AMA Samenvatting 23 april
Les 1.
Kosten zijn alle middelen die opgeofferd worden om een goed of dienst te maken.
Cost objects zijn product, project, klant, activiteit, afdeling. Dus waar de kosten bij horen, dat zijn de
cost objects.
Kosten kun je indelen in indirecte en directe kosten.
- Directe kosten kun je toewijzen aan een cost object.
- Indirecte kosten zijn niet direct toe te wijzen. Dit is een probleem, want je kunt niet meteen
zien bij wie ze horen. Hoe je dat moet berekenen, dat cost allocation, komt nog.
Ook kun je het indelen naar constante en variabele kosten.
- Constante kosten zijn vast. Deze zijn afhankelijk van de grootte van je bedrijf, dus je gekozen
productiecapaciteit. Constante kosten zijn niet altijd gelijk, het kan als een soort trap
omhooggaan. Ze zijn constant binnen een bepaalde rang, je relevant range. Als de capaciteit
omhoog moet, gaan ook de constante kosten omhoog.
- Variabele kosten zijn afhankelijk van de productieomvang.
Cost drivers is iets dat de hoogte van de kosten beïnvloed/bepaald. Vaak is dat de afzet. Aantal
mensen in dienst, opleidingsniveau. Als er een relatie is tussen een activiteit en de totale kosten of
het volume, dan is die activiteit de cost driver.
Verschillende economische sectoren:
Industriele sector (manufacturing), handelssector (merchandising) en dienstensector (service).
Bij AMA kijken we naar de industriele sector.
Dan kijken we naar de fabricagekosten, manufacturing costs.
Prime costs: Directe materiaalkosten, directe arbeidskosten.
Conversion costs: indirecte fabricagekosten.
Wanneer zijn voorraden kosten?
- Direct material inventory: nog niet begonnen met produceren. De voorraad heeft al wel
waarde, dus op de balans. Dit zijn nog losse grondstoffen. Hier is de voorraadwaarde het
laagste
- Work-in-progress inventory: Halffabricaten, de productie is nog niet klaar. Hier is de waarde
hoger, want je hebt waarde toegevoegd toen je er een halffabricaat van ging maken.
- Finished goods inventory: Dan is het product klaar en die eindproducten moeten opgeslagen
worden. De voorraden zijn activa/bezit. Tegen de waarde van de fabricagekosten en niet de
verkoopprijs.
Als je voor €1000 aan grondstoffen betaald en €500 in de arbeid, heb je nog geen kosten gemaakt.
Want je krijgt waarde terug. Je krijgt er arbeid en grondstoffen voor terug. Een soort “mini-
investering”. Je hebt er wel geld voor uit moeten geven, maar geen kosten gemaakt.
Op het moment dat je de goederen gaat verkopen, dan worden de fabricagekosten kosten. Dit
noemen we ook wel inventoriable costs. Je krijgt daarna wel geld terug, de verkoopprijs. Dan
worden het opbrengsten. Het worden ook wel costs of goods sold genoemd. Uitgaven die pas
kosten worden op het moment dat de producten worden verkocht.
Period costs zijn kosten die optreden in een periode en niet direct afhankelijk zijn van het aantal
verkochte producten. Alle loonkosten die niks te maken hebben met de fabricage van het product,
,vallen hier onder. Als loonkosten wel waarde toevoegen aan de productie van het product, is het een
cost of goods sold, dus een fabricagemedewerker.
Uitgave is cash expense.
Winst heet income.
De winst kun je dan berekenen:
Bij AMA gaan we vooral kijken naar de kostprijs van de omzet. Hoe we dat dus gaan berekenen.
In de powerpoint staan linkjes naar video’s voor deze stof.
Les 2.
Kosten correct inschatten, dus hoe gedragen de kosten zich. Hoe verloopt die lijn. Welke kosten
komen erbij, waar is het afhankelijk van. Dan kun je kijken naar de toekomst.
Aanname bij het inschatten van het kostenverloop:
- Veranderingen van de cost driver hebben invloed op totale kosten.
- Kosten gedragen zich lineair binnen de relevant range.
Relevant range is het gebied waar jij normaal gezien werkt. Dus als je normaal tussen 10.000 en
15.000 goederen produceert, en er komt ineens een bestelling van 20.000 producten, dan zijn je
kosten dus ook buiten de relevant range. Je maakt overuren.
Lineair formule opstellen:
Y = Ax + B
Bij elke 2 opzij, gaat de lijn 6 omhoog. Je deelt de verticale verandering door de horizontale
verandering. Y/X
Y = 3x + 4
3x is de rico/richtingscoëfficiënt/heffing.
X heeft invloed op Y. X is onafhankelijk, dit is de independent.
Y is de afhankelijke variabele, dependent.
, X is de cost driver. Want die bepaald de hoogte van je Y.
Oorzakelijk verband is dat y (dus je kosten) alleen maar veranderen door je X, door je cost driver. Als
er een duidelijke relatie zit tussen Y en X. Maar dat is niet in ieder verband zo.
Dus niet elk verband (correlation), is een oorzakelijk verband (causation). Er kan best een verband
zijn tussen 2 dingen, maar dat betekend niet dat het oorzakelijk is. Dat is een kwestie van logisch
nadenken.
Voorbeeld: Er zit een verband tussen inkomen en ziekte, maar het is niet zo dat als ik een hoger
verband heb ik minder ziek wordt. Dus is het verband niet oorzakelijk.
Cost estimation costs
- Industrial Engineering Method:
Veel gebruikt bij industriële bedrijven. Wat is het fysieke verband tussen de kosten van input
en output.
Voordeel is dat het een grondige en gedetailleerde methode is, maar het is nadelig als het
om indirecte kosten gaat.
- Conference Method:
Alle afdelingen gaan met elkaar in gesprek om die verbanden te bespreken. Wat heeft de ene
afdeling nou te maken met de ander, wat ervaren we.
Stimuleert enorm de samenwerking tussen bedrijven, maar is vrij subjectief.
- Quantitative Analysis Method:
Met wiskundige analyse een kostenfunctie oplossen.
Quantitative Analysis Method:
2 soorten:
1. Highlow methode;
We nemen het hoogste punt en het laagste punt, en daar trekken we een lijn doorheen.
Belangrijk: is dat je kijkt naar de X as!!! (Dit is je cost driver) Dus de low is op het laagste punt op je X-
as. Als een kosten op de Y-as lager is dan de eerste X, dan nog pak je die eerste X.
Stel:
Hoogste punt is (96,1456) en laagste punt is (46,710). Formule is dan (1456-710) / (96-46) = 14,92.
Y = ax + b
1456 = 14,92 * 96 + b
B = 23,68
Dus: Y = 14,92x + 23,68
Wat is de betekenis van de constante? Kosten zijn alleen constant binnen de relevant range (denk
aan die trap!!!) Die 23,68 betekend dus helemaal niks. Het is alleen maar een getal die het verband
weer geeft tussen X en Y. Het zijn NIET je constante kosten!!!
“Dit is lekker punten scoren op je tentamen”, zegt meneer Heuft.
Nadelen:
Niet altijd nauwkeurig
Als de hoogste een hele rare waarde heeft, komt er een slechte formule uit.
2. Regressieanalyse
Bij welk verband (welke ‘lijn’) is het verschil tussen de waargenomen punten en de lijn het kleinst? Je
gaat opzoek naar de perfecte lijn.
Waar de som minimaal is som residual terms is minimaal.
Dit kun je lekker in Excel doen. Heuft raad aan om dit even een paar keer te doen. In de PowerPoint
staat hoe het moet. Tentamen is schriftelijk…. Maar er komen hier wel theorievragen over.