uitgebreide samenvatting van alles wat er in de les gezegd is, incl de onderdelen die niet opgenomen zijn. De slides zijn allemaal verwerkt in de samenvatting en aangevuld met relevante informatie en verwerkt tot een leesbare tekst. Ook bevat deze samenvatting voorbeeld examenvragen
PATHOLOGISCHE BIOCHEMIE EN FYSIOLOGIE VAN DE HUISDIEREN
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE INLEIDING – NORMAAL VS PATHOLOGIE
Examen: schriEelijk. Bestaat uit twee delen
• Deel 1: MC deel – toetsen naar kennis en inzicht (35-40) vragen. Slagen, hierna wordt pas het tweede deel nagekeken.
• Deel 2: klinische casus zoals besproken in de les
• Slagen voor beide delen!
WAT IS NORMAAL?
(Eventueel) afwijkende bloedwaarden al`jd koppelen aan de kliniek, symptomen, amnese en therapie. Een waarde die net onder
de referen`ewaarde valt wil niet al`jd gelijk iets (erns`gs) betekenen. Soms zijn ze ook niet relevant bij de symptomen van de
pa`ënt. Zeker zijn dat het bloed wat opgest uurd wordt, ver geleken wordt met de referen`ewaardes van de juiste diersoort!
Binnen een diersoort zijn de referen`ewaardes ook adankelijk van het geslacht (voor specifieke parameters), rassen en de lee#ijd.
Een oude hond/kat heeE een andere nierfunc`e dan een jong dier! Nier/lever func`es zijn zeer leeEijdadankelijk!
Klinisch bioloog is degene die de uitslagen onderzoekt.
Boxplot: geeE de spreiding van de verschillende waardes aan. De ondergrens, bovengrens, mediaan etc. Het eerste, tweede, derde
en vierde kwar`er. De IQR is de afstand tussen kwar`el 1 en 2.
Gezonde popula`e aan individuen en een zieke
popula`e. Hierbij wordt beide glucose afgenomen. De
linkse curve is de gezonde groep, de curve ligt zeer
strak bij elkaar. Bij de zieke individuen is de curve
gespreider en de gemiddelde waarde ligt horen → last
van hyperglycemie.
Een arts zegt bijvoorbeeld alles dat boven de
125mg/dl ligt een hyperglycemie is. Een gezond
persoon heeE toevallig een bloedwaarde van 127
maar behoord nog steeds tot de linker grafiek maar de
arts beoordeeld dit als ziek → vals posi`eve
beslissing! Iemand die gezond is wordt als ziek
aangeduid, dit is een type 1 fout (α) Omgekeerd kan het ook zo zijn, een zieke
pa`ent heeE toevallig een bloedwaarde 120 mg/dl en wordt gezien als een
gezond individu → vals nega`eve beslissing, type 2 fout (β).
1- β = (alles wat onder de rechter curve valt, blauwe markering), = power van de
test. De kans dat een echt ziek dier, door de test als ziek wordt aangeduid. Dit is
de sensi?viteit van een test! Rode lijn naar rechts verschuiven is α verkleinen,
sensi`viteit wordt verhoogd maar let op, de specificiteit van het onderzoek wordt
slechter!
1- α = kans dat een gezond dier, door onze test als gezond wordt aangeduid (gele
markering). Dit is de specificiteit van een test!
Posi?ef voorspellende waarde is de kans dat een posi`ef getest dier echt ziek is.
Nega?ef voorspellende waarde is de kans dat een nega`ef getest dier ook echt gezond is.
Kans op dat je een fout maakt verkleinen: andere testen uitvoeren die het zouden kunnen uitsluiten/aantonen. Zoals bij glucose
ook nog insuline testen. Ook kan er getest worden over meerdere intervallen om zeker te weten dat de glucose bijvoorbeeld niet
verhoogd was door stress (Gluconeogenese wordt gestart bij stress). Ook nagaan of het toestel wel goed is, goed gekalibreerd?
Overleg met een ervaren collega, wellicht is het een border collie waarbij vaker gezien wordt dat glucose verhoogd is bij stress.
hmps://www.youtube.com/watch?v=QqgJHryKOSU = leerstof!
1
,PRECISIE VAN DE METING
Waarde/resultaat van het toestel inschamen. Dit kunnen we gaan bepalen door de CV te bepalen (coëfficiënt of varia`on).
Is een meetresultaat wel het echte resultaat? CV = SD/gemiddelde
Herhaalbaarheid van de test op hetzelfde staal, dus meerdere keer eenzelfde bloedstolsel analyseren.
• Intra assay CV (binnen): neem 10 stalen en ontdubbel elk staal.
Bepaal de SD van de twee me`ngen op elk ontdubbelde stalen.
Bereken de gemiddelde SD van de 10 bekomen SDs en deel door
het algemeen gemiddelde van alle me`ngen.
• Inter assay CV (tussen): neem 1 staal en ontdubbel en doe op elk
ontdubbeld staal 10 me`ngen gespreid op 10 dagen. Bereken de
gemiddelde waarde van elk ontdubbeld staal (10 gemiddelden).
Bereken de SD van de 10 gemiddelden en deel door het
algemeen gemiddelde van alle me`ngen. Gee# het toestel
doorheen verschillende dagen hetzelfde resultaat.
Precisie en accuraatheid: is een meetresultaat wel het echte resultaat?
Het toestel kan wel een hoge herhaalbaarheid hebben maar het resultaat
ligt ver van het juiste resultaat af, de precisie is dus slecht! Er is een lage
CV.
Accuraatheid: hoe groot de afwijking is tussen de gemeten en werkelijke
waarde. Precisie = herhaalbaarheid.
Voorbeeld examenvraag:
Je hebt een accurate test techniek (bloedanalyse apparaat) aangekocht in je dierenartsenprak`jk. Dit betekent dat…
A) Het gemiddelde van de bekomen resultaten van een herhaalde analyse dicht bij de echte (goud standaard) waarde zal liggen.
De gebruikte analysetechniek is dan ‘valide’.
Juist
B) De testresultaten van een herhaalde analyse dicht bij elkaar liggen. De gebruikte analysetechniek is dan betrouwbaar
C) De inter assay CV laag is
D) De type 1 fout laag zal zijn
DIAGNOSE
Wanneer je bij een dier komt als dierenarts begin je op 0. Opbasis van de het signalement, anamnese, algemene indruk, algemeen
onderzoek, specifiek onderzoek en een reac`e op een therapie wordt een diagnose gesteld. Een diagnose stel je om een gerichte
therapie te kunnen starten, door deze therapie moet normaal gezien het dier van abnormaal terug naar normaal gaan. Pa`ënt
moet dus ook opgevolgd worden, is er een reac`e op de therapie? Op deze manier wordt de originele diagnose beves`gd.
Casus: een melkkoe gaat kort na kalving door de poten (, parese. Voelt koud. Mogelijke DD: hypocalcemie. We kunnen
bloedonderzoek doen maar dit duurt te lang. Daarom wordt er obv je mogelijke diagnose behandeld en wordt er IV Ca²⁺
toegediend. Binnen 30 minuten zal de koe zich weer beter voelen. Dit is diagnos?sche therapie. Dystoci, n. Obturatorius
beschadiging zou ook nog een mogelijke diagnose zijn maar heeE toch wel andere symptomen. Tevens zou een bloeding ook de
oorzaak kunnen zijn, maar hierbij zien we dus ook bleke mucosae en uier. Opgelet; twee diagnosen zijn ook mogelijk!
Casus: bij neonaten is het glucosemetabolisme is nog niet zo sterk, kunnen zeer snel bij tekorten in hypoglycemie gaan →
neurologische symptomen (trillen, syncope, ogen wegdraaien). Bij zo’n pa`ënt wordt niet eerst onderzoeken uitgevoerd maar
opnieuw via diagnos`sche therapie glucose toegediend.
Vergeet de belangrijke eerste indruk niet! Wat probeert het dier jou te vertellen. KIJK eerst uitvoerig voor je het dier benadert!
2
,Tabel is te kennen!
Bij een diagnose
1. Is er belang van een gedegen:
• Klinisch onderzoek
• Dierobserva`e
• Specifiek onderzoek (bv bloedonderzoek → pathofysio)
• Meten, vergelijken, weten
2. Een goede opvolging van de pa`ent
• Observa`e, meten
Opgelet: primaire oorzaak vs. Secundaire pathologie vs. Symptomen! Bijvoorbeeld, asci`s is een symptoom maar niet de diagnose!
De diagnose is bijvoorbeeld leverfalen.
Belang van een goede differen`aaldiagnose, lijst van ziekten die passen bij bepaalde symptomen. Bijvoorbeeld bij een Downer
Cow, Differen`aal diagnos`sch (DDx) kunnen de symptomen van een ook passen bij de volgende x ziekten.
KLINISCH REDENEREN
• Heel belangrijke discipline
• Verhoogt de kans op een juiste diagnose en behandeling
• Verbetert de communica`e met de pa`ënt
• Gebaseerd op:
o Uitvoerig kennis van de arts
o Ervaringen van de arts
o Symptomen, gedragingen bij het dier
o Informa`e aangeleverd door de eigenaar
3
, Valkuilen:
1. Availability: je baseert je diagnos`sch redeneren alleen op recente ervaringen. Recent veel een diagnose gesteld dus je
gaat er maar weer vanuit dat het hier hetzelfde is.
2. Anchoring: je beperkt je diagnosestelling maar tot 1 specifieke redenering terwijl andere belangrijke pistes niet worden
aangeraakt
3. Confirma`on: alleen posi`eve cases blijven je bij
4. Vroeg tevreden: je breekt vroeg`jdig je diagnose zoektocht af omdat je al voldaan en tevreden bent over het bereikte
resultaat
5. De val van het “lage-voorkomen”: een ziekte of aandoening die slechts zelden voorkomt, wordt niet in overweging
genomen bij het stellen van een diagnose
6. De val van het “achteraf gelijk”: de evalua`e van een diagnosestelling moet gebeuren op basis van de informa`e die er
toen (op het moment van het stellen van de diagnose) voorhanden was.
• Prevalen`e: naar een groep dieren kijken, hoeveel zieke dieren zijn er nu
• Inciden`e: doorheen de `jd (bv. Een jaar) hoeveel dieren er ziek worden in een popula`e.
• Mortaliteit: hoeveel dieren sterE
• Moribiditeit: hoeveel dieren ziek worden
HOOFSTUK 2. WATERHUISHOUDING
ALGEMENE INLEIDING
DM (inleiding maar komt later nog terug). De nier perst zo veel mogelijk door de glomerulus heen om vervolgens zelf controle te
hebben t.h.v. de proximale tubulus. Glucose wordt dan terug het bloed terug in getrokken. Het enige wat niet gefilterd kan worden
zijn grote eiwimen, kleine eiwimen zoals albumine worden wel gefilterd. Bij DM wordt de maximale reabsorp`e van glucose bereikt,
dit is de glucose nierdrempel. Glucose gaat ervoor zorgen dat er meer water aangetrokken wordt in de tubulus waardoor er een
verhoogde diurese is (PU/PD). De nier doet het nog perfect maar kan het niet meer bijhouden, tevens krijg je zoete urine waar
bacteriën tot toe aangetrokken worden. Hypokalemie door te veel vocht uitplassen kan optreden → hartproblemen.
Bij waterhuishouding zien we niet alleen storingen in de waterhuishouding maar ook problemen met de RMP, natrium en K⁺
kanalen. Pomp en kanaal verschil!!! Wordt express fou?ef gebruikt op het examen!
• Water = 60-70 % van een volwassen dier
• Overige 30%: vemen, eiwimen, KOOLHYDRAAT, mineralen, collageen, elas`ne
• Jonge dieren: 80% water
• Meer vet = minder water. Je gaat thermoregulatoir sneller een probleem krijgen bij een warmte temperatuur.
• Water heeE hoge warmtecapaciteit. Vet warmt sneller op dan water, er zijn bij veel vet dus minder calorieën nodig om
warm te worden.
Het grootste deel van het water zit IC (40%).
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper TMdgkstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,06. Je zit daarna nergens aan vast.
