Hoorcollege aantekeningen Niet-westerse filosofie
Inhoudsopgave
Hoorcollege 2..................................................................................................................................... 1
Samenvatting................................................................................................................................. 4
Hoorcollege 3..................................................................................................................................... 7
Hoorcollege 4..................................................................................................................................... 9
Hoorcollege 5................................................................................................................................... 13
Hoorcollege 6................................................................................................................................... 16
Hoorcollege 2
Bij Hegel staat het concept van Geist centraal, het menselijke bewustzijn. Die Geist
ontwikkelt zich in de richting van de vrijheid, door middel van vervreemding en verzoening
(dialectische manier). Vervreemding doordat bewustzijn zijn eigen creaties niet erkent als van
zichzelf afkomstig. Hegel is extreem eurocentrisch. De Geist gaat voornamelijk over de
volksgeist (nationaal dan wel Europees bewustzijn). De vraag is dan hoe het met de rest van
de wereld zit. Hij was de laatste grote filosoof die nog naar niet-westerse filosofie kijkt. Hij
keek bijvoorbeeld naar de Bhagavad Gita, omdat die eerder besproken werd als een mooi
voorbeeld van niet-westerse deontologische ethiek. Hegels argument is dat er geen echte
ethiek te vinden is daarin, omdat er geen autonoom denken is omdat die te veel gestrikt is in
religie. Filosofie moet dus autonoom denken bevatten volgens hem. Ander kenmerk is dat hij
de Chinese en Indiase samenleving als stagnerend opvat. De Geist heeft zich daar wel
ontwikkeld, maar is opgehouden zich te ontwikkelen. Volkeren in Afrika zouden volgens hem
überhaupt geen geschiedenis kennen: dus zonder verandering en zonder bewustzijn van
verandering. Dat maakt dat hij met zijn rechtsfilosofie zegt: deze volkeren moeten de
geschiedenis is gebracht worden, en dat kan enkel door volkeren die zelf geschiedenis hebben.
Hegel staat dus koloniale hegemonie toe. Lees Kimmerle.
Als Hegel zo’n nare man was, waarom bespreken we hem dan. Dat is omdat hij aan
het begin van de academische filosofie staat. Daar stond het concept Bildung centraal:
algemene, intellectuele en morele vorming verbonden met academische vrijheid. De
universiteiten werden dus niet langer meer aangestuurd door de overheid, maar de docenten
mochten zelf kiezen. Zodoende dat er voor het eerst een leerstoel filosofie bestond. De eerste
filosoof die op die leerstoel kwam, was Hegel. Dit model is in en buiten Europa verspreid,
met wat filosofie inhoudt. Niet langer een manier van leven, hulpdienst voor theologie, maar
een eigen discipline. Vervolgens werd er een onderscheid gemaakt tussen
academische/speculatieve filosofie en popularphilosophie. Dat laatste is een brede vorm van
maatschappijkritiek. De academische filosofie was daarmee vooral weggelegd voor de elite.
Ook werd er onderscheid gemaakt tussen filosofie en filologie. Studies naar niet-westerse
tradities vallen dan onder filologie, waarbij teksten met een filologische methode worden
geanalyseerd en dus niet met een filosofische methode. Daardoor krijg je het onderscheid:
westerse filosofie en oosterse wijsheid (India, China). Filosofie is per definitie westers en
daarbij komt het idee dat oosterse wijsheid voor het moderne denken niet van belang is. Een
nog ander onderscheid tussen de twee is dat oosterse wijsheid meer als een levenswijze werd
beschouwd, terwijl de westerse filosofie vanaf de 19e eeuw minder verbonden was met religie
en een scholastieke methode kreeg. Tegelijkertijd ontstaat een nieuw verschijnsel: gedreven
door nationaalsocialisme, een idee dat een volk door zijn taal gedefinieerd wordt, het hele
volk soeverein is, en recht heeft op onderwijs. Hierdoor kwam ook het idee van de plicht van
1
,het onderwijs op. Hierdoor wordt de filosofie reëel voor meerdere groepen mensen en dat
heeft politieke gevolgen.
Dat blijkt ook in Rusland grote gevolgen te hebben gehad. Rusland wijkt een beetje af
van westerse filosofie. Dit komt als volgt: in de 16e eeuw was er een tsarendom met Ivar de
Verschrikkelijke die opkeken naar het khanaat van Kazan en allerlei dingen van hun cultuur
overnamen. Daarin zaten ook Arabische, islamitische namen bij die zij dan overnamen. Dat
duurde tot de 18e eeuw, toen Rusland voor het eerst een imperium werd. Rusland breide zich
uit en verwoeste het Pools-Litouws Gemenebest. Bovendien creëerde het een
vestegingsgebied, wat het nazisme de hand in werkte. Joden mochten zich in een bepaald
gebied vestigen en bij wet verboden was dat ze zich ergens anders vestigden. Na de 14e eeuw
vestigde de Joden zich daar, omdat ze verdreven werden uit westerse en centrale gebieden van
Europa. Dit omdat ze de schuld kregen van de pest. In de 18e eeuw werd Rusland ook wel het
derde Rome genoemd, omdat ze het orthodoxe patriarchaat hadden. Hierdoor ontwikkelde de
Slavische vorm van christelijke orthodoxie zich. Deze bracht een aparte vorm van
spiritualiteit met zich mee, die voor katholieken en protestanten eigenlijk onbegrijpelijk is. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit literatuur zoals de heilige dwaas of de idioot. Dat laatste roman gaat
over een epileptische die een volmaakt leven probeert te leiden. Hij lijkt enigszins op Jezus,
maar tegelijkertijd is hij een idioot “omdat hij een geestesziekte heeft”. Heilige dwaas is een
terugkerend archetype in de Russische literatuur van die tijd. In de 19e eeuw werd ook daar
universiteiten opgezet, maar zij hadden geen hoogleraren en dus hebben ze die plekken
opgevuld met Duitse hoogleraren. Er kwamen filosofie studenten in opstand (dekabristen) en
als gevolg daarvan besloot de Tsaar filosofie van de universiteit de verbannen als discipline.
Na 1825 kon je daardoor geen filosofie studeren en in die tijd werd Hegel populair. Zo
ontstond daar popularfilosofie. Dit leidde tot belangrijke ideeën, met name over de Geist. Er
zou een Russische volksgeist zijn die wij westerlingen niet begrepen, maar tegelijkertijd was
het idee van de Geist een Europees concept. Na oorlogen rees de vraag of Rusland de kant
van het westen op moest (verwesteraars), of bij hun Slavische kant moesten blijven
(slavofielen). De slavofielen kwamen met het panslavisme: het idee dat alle Slavische landen
één volk is, met verschillende dialecten van dezelfde taal. Dit idee was niet geheel origineel:
de Germanen en de Grieken kenden dit idee ook. Tot en met 1848 waren het vooral westelijke
Slavische activisten die dit idee verkondigden. Na het falen van de liberale revolutie van 1848
kwam er een niet liberaal panslavisme, dat verkondigd werd door Bakoenin. Hij was anarchist
en panslavist en in deze tijd kreeg dit panslavisme een Russisch imperialistisch karakter te
krijgen onder de spirituelen en politieke leiding van de Russische tsaar. In de loop van de 19e
eeuw zie je een vestiging van het Pruisische rijk en een machtiger Russisch rijk. Beide waren
anti-Pools en antisemitisch. Ze wilde het Poolse rijk vernietigen, maar dit mislukte. Later zien
we echter wel hoe dit gebied werd getroffen tot en met de 2e wereldoorlog.
In de 19e eeuw werd Rusland ingevallen tegen Napoleon, wat grote gevolgen had
omdat het Russische nationalisme hiermee een impuls kreeg. In deze tijd gaven
hoogopgeleide Russen maatschappijkritiek via bijvoorbeeld romans. Literair werk werd
vanuit een politieke lens gelezen. Je ziet een notie van eurazianisme: Rusland is geen
Europees land maar ook geen Aziatisch land. Voor een westers persoon zou dat niet
bevaarbaar zijn en dat idee kom je tot op heden nog tegen in Russische media. Er was in die
tijd wel sprake van popularfilosofie en dus niet van academische filosofie. Het centrale thema
bij Dostojevski en Tolstoj is het idee van de lijfeigenen, Russische boeren. Stadsintellectuelen
zouden een spirituele identiteit verloren zijn en de boeren hebben die wel behouden
(narodniki). Hierbij ontstaan het idee dat de toekomst bij de boerenbevolking lag. Het idee
van Tolstoj dat je je moet terugtrekken naar het platteland heeft ook Wittgenstein en Gandi
geïnspireerd.
2
, Vanaf de Amerikaanse revolutie, ontstonden er allerlei andere revoluties: de Franse,
burgerlijke revoluties door geheel Europa en vervolgens ook in Rusland in 1917. In de
Amerikaanse grondwet staat religie en staat gescheiden dienen te worden, om zo te
voorkomen dat religie en al te grote impact kan maken. In de Franse revolutie zie het idee van
de volkssoevereiniteit heel erg terug. In de burgerlijke revoluties zie je het liberalisme terug
tegen het absolutisme. In Rusland was de leninistische partijorganisatie belangrijk. Nog
belangrijker was de Haïtiaanse revolutie wegens het revolutionaire denken. James maakte
duidelijk dat slavernij altijd al verschrikkelijk omstreden was. De christelijke evangelischen
speelden een belangrijke rol in het abolitionisme. Al wordt dat vandaag de dag
geproblematiseerd, omdat het tot slaaf gemaakte alsnog dehumaniseert door te stellen dat
omdat ze zo braaf zijn, het verdienen om naar de hemel te gaan. Als mens op zichzelf hebben
ze dan niet zo zeer recht, maar als goede christen wel. In Haïti was er een kastenstelsel met
blanke Fransen aan het hoofd en de gekleurden onderaan. Dit werd goed in stand gehouden
door geweld. Tot slaaf gemaakten ontsnapten en startte een revolutie, met verlichtingsidealen.
De Fransen erkenden de Haïtiaanse republiek, maar ze moesten we schuldgeld moeten betalen
tot 1948. Dit was natuurlijk in strijd met idee van Hegel, die stelde dat de gekleurden zichzelf
niet kunnen bevrijden. Maar zelfs Marx zou het daarmee oneens zijn, omdat het ook een
individuele emancipatie kan zijn, los van volksemancipatie. Een aspect van racisme is dat
seksualiteit daar een onderdeel van maakt. Tot slaaf gemaakten werden dan ook
geseksualiseerd. Er was ook de angst dat blanke vrouwen seksuele verhoudingen zouden
hebben met gekleurde mensen. Dat zie je ook bij moslims vandaag de dag: moslims (als een
soort donkere persoon) die seks hebben met blanke vrouwen is een onderwerp dat veel kan
doen oplaaien. Vluchtelingen worden snel neergezet als verkrachters.
Het eerste pamflet van het communistische pamflet, spreekt over revolutionaire
politiek. Engels en Marx stelde dat de liberale revoluties niet radicaal genoeg waren en
daarom faalden. In plaats daarvan moesten we een proletarische revoluties hebben, want die
andere revoluties kwamen van de bourgeoisie. De klassenstrijd is hierbij de motor van de
geschiedenis, waarin een ambivalentie zit. Marx neemt niet de moeite om klasse te definiëren.
Een klas wordt bepaald door de relatie met de productiemiddelen. Het centrale idee is dat een
kapitalistische Industriële samenleving enorm veel organisatie vereist. De productie is daarbij
met name vooral in privébezit. De verhouding tussen productiekrachten en middelen, maar
ook organisatie en de liberale ideologie van die productie is contradictoir. Daarom zou dit
onvermijdelijk moeten leiden tot een einde van het kapitalisme. In de praktijk is vaak een
politieke organisatie nodig om een revolutie te beginnen, maar dit staat op spanning met de
dialectische processen in die tijd. Centrale vraag is hoe het kapitalisme uit het feodalisme is
ontstaan, én hoe zal een socialistische samenleving uit het kapitalisme ontstaan. Het
kapitalisme zou zijn ontstaan zijn door een zeer gewelddadige Britse toe-eigening van land
door van adels. Land werd een verhandelbaar goed.
Het centrale punt van Bakoenin is dat hij anarchisme presenteerde, maar voor het eerst
met als punt dat de staat als zodanig een vorm van onderdrukking inhoudt. Geweld tegen de
staat is daarom legitiem en filosofisch gerechtvaardigd. Dit was nieuw, zelf voor de Franse
revolutie. Het volk is daarbij de belangrijkste revolutionaire kracht. Hierbij speelt de volksziel
een rol: die kan zichzelf bevrijden van staatsoverheersing. Elke staat kent een vorm van
slavernij en militaire overheersing. Lenin stelt dat de staat uiteindelijk wel uit elkaar moet
vallen, maar daarvoor moet het eerst socialistisch worden. Dit idee kan eigenlijk volgens hem
alleen in gevorderde kapitalistische landen worden ingevoerd, omdat het bij een feodaal land
niet zou werken. Na de revolutie van 1905 zag je dat men via de parlementaire weg de
politiek wilde hervormen, maar Lenin verzette zich hier heel sterk tegen. Hij introduceerde
het idee dat de massa’s spontaniteit geen revolutie kan beginnen. Het volk had namelijk nog
geen bewustzijn en om dat te creëren heb je reorganisatie nodig. Dit diende volgens hem te
3