100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Vennootschapsbelasting literatuur cursus belastingrecht van hoorcolleges 1 t/m 8 €11,16
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Vennootschapsbelasting literatuur cursus belastingrecht van hoorcolleges 1 t/m 8

 10 keer bekeken  1 keer verkocht

Deze samenvatting bevat de verplichte literatuur van de cursus belastingrecht (vennootschapsbelasting) behorend bij de eerste 8 hoorcolleges (zie studiewijzer 2024/2025 van het vak vpb voor de precieze hoofdstukken). De samenvatting is in het Nederlands. Soms wordt er in de samenvatting verwezen na...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 122  pagina's

  • Nee
  • Verplichte hoofdstukken behorend bij de eerste 8 hoorcolleges
  • 31 december 2024
  • 122
  • 2024/2025
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
lauravanbeek3
Samenvatting literatuur vennootschapsbelasting

Week 1
Hoofdstuk 0

De vennootschapsbelasting (Vpb.) wordt geheven op grond van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB 1969). Zij kan worden aangeduid als een jaarlijkse, bij
wijze van aanslag geheven, directe belasting van de winsten van lichamen. Het woord
‘lichamen’ is de verzamelnaam voor de onder de Wet VPB 1969 vallende belastingsubjecten, te
weten de in art. 2 en 3 Wet VPB 1969 opgesomde rechtspersonen en andere entiteiten.
Zie art. 22 Wet VPB 1969 voor de tariefstructuur.
Sommige vennootschappen (zoals personenvennootschappen) hebben als zodanig niets met de
Vpb. van doen. Anderzijds zijn er diverse lichamen die civielrechtelijk geen ‘vennootschap’ zijn
(zoals de cooperatie en owm) maar die toch als zodanig onder de heffing van de Vpb. vallen.
Het budgettaire belang van de Vpb. mag niet worden onderschat. Het overgrote deel van de
budgettaire Vpb. opbrengst is afkomstig van de winsten behaald door nv’s en bv’s met beperkte
aansprakelijkheid.
De NV casu quo de BV wordt volgens het Nederlandse belastingrecht zelfstandig belast op basis
van haar jaarlijkse winst. Deze winst wordt ingevolge art. 8 lid 1 Wet VPB 1969 opgevat en
bepaald volgens de regels die gelden voor de winstbepaling voor de IB. Daarnaast kent de Wet
VPB 1969 op het punt van de winstberekening nog een aantal specifieke afwijkingen ten
opzichte van de IB.
Globaal komt de totale winstbepaling van lichamen erop neer dat alles wat volgens art. 3.8 Wet
IB 2001 tot de totale winst uit onderneming behoort eveneens deel uitmaakt van de belastbare
grondslag voor de Vpb. onder aftrek van op zakelijke wijze bepaalde winstaandelen die als
vergoeding gelden voor prestaties jegens het lichaam, maar met uitzondering van
winstuitdelingen wegens prestaties door aandeelhouders als zodanig.
 Natuurlijke personen zijn gerechtigd tot de winst en het vermogen van het lichaam.
Toegespitst op de NV/BV houdt dit in dat de aandeelhouders, naast hun deelname in het
vennootschappelijke kapitaal, tevens bepaalde aanspraken hebben op de nog aanwezige
(onverdeelde) winst van het lichaam.
Het stelsel van (economisch) dubbele belastingheffing over uitgekeerde vennootschapswinsten
wordt het klassieke stelsel genoemd.

Bij aanmerkelijkbelanghouders worden winstuitdelingen en andere voordelen uit
aanmerkelijkbelangaandelen sinds 1 januari 1997 belast tegen een relatief laag tarief. Het
relatief lage tarief is gerechtvaardigd omdat aanmerkelijkbelanghouders via hun aandelenbezit
reeds met een heffing Vpb over de met hun aandelenbezit corresponderende
winstgerechtigdheid zijn geconfronteerd.  globale gelijkstelling.
Particuliere aandeelhouders worden als beleggers beschouwd en belast in box 3.
Het klassieke stelsel is onder de Wet IB 2001 nog steeds van toepassing in het uitzonderlijke
geval dat de aandelen tot het ondernemingsvermogen van een natuurlijk persoon worden
gerekend.

,De eigenlijke bestaansreden van de Vpb. als een zelfstandige belastingheffing van lichamen naar
de winst wordt ontleend aan de functie die zij vervult: het treffen van ondernemingswinsten die
als zodanig niet rechtstreeks in de IB worden betrokken. Anders zou er sprake zijn van fiscale
discriminatie. De Vpb is complementair aan de IB. De mogelijke cumulerende werking van de
Vpb met de IB roept problemen en discussies op.

Als een NV/BV een verlengstuk is van aandeelhouders, is de achterliggende gedachte dat een
lichaam als zodanig geen draagkracht heeft, maar slechts de achterliggende natuurlijke
personen. Hiervoor kan ook de fiscale transparantie van het lichaam worden verdedigd. In dat
geval worden de resultaten en het vermogen van het lichaam rechtstreeks aan de
achterliggende natuurlijke personen toegerekend.
Bij de ‘geintegreerde’ of ‘schijnbare’ Vpb wordt de NV/BV weliswaar aan de heffing van Vpb.
onderworpen, maar deze Vpb. wordt dan aangemerkt als een voorheffing op de IB die door de
particuliere aandeelhouders over de door hen genoten dividenduitkeringen is verschuldigd.
De op de ingehouden winst van de NV/BV drukkende Vpb. is weliswaar vooralsnog een ‘echte’
Vpb. maar geen eindheffing omdat, zodra deze inhouden winst later aan de particuliere
aandeelhouders wordt uitgedeeld, voor die aandeelhouders alsnog een
verrekeningsmogelijkheid van deze Vpb. met hun IB ontstaat (verrekeningsstelsel).
 Verrekeningsstelsel werkt bevredigend in nationale verhoudingen, maar het roept in
internationaal verband complicaties op.
De wettelijke uitwerking van het uitgangspunt dat de NV/BV een fiscaal rechtssubject is, heeft
geresulteerd in een stelsel waarbij een zelfstandige heffing van Vpb. over de totale winst van
alle typen van aandelenvennootschappen plaatsvindt, ongeacht de werkelijke mate van hun
economische zelfstandigheid en los van de vraag of de winsten worden gereserveerd dan wel
aan de aandeelhouders worden uitgekeerd. Uitgezonderd is de vrijgestelde beleggingsinstelling
ex art. 6a Wet VPB 1969.

In Nederland heeft steeds een voorkeur voor het klassieke stelsel bestaan. Tegen de invoering
van een verrekeningsstelsel heeft steeds als bezwaar gegolden dat er dan een compenserende
belasting zou moeten worden geheven over de door de NV/BV aan haar aandeelhouders
uitgekeerde dividenden voor zover afkomstig uit (vrijgestelde) buitenlandse winsten.
 Nederland hanteert klassieke stelsel in samenhang met een ruime
deelnemingsvrijstelling, beperkte bronheffingen en een uitgebreid
belastingverdragennet.
 In nationale verhoudingen is het klassieke stelsel onder druk komen te staan.
Met het oog op de ervaren dubbele heffing als gevolg van het klassieke stelsel is met ingang van
1 januari 1997 een fundamentele wijziging van het aanmerkelijkbelangregime in de Wet IB 1964
ingevoerd, waardoor de aan aanmerkelijkbelanghouders uitgedeelde winsten onder een
aanmerkelijkbelangtarief van 25% kwamen te vallen, zie art. 2.12 Wet IB 2001. Dit is in plaats
van progressieve IB tarief. Aanmerkelijkbelangtarief is gebaseerd op een benaderde gelijkstelling
van aanmerkelijkbelanghouders met persoonlijke ondernemers, doordat bij
aanmerkelijkbelanghouders rekening wordt gehouden met het feit dat de aan hen uitgedeelde
winst reeds met Vpb. is belast.

,De vraag rijst ook of de forfaitaire rendementsheffing van box 3 een verdere fundamentele
inbreuk maakt op het klassieke stelsel. Beoogd is om met de rendementsheffing op forfaitaire
wijze het inkomen uit sparen en beleggen, waaronder het inkomen uit aandelenbezit, vast te
stellen, gevolgd door toepassing van een vast tarief (thans 36%). Ook box 3 aandeelhouders is
een aanzienlijke verzachting van het klassieke stelsel ten deel gevallen, omdat het box 3 tarief
van 36% beduidend lager is dan het voor 1 januari 2001 geldende marginale tabeltarief.
Zie effecten van de diverse Vpb. stelsels in schema pagina’s 8 en 9.

Het globale evenwicht houdt in dat de heffingen over de winsten behaald door persoonlijke
ondernemers en van de winsten gerealiseerd door lichamen globaal met elkaar in evenwicht
dienen te zijn. Gegeven het Nederlandse IB systeem, is een globaal evenwicht niet bereikbaar
zonder een heffing van Vpb. over de winst van lichamen.
Beginsel van ‘bevoorrechte verkrijging’ houdt in dat over een bate een speciale belasting mag
worden geheven als de verkrijger ten aanzien van de verkrijging in een bevoorrechte positie
verkeert. Dit beginsel wordt ondersteund door profijtbeginsel, NV’s en BV’s profiteren immers
van voordelen zoals beperking van aansprakelijkheid.
In Scandinavie gebruiken ze bijvoorbeeld een stelsel van duale IB.
 Eenstemmigheid over de dragende gronden van de Vpb. in haar huidige vorm is nog ver
te zoeken.

Per 1 januari 2020 is de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking 2
(ATAD2) in werking getreden. Met deze wet zijn de anti-mismatchregels uit ATAD2
geimplementeerd in de vennootschapsbelasting. Verschillen tussen
vennootschapsbelastingstelsel van staten kunnen leiden tot mismatches met betrekking tot
financiele instrumenten, lichamen, vestigingsplaatsen en vaste inrichtingen. Vanwege ATAD2
worden dergelijke mismatches geneutraliseerd, bijvoorbeeld door een betaling in aftrek te
weigeren of de vergoeding in de heffing te betrekken.
Ook is per 1 januari 2020 in werking getreden de Overige fiscale maatregelen 2020 (Wet van 18
december 2019, Stb. 2019, 512). Op grond van deze wet zijn aan art. 3 Wet VPB 1969 lid 4-12
toegevoegd, waarin de begrippen ‘vaste inrichting’ en ‘vaste vertegenwoordiger’ zijn
gedefinieerd. Essentie van deze definities is dat in verdragssituaties wordt aangesloten bij de
definitie in het toepasselijke belastingverdrag.
Per 1 januari 2021 is de Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling in werking
getreden. Door deze wet is de mogelijkheid om een liquidatieverlies in aftrek te brengen
beperkt. Als hoofdregel geldt dat een liquidatieverlies slechts aftrekbaar is als de liquidatie
plaatsvindt binnen een termijn van drie kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de
onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt dan wel het besluit daartoe is genomen.
Een aantal bepalingen uit het Belastingplan 2021 is per 1 januari 2022 in werking getreden. De
fiscale coronareserve is vervallen. Ook zijn de verliesverrekeningsregels in de vpb gewijzigd.
Per 28 december 2022 is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 in werking getreden de
Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage.
Per 1 januari 2023 is de tariefstructuur in de vpb aangepast op grond van het Belastingplan
2023.

, Op grond van het belastingplan 2024 is de specifieke renteaftrekbeperking voor banken en
verzekeraars op een aantal punten aangepast.

Wetswijzigingen van afgelopen jaren kunnen globaal gezien in drie categorieen worden
ingedeeld:
1. Reparatiemaatregelen ter verhindering van onbedoeld gebruik.
2. Aanpassing aan andere wetgeving en regelgeving (Wet IB 2001 en het EU-recht, zowel
primair EU-recht als de EU-richtlijnen); en
3. Stimulerende maatregelen ten behoeve van ondernemingen, in het bijzonder ter
versterking van de Nederlandse fiscale internationale concurrentiepositie, zoals het
stimuleren van bepaalde activiteiten (de innovatiebox).
 Wetswijzigingen leiden niet tot een fundamentele wijziging van het stelsel van de Wet
VPB 1969.
 Ingewikkeldheid vennootschapsbelasting, vandaar de roep om de introductie van een
verplicht regime (een Vpb. light) voor het mkb.

Het materiele recht dat geldt voor de heffing van de Vpb. wordt voornamelijk gevonden in:
1. Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet van 8 oktober 1969, 445).
2. Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet van 11 mei 2000, Stb. 2000, 215), voor zover
deze van toepassing is bij de heffing van Vpb.
3. Diverse materieelrechtelijke bepalingen uit de AWR.
4. Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971, ter uitvoering van art. 5, 14c en 29 Wet
VPB 1969.
5. Vrijstellingsbesluit vennootschapsbelasting, ter uitvoering van art. 6 Wet VPB 1969.
6. Besluit fiscale eenheid 2003.
7. Besluit beleggingsinstellingen ter uitvoering van art. 28 Wet VPB 1969.
8. Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars, ter uitvoering van art. 29 onderdeel a
Wet VPB 1969.
9. Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971, ter uitvoering van diverse
bepalingen van de Wet VPB 1969.
10. Regeling functionele valuta, ter uitvoering van art. 7 lid 5 Wet VPB 1969.
11. Uitvoeringsregeling fiscale eenheid en voorkoming dubbele belasting.
12. Regeling laagbelastende staten en niet-cooperatieve rechtsgebieden voor
belastingdoeleinden.
Het betreft hier wetten in formele zin (nr. 1 t/m 3), algemene maatregelen van bestuur (AmvB’s)
(nr. 4 en 6 t/m 8 en 11), een KB (nr. 5) en ministeriele regelingen (nr. 9, 10 en 12).
 Toepassing van de Wet VPB 1969 wordt mede beheerst door beleidsregels.

Hoofdstuk V
De Wet VPB 1969 kent een – gedifferentieerd – algemeen tarief, dat sinds 2000 (het tarief was
toen nog 35%) aanmerkelijk is gedaald (afgezien van een beperkte verhoging van het algemene
tarief van 25% naar 25,8% met ingang van 2022). Een ander aspect van het Vpb. tarief is de
samenhang met de IB. Bij de hoogte van het aanmerkelijk belangtarief (thans 24,5% tot EUR

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lauravanbeek3. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,16. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 48298 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€11,16  1x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd