Theoretische pedagogiek 24/25
Samenvatting van de boeken ‘’goed
ouderschap’’ en ‘’het prachtige risico van
onderwijs’’ + alle collegeaantekeningen
van het jaar 2024/2025
,Goed ouderschap samenvatting hoofdstuk 1
De verwetenschappelijking van de opvoeding en de opvoedingsrelatie ➔ ons hedendaags denken en
spreken over opvoeding en opvoedingsrelatie is doordrongen van de behoefte aan expertise in dit
gebied, zelfs in de mate dat ouders zich professionaliseren.
Belangrijke delen van ons leven worden gepsychologiseerd, er is sprake van psychologisering ➔ de
taal van de ontwikkelings- en neuropsychologie is deel geworden van ons dagelijks spreken over
opvoeding. De psychologische taal sluipt binnen in ons dagelijks taalgebruik en in ons manier van
leven in meer algemene zin. Wel worden er in onze taal altijd al psychologische concepten gebruikt,
zoals stress en intentie:
- Deze concepten worden steeds vaker in een meer technisch, gespecialiseerde betekenis
gebruikt
- Andere technische concepten die voortkomen uit onderzoek van bijv. de neuro- en
ontwikkelingspsychologie, worden steeds vaker in onze alledaagse taal opgenomen
Tegenwoordig wordt de wetenschappelijke kijk op opvoeding als enige relevante kijk aanvaard, deze
kijk wordt normerend voor wat we goed opvoeden en goed ouderschap noemen. Ze schrijvers
noemen dit verontrustend.
Ook gedrag wordt al snel vertaald in psychologische vaktaal: er wordt ook verwacht van ouders dat zij
kijken naar het gedrag van hun kind, en daarbij kijken naar het gedrag als een mogelijk teken van een
stoornis. Ouders lijken ook niet meer echt met hun kind samen te leven, maar eerder te interageren
met hen; ouders kopen niet meer alleen speelgoed omdat het leuk is voor de kinderen, maar ook in
termen waar bijv. dit spelen goed voor is.
In websites, tijdschriften en handboeken voor ouders wordt vaak gebruik gemaakt van de
ontwikkelingsstadia van kinderen; er wordt bijna altijd gesuggereerd dat deze stadia universeel zijn.
Deze suggestie wordt aangewakkerd door het begrip ontwikkelingsmijlpalen, waarmee men
suggereert dat wanneer een kind zo’n mijlpaal niet haalt, het kind een achterstand heeft. Er wordt
geïmpliceerd dat de ontwikkelingsstadia het definitieve referentiepunt zijn in het maken van
beslissingen als ouder.
In de huidige tijd van denken en spreken over opvoeding en de opvoedingsrelatie, zien we dat er een
belangrijke rol is voor gehechtheid en binding; deze concepten zijn geïntegreerd in onze dagelijkse
taal en hebben te maken met de gekozen opvoedingsstijl van een ouder. De veronderstelling is dat
ouders ervoor moeten zorgen dat hun kind veilig gehecht is. Ook worden resultaten uit neurologisch
onderzoek gebruikt om argumenten voor een bepaalde kijk op opvoeden kracht bij te zetten; men
denkt dat kennis over de hersenen bepaalt hoe wij het best met onze kinderen om kunnen gaan (ook
de mening van Adriaenssens). Deze neuropsychologische taal sluit naadloos aan bij de nadruk die in
de opvoedingsliteratuur wordt gelegd op zaken als ontwikkelingsstadia en -mijlpalen. ‘’kinderen
moeten veilig gehecht zijn of hun hersenen zullen niet op de juiste manier ontwikkelen’’.
De verwetenschappelijking van de taal m.b.t. opvoeding en opvoedingsrelaties brengt een aantal
problemen/moeilijkheden mee:
1. Overmoedig universalisme ➔ onderzoek in de ontwikkelingspsychologie kan niet begrepen
worden los van de contexten waarin het wordt uitgevoerd, het kan dus niet veralgemeenbaar
of object zijn. Het grootste probleem is dat ‘wat meestal het geval is’ de status van de ‘norm’
wordt toegewezen. Burman noemt het zelfs de naturalisering van ontwikkeling ➔
, regelmatigheden die gevonden worden in de ontwikkeling van een grote groep kinderen
(meestal blanke, westerse kinderen), krijgen de norm en worden als ‘natuurlijk’ beschouwd.
• Het idee van veiligheid als de basis voor de relatie tussen kind en verzorger is
geworteld in het feit dat we leven in een tijd van angst en onzekerheid (Kagan)
• Socio-economische factoren spelen een rol in de hoeveelheid/manier van tonen van
liefde die een kind nodig heeft
• Concepten zoals hechting, die we nu zo makkelijk associëren met opvoeding en in
opvoedingsondersteuning gebruiken, weerspiegelen altijd bepaalde waarden en
normatieve veronderstellingen over wat het betekent om mens te zijn, goed te leven,
de rol van opvoeding en over wat goed ouderschap is.
• Guldberg gaat ervan uit dat onveilig gehecht een neutrale wetenschappelijke
omschrijving is van een bepaalde categorie van menselijk gedrag
• Hechting en binding moeten in hun context geplaatst worden en moeten niet worden
gezien als vaststaande gegevens door empirisch onderzoek.
• Tropes ➔ labels die een groot aantal relaties omvatten die om bepaalde redenen
waardevol zijn. Hechting en binding kunnen gezien worden als tropes.
2. Ontwikkelingspsychologie en het gezin ➔ in de ontwikkelingspsychologie erkent men niet
goed genoeg dat de invulling van het begrip gezin in de laatste jaren behoorlijk veranderd is:
• De standaard relationele omgeving waarin kinderen opgroeien wordt beschouwd als een
één-op-één relatie tussen ouder (meestal moeder) en kind – Woollett en Phoenix: de
ontwikkelingspsychologie gaat ervanuit dat moeder de cruciale invloed zijn in de levens
van kinderen ➔ de impact van sociale klasse, scheidingen etc. worden nauwelijks
nagegaan.
• Precies omdat we opvoeding voornamelijk begrijpen in ontwikkelingspsychologische
termen, wordt opvoeding hoofdzakelijk gesitueerd in de één-op-één relatie tussen
moeder en kind. Er is dan ook veel aandacht voor deze tweeledige relatie, waardoor
andere factoren vaak naar de achtergrond verschuiven – zie ook punt hierboven. ➔
‘’een zeer verarmde weergave van het sociale’’ ➔ andere relaties waar kinderen zich in
bevinden worden verzwegen. Een bepaalde betekenis van het sociale lijkt verloren te zijn
gegaan in de huidige manieren van denken: een verstaan van het sociale dat verder gaat
dan de één-op-één relatie tussen ouder en kind, een manier van kijken waarin
opvoeding ook gezien wordt als het introduceren van kinderen in een
gemeenschappelijke wereld of waarin opvoeding ook een publieke dimensie heeft
3. Logica van de ontwikkelingspsychologie ➔ logica en doel worden als vanzelfsprekend
aangenomen en binnengebracht in ons spreken over opvoeding. De taal van de
ontwikkelingspsychologie suggereert dat opvoeden verstaan moet worden in termen van
input en output, waarbij input leidt tot een bepaald doel. Alles wat ouders doen wordt dan
gezien als de manier om de volgende stap te bereiken.
• Er is altijd een bepaald idee over wat het eindpunt van opvoeding zou moeten zijn.
Het suggereert dat alleen de middelen belangrijk zijn, en niet wat ouders waardevol
of belangrijk vinden.
• Een aantal bijzonderheden van het menselijk leven, zoals liefde, worden
geïnstrumentaliseerd met het oog op de optimale uitkomst van opvoeding ➔ de
waarde van deze menselijke activiteiten en vermogens wordt gemeten in termen van
wat ze kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het kind.
• Vrij spel bij kinderen is nooit echt vrij, want het is altijd nuttig voor
, • Probleem: de manier waarop onderzoeksresultaten gepresenteerd worden en het
effect dat deze logica heeft op onze mogelijkheid om na te denken en te spreken over
de ervaring van ouder zijn.
• In een taal van instrumentaliteit is het belangrijk dat ouders hun kinderen graag zien
omdat het de ontwikkeling van het kind tot een gezond en emotioneel stabiel
individu verzekert. ➔ de gewenste uitkomsten van succesvol/liefdevol opvoeden
worden niet benaderd als zaken die complexe morele en betwistbare waarden in zich
dragen, maar als vanzelfsprekendheden.
• Andere manieren van spreken over opvoeden en ouderschap zijn er nog niet/weinig,
met deze manier van spreken is het lastig te omvatten wat het voor ouders betekent
om hun kind graag te zien.
Er zijn nog twee problemen m.b.t. deze retoriek:
- De simplistische causale relatie tussen ouderlijk gedrag in de jonge kinderjaren en uitkomsten
of resultaten op persoonlijk/sociaal vlak.
- Het feit dat de betekenis en de waarde van deze uitkomsten zelf nooit in vraag worden
gesteld of onderwerp van discussie zijn; ze worden verondersteld dezelfde vanzelfsprekende
geldigheid te hebben als de onderzoeksresultaten zelf.
Kritiek: we houden geen rekening met recente voortgang in de ontwikkelingspsychologie; de
ontwikkelingspsychologie gaat immers over een zich ontwikkelend systeem.
Van den Bergh;
- Ontwikkeling moet gezien worden als een proces met vele niveaus waarin omgeving, gedrag
en genexpressie elkaar wederzijds beïnvloeden
- Probleem met deze benadering: het laat de basisredenering van de ontwikkelingspsychologie
onaangeroerd. Datgene wat men hier benoemt als de omgeving wordt in de logica van de
ontwikkelingspsychologie ingesloten; het wordt gezien als een nieuwe factor waarmee men
in de ontwikkeling van het individu rekening mee moet houden. ➔ de sociale dimensie waar
men hier voor pleit, is geen dimensie waarin ontwikkelingsuitkomsten en daarmee
verbonden ouderlijke activiteit een voorwerp van reflectie kan zijn; het sociale wordt gezien
als één van de vele factoren die de persoonlijke ontwikkeling kan beïnvloeden.
De ontwikkelingspsychologie bepaalt mede wat er wel of niet onderzocht wordt als het gaat over
opvoeding, het bepaalt de beleids- en onderzoeksagenda’s. Daardoor worden ouders aangesproken
als leersubjecten.
4. Neurowetenschap en pedagogische actie ➔ we weten nu hoe we iets moeten verklaren, dus
weten we ook hoe we iets zouden moeten doen. Op basis van de ene of de andere
omschrijving zien we bepaalde dingen wel of niet, en daarmee overeenkomstig willen we
bepaalde dingen wel doen en andere dingen niet.
• kennis kan niet rechtlijnig vertaald worden in een voorschrift voor de één-op-één
interactie met een bepaald kind. De vraag naar het benodigde handelen kan alleen
gesteld worden door bredere kwesties te openen en te discussiëren.
Deze veronderstellingen zijn niet controversieel en moeten dus openstaan voor discussie.
Professionalisering van ouders: