Samenvatting Observeren Rapporteren
H1 Observeren
Observeren: Bewust en doelgericht waarnemen
- Bewust: is met gebruik van al je zintuigen
- Doelgericht: De observatie moet een duidelijk omschreven doel belichten, waarbij is
afgesproken hoe dat doel te bereiken is
- Doel: objectieve gegevens verzamelen
Waarnemen: Continue proces, we nemen voortdurend waar met behulp van onze zintuigen
- Gebeurd doelgericht en bewust
- Er worden verbanden gelegd en conclusies getrokken: Geïnterpreteerd
Interpreteren: Verbanden leggen en conclusies trekken. Uitleggen en verklaren
- Om dat te kunnen en mogen doen, zul je hierover verantwoording moeten afleggen;
- Conclusie uit de observaties
- Referentiekader speelt een belangrijke rol
Jouw proces van waarnemen zal inzichtelijk moeten worden gemaakt
Observeren: Bewust en doelgericht waarnemen. Dit doe je met al je zintuigen.
Let op dit is objectief!!
Objectief: Vrij van je eigen mening of oordeel. Dus je neemt alleen letterlijk waar, wat er gebeurt.
Welk gedrag, handelingen, etc.
Interpreteren: Hier ga je uitleggen en verklaren. Jou mening geven over wat je gezien hebt in de
observatie. Subjectief. Het kan zijn dat iemand de feiten op een andere manier interpreteert,
want je kijkt altijd vanuit je eigen referentiekader.
Voorbeeld:
Objectief: Kees eet 4 boterhammen
Subjectief: Kees eet veel boterhammen
Objectief: Student pakt zijn telefoon
Subjectief: Student vind de les niet meer leuk
1.2 Terminolgie rond observaties
Altijd aangeven over welk soort observatie je praat, om spraakverwarring te voorkomen
Soorten observaties:
Gedragsobservatie: Observatie van gedrag van mensen
- Menselijk gedrag is complex, omdat er zo veel gedragingen tegelijk zijn te observeren
- Iemand loopt, praat en trekt hierbij een bepaald gezicht (bijvoorbeeld)
Niet-systematische observatie: Oftewel dagelijkse observatie, hier is niets speciaals
afgesproken over waarop gelet gaat worden en er zijn geen observatieformulieren gemaakt.
, - Hierbij ook geen observatiedoelen en -vragen geformuleerd
- Dagelijkse observaties: Hebben we het over gedragingen en gebeurtenissen die wie
tijdens het werk zien.
- Beleving van de observator staat centraal en dus is deze observator tamelijk
subjectief. Je weet niet of de waarneming feitelijk waar is.
- Vb: Opmerking begeleider in behandeltehuis: er lopen steeds meer kinderen van
tafel bij avondeten
- Vb: Opmerking leerkracht: Ouders blijven steeds langer in de klas bij het
wegbrengen.
Valt onder observatie omdat het in de beroepspraktijk is en je de observaties zult
bespreken met collega’s. Na overleg kan er wellicht worden besloten om over te stappen
op een systematische observatie.
Systematische observatie: Bewust en doelgericht waarnemen, waarbij duidelijk is gemaakt
wie, wanneer, waarom, hoelang en op welke gedragingen er wordt geobserveerd.
- Er is een observatiedoel, observatie vragen geformuleerd en er is bepaald op welke
manier er geobserveerd gaat worden en welke observatieformulieren(bestaand of
zelf gemaakt) daarbij worden gebruikt.
- Turven hoe vaak een jongetje met ADHD van tafel loopt bij het avondeten =
voorbeeld systematische observatie
Participerende observatie: Meeste observaties zijn participerend: Wil zeggen dat de
observator deelneemt aan die situatie die hij observeert.
- Dit deelnemen kan verschillende vormen aannemen: een leerkracht observeert een
kind in de klas terwijl ze zelf niet dezelfde activiteit doet als de leerling, maar ze zijn
wel in dezelfde ruimte (klas)
- Kan ook dat ze wel actief meedeed, alleen dan kan ze wel invloed uitoefenen op de
gedragingen van de kinderen die geobserveerd worden. Dat is een beperking van de
participerende observatie
Onderzoekrol kan verhuld of niet-verhuld zijn
Verhuld: Hier weten de leerlingen of cliënten niet dat de observator gericht aan het
observeren is
Niet verhuld: Hier weten ze wel dat de observator gericht aan het observeren is
Hulpverlener die een gezin begeleidt en ’s avonds mee komt eten. Tegen de
ouders en kinderen is verteld dat hij komt kijken hoe het er in het gezin aan
toe gaat tijdens het eten.
Niet-participerende observatie: Hier neemt de observator zelf niet deel aan de situatie die hij
observeert. Ze kan het gedrag niet beïnvloeden
- Van een afstand, of via een filmopname bijvoorbeeld, waarbij de observanten niet
weten dat er geobserveerd wordt.
Zelfobservatie: Hier vallen de observator en observant samen.
- Je zult hier in staat moeten zijn om jezelf van een afstand te bekijken
Helikopterview.
- Je zult je eigen handelingen en je eigen gedrag regelmatig onder de loep moeten
nemen
Na een dag werken zul je verschillende situaties in gedachten nog een langs
laten komen, waarbij je naar jezelf kijkt en nagaat waarom je op een
bepaalde manier reageerde en wat dat voor gevolgen had.
, - Zelfobservatie wordt gebruikt door leerlingen of cliënten te vragen naar bepaalde
gedragingen, gedachten of gevoelens van zichzelf (psychologische tests maken hiervan ook
gebruik).
- Om na te gaan of iemand zich depressief, psychotisch dan, wel zelfverzekerd voelt, worden
schriftelijke vragen gesteld en hier geeft de leerling of cliënt zelf antwoord op -> dit geeft
direct beperking aan van zelfobservatie. Want je moet afgaan op het oordeel van de leerling
of cliënt zelf en op zijn vermogen van zelfreflectie.
Let op er zijn doelgroepen waarbij zelfreflectie (tijdelijk) beperkt is. Bijvoorbeeld iemand met
een verstandelijke beperking het nagaan op eigen oordeel is daardoor minder betrouwbaar.
Hoe iemand zichzelf of anderen zijn handelingen zien komen daardoor niet met elkaar
overeen. Ook komen deze niet overeen met andere observaties van collega’s.
Observator: Diegene die observeert, in dit boek een leerkracht of hulpverlener
Observant: Degene die geobserveerd wordt, in dit boek een leerling of cliënt
1.3 Doelstelling van observatie
Vragen die je jezelf stelt tijdens observeren, doelgericht waarnemen:
A. Wat is het doel van de observatie
Het doel moet van tevoren voor iedere observator duidelijk zijn. (duidelijk betekend
éénduidig: voor slecht één uitleg vatbaar.
Uiteindeijk doel: Langetermijn doel
Subdoel: Kortetermijn doel
Doel wordt stellig geformuleerd en eindigt dus met een punt of
uitroepteken.
Er is daarbij een verschil tussen een doelstelling van de observatie en een
doelstelling in de observatie.
Het doel in de observatie wordt ook omschreven als de observatievraag of
onderzoeksvraag
Mogelijke doelstellingen van observaties zijn:
- Nagaan of een leerling genoeg kenmerken van ADHD vertoont om
een specialist te raadplegen
- Nagaan of er sprake is van sociale uitsluiting in een brugklas.
- Nagaan op welke manier een woede-uitbarsting bij een jongere in
behandelthuis te voorkomen is
De doelstelling van een observatie is dus nog geen vraag. Vragen worden geformuleerd bij het doel
in de observatie.
B. Wat zijn de observatievragen
Doel in de observatie = de observatievraag. (hoofdvraag)
Een concrete observatievraag is éénduidig en eindigt met een vraagteken?
, Meestal is een observatievraag ook weer om te zetten in een aantal vragen
dit zijn deelvragen.
Je hebt dan een centrale observatievraag en deze centrale observatievraag rafel je
uiteen in deelvragen.
Deelvraag geef voor een deel antwoord op de centrale observatievraag.
Deelvragen moeten geoperationaliseerd zijn: In termen van concrete
gedragingen
Wanneer je het observeren gebruikt als dataverzamelingsmethode om een onderzoek, noem je de
observatievraag een onderzoeksvraag.
Voorbeeld: centrale observatievraag en deelvragen:
Centrale observatievraag is: Welke werkingen van de medicatie zijn waarneembaar
bij Raya?
De deelvragen zijn:
o Welke positieve werkingen van de medicatie zijn waarneembaar bij Raya?
o Welke negatieve bijwerkingen van de medicatie zijn waarneembaar bij Raya?
C. Wat is het te observeren kenmerk
Het kenmerk dat je gaat observeren staat altijd in de observatievraag. Soms zijn er
meerdere kenmerken die geobserveerd worden.
soms is het een te observeren kenmerk erg groot, je spitst dit in dimensies
Voorbeeld dimensies
Kenmerk Dimensies
Werking medicatie Positieve werking
Negatieve werking
Kindermishandeling Fysieke mishandeling
Psychische mishandeling
Verwaarlozing
Communicatie Verbale communicatie
Non-verbale communicatie
Pesten Fysiek pesten
Verbaal pesten
Sociale uitsluiting
ADHD Aandachtsproblemen
Hyperactiviteit
Impulsiviteit
D. Welke gedragingen worden geobserveerd
De dimensies ga je uiteenzetten in concrete gedragingen: operationaliseren.
Met elkaar moet het team overeenkomen welk soort gedrag ze zien, dit kan met
literatuur.
Houd gedrag en interpretatie uit elkaar
o Gedrag: veel slapen
o Interpretatie: nergens zin in hebben
Mogelijke bijwerkingen: slaperigheid, dit word omgezet in concreet observeerbare
gedrag: aantal uren slaap