsing Δ. Δx = 𝑥2 − 𝑥1 en Δt = 𝑡2 − 𝑡1 .
Voor de afgelegde weg gebruik je s. Als je steeds in dezelfde richting beweegt, is de
afgelegde weg gelijk aan de verplaatsing vanaf het begin. De afgelegde weg is niet gelijk
aan de verplaatsing als de bewegingsrichting verandert of de beweging omkeert van
richting. Een verplaatsing langs een rechte lijn naar rechts is positief, naar links negatief. De
steilheid of helling is een maat voor de snelheid.
De snelheid geef je aan met v en druk je uit in meter per seconde. De gemiddelde snelheid
Δ𝑥
bereken je met 𝑣𝑔𝑒𝑚 = Δ𝑡
of met een (x,t)-grafiek waarin je een verbindingskoorde
tekent, een rechte lijn van begin- naar eindpunt. De steilheid is de gemiddelde snelheid.
Een eenparige beweging is een beweging met constante snelheid. Langs een rechte lijn is
dit een eenparige rechtlijnige beweging. De steilheid van een rechte lijn is gelijk aan de
snelheid. Neem Δt zo groot mogelijk. De verplaatsing bereken je door s = v • t.
De momentane snelheid is de snelheid op één tijdstip t, met symbool 𝑣𝑡 . Om deze
snelheid te bepalen moet je een raaklijn aan de (x,t)-grafiek tekenen bij het tijdstip. De
momentane snelheid is de steilheid. Dit is het nauwkeurigst als je de raaklijn ver doortekent.
Paragraaf 2 Snelheidsgrafieken
In een (v,t)-diagram staat de snelheid van een bewegend voorwerp uit tegen de tijd. De
snelheden kunnen rechtstreeks gemeten zijn of afgeleid uit het (x,t)-diagram door op
verschillende tijdstippen de steilheid van de raaklijn te bepalen.
Bij een eenparige beweging is het (x,t)-diagram een schuine, rechte lijn en het (v,t)-diagram
een horizontale, rechte lijn. De oppervlakte onder de (v,t)-grafiek is gelijk aan de
verplaatsing. Bij een niet eenparige beweging kun je de oppervlakte bepalen door de hokjes
te tellen onder de grafiek of door te vergelijken met een meetkundige figuur waarvan je de
oppervlakte kunt bepalen.
In een (v,t)-diagram kun je de gemiddelde snelheid bepalen door een horizontale lijn op een
hoogte te tekenen waarbij de oppervlakte onder de lijn even groot is als de oppervlakte
onder de grafiek.
, Paragraaf 3 Versnellen
De snelheidsverandering per seconde is de versnelling a in meter per seconde kwadraat.
Δ𝑣
𝑎𝑔𝑒𝑚 = Δ𝑡
Δv is de snelheidstoename in m/s, Δt de tijdsduur in s
De gemiddelde versnelling is gelijk aan de steilheid van de verbindingskoorde in een
(v,t)-grafiek. De versnelling op een bepaald tijdstip (momentane versnelling) is gelijk aan de
steilheid van de raaklijn aan de (v,t)-grafiek op het tijdstip t.
Bij een eenparige beweging neemt de afgelegde afstand gelijkmatig toe. Bij de eenparig
versnelde beweging neemt de snelheid gelijkmatig toe. Bij een eenparig versnelde
beweging is de verplaatsing gelijk aan de oppervlakte van een rechthoek en driehoek
samen, de oppervlakte onder de (v,t)-grafiek. De gemiddelde snelheid is gelijk aan de
snelheid in het midden van dat tijdsinterval. Bij een niet eenparig versnelde beweging moet
je om de grootte van de versnelling op een bepaald tijdstip te weten de steilheid van de
raaklijn aan de (v,t)-grafiek bepalen.
Bij een vertraagde beweging neemt de grootte van de snelheid af en is de versnelling
tegengesteld gericht aan de snelheid. Bij een versnelde beweging zijn de versnelling en de
snelheid gelijk gericht. Bij een eenparig vertraagde beweging neemt de snelheid
gelijkmatig af.
Een valbeweging is een versnelde beweging. Bij een vrije val ondervindt het voorwerp
alleen de zwaartekracht en geen tegenwerkende kracht. Je spreekt ook van een vrije val als
de luchtweerstand zo klein is dat je hem kunt verwaarlozen. De zwaartekracht is de oorzaak
van de valbeweging. Omdat de zwaartekracht op een voorwerp overal op aarde ongeveer
even groot is, is ook de valversnelling ongeveer overal even groot, 9,8 m/s². De
valversnelling verschilt wel op verschillende plaatsen op aarde. Op de maan is de
zwaartekracht kleiner en de valversnelling 1,63 m/s². De valversnelling geef je aan met het
symbool g van gravitatieversnelling. Gravitatiekracht is zwaartekracht.
Een val met luchtweerstand begint als een vrije val (eenparig versnelde beweging) en
eindigt als een eenparige beweging.
Paragraaf 4 Wiskundig gereedschap
De nauwkeurigheid van een meting hangt af van het meetinstrument. Er is altijd sprake van
een meetonzekerheid. Significante cijfers geven de nauwkeurigheid van een meetwaarde
aan. Nullen aan het eind of tussenin tellen mee, nullen vooraan en machten van 10 niet. De
meetonzekerheid is de helft van het laatste significante cijfer. Er zijn drie vuistregels. Voor
vermenigvuldigen, delen, worteltrekken en machtsverheffen heeft de uitkomst evenveel
significante cijfers als het gegeven met het kleinste aantal. Bij optellen en aftrekken geldt het
kleinste aantal decimalen. Tussenresultaten rond je niet af.
Zowel voorvoegsels als de machten van 10 tellen niet mee in het aantal significante cijfers.
De wetenschappelijke notatie houdt in dat je de berekende waarde weergeeft met een getal
met één cijfer ongelijk aan nul voor de komma, met daarachter de macht van 10.