Samenvatting ontwikkelings-en onderwijspsychologie
Hoofdstuk 1: Learning, teaching, and educational psychology
Onderwijspsychologie: de studie van ontwikkeling, leren, moitvatie, lesgeven en beoordeling
op- en buiten scholen.
Leerlingen in klaslokalen worden steeds diverser qua ras, etniciteit, taal en economisch
niveau. Lerares zijn minder divers (meer wit dan zwart).
Teachers’ sense of efficacy (zelf-effectiviteit):Het geloof van een leraar dat hij of zij zelfs de
moeilijkste leerlingen kan bereiken en hen kan helpen leren. Voorspelt de prestaties van
leerlingen.
> Hoge mate: werken harder, zijn tevreden, hogere verwachtingen = hogere effectiviteit =
hoge werktevredenheid (gesteund door management).
Relatie met leerling: sensitiviteit voor behoeften leerling, frequentie en consistentie
feedback, reflectief vermogen docent, aanpassen instructie aan toetsing
Hoge verwachtingen van leraren en studenten
De No Child Left Behind (NCLB) verplichtte jaarlijkse gestandaardiseerde prestatietoetsen in
lezen, wiskunde en wetenschap voor leerlingen van groep 3 tot en met de middelbare
school. Scholen werden beoordeeld op basis van de behaalde scores om te bepalen of
leerlingen voldoende vooruitgang boekten. Er moesten doelen worden vastgesteld voor
verschillende subgroepen, zoals etnische minderheden, studenten met een beperking, en
leerlingen uit lage-inkomensgezinnen. Het doel was dat alle leerlingen vóór 2014 bekwaam
zouden zijn in de geteste vakken, maar dit werd niet gehaald. Gevolgen:
- Toetsing werd uitgebreid.
- Scholen en leraren werden gestraft als ze niet presteerden (financiering intrekken,
ontslag, sluiten van school).
- Scholen gaven les voor de toets of erger. Het curriculum werd beperkter en er werd
veel tijd besteed aan oefenen.
- Spieken was een probleem en de eisen voor het behalen van een diploma werden op
sommige middelbare scholen afgezwakt om straffen te voorkomen.
- Er leek vooruitgang in AYP-doelen, maar faalden.
- Resultaten tussen staten kunnen we niet vergelijken
- NCLB werd bekritiseerd als botte instrumenten, die onnauwkeurige
prestatieresultaten, perverse prikkels en onbedoelde negatieve gevolgen genereren.
Every Student Succeeds Act (ESSA). De vervanging in 2015 van de NCLB. ESSA schrapt de
vereiste voor bekwaamheid voor alle studenten vóór een bepaalde datum en geeft de
meeste controle terug aan de staten om normen vast te stellen en interventies te
ontwikkelen. Straffen staat niet langer centraal staan in de wet.
- Scholen moeten gestandaardiseerde toetsen afnemen, met minimaal 95% deelname;
districten bepalen zelf wanneer en hoe. Verantwoordingsplannen moeten testscores,
schoolklimaat en andere kwaliteitsmetingen bevatten.
, - Scholen worden niet gestraft voor lage prestaties van subgroepen, tenzij deze
aanhouden.
- Alleen scholen met de laagste 5% van scores of lage afstudeercijfers worden als
falend beschouwd en moeten bewezen interventies toepassen.
- Staten kunnen de Common Core-standaarden aannemen (H14), maar er is geen
federale druk.
- Staten moeten speciale diensten bieden voor leerlingen in particuliere en religieuze
scholen, wat financieel uitdagend kan zijn.
- ESSA benadrukt ook de grotere toegang tot voorschoolse educatie door nieuwe
financiering voor kleuteronderwijs op te nemen.
De onderzoekers Bridgett Hamre en Robert Pianta concludeerden dat de kwaliteit van de
relatie tussen leraar en leerling in de kleuterschool (gedefinieerd in termen van het niveau
van conflict met het kind, de afhankelijkheid van het kind van de leraar en de genegenheid
van de leraar voor het kind) een aantal academische en gedragsmatige uitkomsten
voorspelde tot en met de achtste klas, met name voor leerlingen met veel
gedragsproblemen. Zelfs als rekening werd gehouden met het geslacht, de etniciteit, het
cognitieve vermogen en de gedragsbeoordelingen van de student, voorspelde de relatie met
de leraar nog steeds aspecten van schoolsucces. Dus studenten met significante
gedragsproblemen in de vroege jaren hebben minder kans om later op school problemen te
hebben als hun eerste leraren gevoelig zijn voor hun behoeften en frequente, consistente
feedback geven.
Onderzoekers ontdekten dat wanneer leraren warme, zorgzame relaties met hun leerlingen
opbouwden, vergelijkbaar met die van een familie, de leerlingen meer betrokken waren.
Sterker nog, zonder dergelijke relaties was er geen betrokkenheid. Er is dus steeds meer
bewijs voor een sterk verband tussen de kwaliteit van relaties tussen leraren en kinderen en
schoolprestaties.
Wat is goed onderwijs?
- Leraren communiceren effectief met diverse leerlingen en passen hun instructie en
beoordeling aan op de specifieke behoeften van de klas.
- Ze maken abstracte concepten begrijpelijk en ondersteunen zowel de academische
als emotionele behoeften van hun leerlingen.
- Ze plannen en organiseren de dagelijkse routines efficiënt, terwijl ze ook letten op
individuele leerlingen.
- Leraren reflecteren voortdurend op hun lespraktijk om het leerproces te verbeteren.
Reflectief: Doordacht en inventief. Reflectieve leraren denken terug aan situaties
om te analyseren wat ze deden en waarom, en om te overwegen hoe ze het leren
van hun studenten kunnen verbeteren.
- Leraren moeten zowel deskundig als creatief zijn, in staat om verschillende
strategieën toe te passen en nieuwe strategieën te bedenken.
- Ze moeten basisroutines voor klassenbeheer gebruiken, maar ook flexibel genoeg zijn
om de routine aan te passen wanneer de situatie dat vereist.
- Leraren moeten kennis hebben van onderzoek naar de ontwikkeling van studenten en
hun eigen leerlingen kennen, die vaak unieke culturele, geslachtelijke en geografische
achtergronden hebben.
, - Het is belangrijk dat leraren zowel wijsheid als begeleiding bieden aan hun leerlingen,
ongeacht hun situatie.
- Goed lesgeven omvat het overwegen van verschillende modellen en kaders voor
onderwijs.
Modellen voor onderwijsevaluatie systemen
1. Danielson’s framework for teaching
2. Teaching works
3. Measures of techer effectiveness
Het Framework for Teaching van Danielson probeert de verantwoordelijkheden te definiëren
wat leraren moeten weten en kunnen doen in de uitoefening van hun beroep. Het bestaat uit
4 domeinen:
1. Planning en voorbereiding
2. Klasomgeving
3. Instructie
4. Professionele verantwoordelijkheden
Deze zijn elk verder zijn onderverdeeld in 5/6 componenten (totaal 22).
Domein 1 (Planning en voorbereiding) bevat:
1a. Kennis van inhoud en pedagogiek
1b. Kennis van studenten
1c. Het stellen van doelstellingen
1d. Het ontwerpen van instructie.
1e. Het ontwerpen van studentenbeoordelingen
Component 1b bevat kennis van:
- Ontwikkeling van kinderen en adolescenten
- Het leerproces
- Vaardigheden, kennis en taalvaardigheid van studenten
- Interesses en cultureel erfgoed van studenten
- Speciale behoeften van studenten
Indicatoren voor kennis van leerlingen zijn:
Informatie over leerlingen die de leraar verzamelt bij lesplanning.
Identificatie van de interesses en behoeften van leerlingen.
Deelname aan culturele evenementen in de gemeenschap.
Mogelijkheden voor gezinnen om cultureel erfgoed te delen.
Gebruik van databases voor leerlingen met speciale behoeften
Ze worden geëvalueerd op 4 niveaus van bekwaamheid:
- Onbevredigend
- Basis
- Bekwaam
- Onderscheidend. Bijv. een docent die lessen plant met 3 verschillende
vervolgactiviteiten die zijn ontworpen om aan te sluiten bij de vaardigheden van
verschillende studenten (1b).
, Teaching works
Bestaat om leraren/lesgeven te verbeteren. Er zijn 19 invloedrijke manieren van lesgeven
gevonden die gewenst zijn.
Maatstaven voor de effectiviteit van leraren (MET).
Het doel is het bouwen en testen van maatstaven voor effectief lesgeven.
Het eindrapport van MET (2013) identificeerde 3 metingen voor het beoordelen van lesgeven
dat leidt tot leerlingensucces:
1. Vooruitgang van leerlingen bij staatsexamens.
2. Enquêtes naar de perceptie van studenten over hun leraren, zoals de Tripod Student
Perception Survey van Ron Ferguson.
3. Klasobservaties volgens het Danielson Framework for Teaching.
Beginnende leraren ervaren een soort realiteitsschok wanneer ze alles wat ze geleerd
hebben opeens in de praktijk moeten doen; ze voelen zich niet op hun gemak bij hun
verantwoordelijkheden. Het verschil tussen een beginnende leraar en een ervaren leraar is
dat de beginnende leraar zich afvraagt hoe hij het doet, terwijl de ervaren leraar zich
afvraagt hoe de studenten het doen.
Geschiedenis onderwijspsychologie
Onderwijspsychologie: De discipline die zich bezighoudt met onderwijs- en leerprocessen;
past de methoden en theorieën van de psychologie toe en heeft daarnaast ook haar eigen
methoden en theorieën.
Onderwijspsychologen bestuderen de ontwikkeling van kinderen en adolescenten; leren en
motivatie – incl. hoe mensen verschillende academische vakken leren zoals lezen of
wiskunde; sociale en culturele invloeden op leren; lesgeven en leraren; en beoordeling,
inclusief testen.
Vraag: wanneer moeten leraren hulp bieden aan studenten die minder goed meekomen?
Logische antwoord: leraren moeten vaak helpen, misschien durven de leerlingen
zelf niet om hulp te vragen.
Antwoord o.b.v. onderzoek: als leraren helpen voordat de student vraagt, de
student denkt dat hij het niet goed kan. De motivatie leidt hieronder.
Vraag: moet een school slimme studenten klassen laten overslaan?
Logische antwoord: Nee! Deze studenten worden dan buitenbeentjes en zijn nog
niet klaar voor contact met oudere studenten.
Antwoord o.b.v. onderzoek: Misschien. Versnellen van de leerweg is het meest
effectief voor kinderen die erg slim zijn, en heeft positieve effecten op sociaal en
schools gebied. Of het de BESTE oplossing is hangt van vele individuele
karakteristieken af.
Vraag: helpt het om leerlingen meer verantwoordelijkheid te geven over hun eigen leren?
Logische antwoord: natuurlijk! Ze zijn dan meer betrokken en leren dus meer.