Aantekeningen hoorcolleges
strafrecht verdiept – Actualiteiten
Hoorcollege 1
Criteria voor strafbaarstelling (regulerende beginselen)
Ze kunnen helpen om te beoordelen of het verstandige wetgeving is.
Negatieve criteria (Hulsman, 1972)
Hulsman wilde het strafrecht afschaffen. Om daarmee te helpen heeft hij negatieve criteria
voor strafbaarstelling geformuleerd. Als aan zulke criteria wordt voldaan dan moet het
strafrecht niet worden ingezet (ultimum remedium).
I. Strafrecht mag nooit puur morele opvattingen moet proberen vast te stellen in de
samenleving. Hij vindt dus dat er fysieke schade of dreiging daarvan moet zijn.
Het mag niet gaan om puur morele opvattingen. Heeft de wetgeving met intreden
van Wet Seksuele misdrijven dat nu wel gedaan
II. Alleen maar stafrecht als er mogelijkheid is om te handhaven
III. Strafrecht mag niet gebruikt worden als schijnoplossing. Niet zomaar politie
inzetten. Alleen als er ernstig incident in de maatschappij is geweest
Nadeel van negatieve criteria is dat het strafrecht puur als problematisch terrein wordt
weggezet. Het strafrecht vervult ook een positieve maatschappelijke rol en het vrije leven in
de maatschappij. Dit is een tegenargument.
Positieve criteria (o.a. Van Bemmelen, 1973; De Roos, 1987)
Van Bemmelen heeft de positieve criteria geformuleerd: ‘Wanneer moet je het strafrecht
juist inzetten?’. Keerzijde van wat Hulsman zegt. De Roos heeft ook hele lijst. Daaraan moet
allemaal voldaan zijn wil het strafrecht ingesteld worden.
Wet, wetsgeschiedenis, rechtspraak en literatuur impliceren regulerende strafrechts-
beginselen/criteria strafbaarstelling (bestudeer: De Hullu/Van Kempen, par. I.2.5 t/m
I.2.11)
1. Daadstrafrechtbeginsel: alleen maar gedragingen kunnen strafbaar zijn en niet het
denken. Het denken is vrij.
Er zijn situaties waarin wel een gedraging formeel aan te wijzen is, maar het heel dun is.
2. Wederrechtelijkheidsbeginsel (onrecht, schade): er moet sprake zijn van onrecht. Als
er geen onrecht is, is er geen rol voor het strafrecht. Er moet een zekere schade te
benoemen zijn
3. Schuldbeginsel: niemand kan strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld als er geen
verwijtbaarheid is. Schuld in zin van verwijtbaarheid
4. Ultimum remedium-gedachte (o.a. subsidiariteitsbeginsel, tolerantie, effectiviteit):
strafrecht is het laatste redmiddel. Als alle mogelijke van de staat al benut zijn
(bestuursrecht en privaatrecht), dan pas moet je het strafrecht inzetten. Er kan dan
plaats zijn van strafrecht (subsidiariteit en effectiviteit)
5. Legaliteitsbeginsel: het moet regelbaar zijn in de wet
6. Strafrecht mag niet in strijd zijn met fundamentele rechten
Waarde van deze beginselen
Een beginsel tot het recht behoort in zekere zin meer als een aspiratie, maar niet als een
regel. Een regel is duidelijk en als je binnen de regel valt dan is er niet veel discussie meer
,mogelijk, terwijl een beginsel die discussie wel mogelijk maakt. Een beginsel wijst de richting
aan, maar het geeft nooit de uitkomst. Vaak hebben beginselen, zoals
wederrechtelijkheidbeginsel, legaliteitsbeginsel en schuldbeginsel, niet alleen beginselaard
in zich, maar ook een regel. Bij wederrechtelijkheidbeginsel is het de wederrechtelijkheid als
bestanddeel. Zelfde geldt voor schuldbeginsel. Verbod van terugwerkende kracht is
onderdeel van legaliteitsbeginsel, wat ook een regel is. Daar zit ook de waarde is. Als het
meer op beginselachtige aard begint, dan zijn beginselen van belang omdat ze een zekere
structuur aan een discussie kunnen geven.
Overcriminalisering (bestudeer: Van Kempen, ‘Van overcriminalisering naar een
strafwaardigheidsbeginsel. Over o.m. doxing, seksuele misdrijven, euthanasie en
verbodenbezitsdelicten’, DD 2022/28, p. 381-405). Het wetboek staat vol met wetten en er is
meer strafbaar gesteld dan je eigenlijk zou willen in de zin van de reikwijdte van
strafbepalingen, Dat is net wat ruimer is dan nodig, nuttig of wenselijk is an sich.
- Voorbeeld 1: verboden wapenbezit. Het is strafbaar, omdat je niet wil dat er allerlei
wapens in de maatschappij in omloop zijn. Er zullen mensen zijn die een wapen zijn
waar geen reële kans is dat zij dat op die manier zullen gebruiken. Misschien omdat
ze een erfstuk hebben. Ze vallen wel in strafbepaling, terwijl ze eigenlijk er niet om
gaat. Je kan geen onderscheid maken dus daarom blijft het binnen de bepaling.
- Voorbeeld 2: leeftijdsgrenzen zijn in wetboek opgenomen. Die grenzen zijn ten eerste
wat arbitrair en eigenlijk ook heel strak. Vooral bij seksuele misdrijven. Aan de ene
kant is de wet over inclusief, maar in andere gevallen onder inclusief. Wetgever kan
niet oplossen want dat moet er een materieel criterium opgenomen worden, zoals
nog niet seksueel volwassen, maar dat kan je als rechter niet beoordelen.
Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit
Wet van 4 nov 2021: versterking van strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit I
(Stb. 2021, 544; Kamerst. 35 564; volledige i.w.tr. 1 jul 2022). Burgemeesters worden vaak
bedreigd, smokkelen in drugs, wapens die via de haven binnenkomen. Het is dus veel in
opspraak. De wetgever is eerst met Wet 1 gekomen. Op 1 juli 2022 inwerkinggetreden, het
gaat over drugsuithalers. Mensen die containers die aankomen in de haven gevuld met
drugs halen het eruit. Die kunnen ze bijna nooit op heterdaad betrappen. Als je op dat
terrein bent, dan gaan ze ervanuit dat je drugsuithaler bent en dus hoeven ze niet bewijzen
dat je er om die reden was of dat je aan het uithalen was. Strafbaarstelling i.v.m. ‘drugs-
uithalers’: nieuw 138aa Sr (wederrechtelijk verblijf op een besloten plaats in haven,
luchthaven of spoor) (straf 1 jr + verhoging). Als je daar bent en je kan niet aantonen dat je
daar gerechtigd bent dan is de bepaling wel van toepassing. Alleen nog onder uitkomen met
een normale strafuitsluitingsgrond. Als je wel duidelijk kan aantonen om welke reden je daar
bent, dan is de bepaling niet van toepassing. Het verblijven moet een zekere bewustheid
bevatten, maar dat is het ook.
Structuur van de bepaling:
I. Lid 1: gronddelict
II. Lid 2: gekwalificeerde variant
III. Lid 3: strafverzwaringsgrond indien gebouw, ruimte of vervoermiddel tijdens
nachtrust of indien in vereniging (+ 1/3) (vgl.: Hof Den Haag 3 jun 2022,
ECLI:NL:GHDHA:2022:988)
,Je hebt een gekwalificeerde variant wordt ander tenlastegelegd dan een
strafverzwaringsgrond. Je legt het gronddelict ten laste en je voegt dan een strafverzwaring
toe. Gekwalificeerde variant is zelfstandig bestanddeel/delict en moet dus apart
tenlastegelegd worden.
Gedraging = verblijf
Gedraging is het meest problematische van deze wet. In feite ben je verblijf aan het
strafbaar stellen. Je bent op het terrein waar je niet mag zijn en dat is het enige. Het is
dunne gedraging. Als je kijkt naar art. 461 Sr: dat was eigenlijk die gedraging. Daar stond een
geldboete alleen op, terwijl in nieuwe artikel 1 jaar gevangenisstraf staat.
Strafverzwaringsgrond nieuw art. 285 lid 5 Sr (bedreiging met geweld)
Indien tegen o.a. Minister, burgemeester, wethouder, volksvertegenwoordiger, rechter,
advocaat, journalist of publicist worden bedreigd. Vraag is wel of deze bepaling ook echt iets
verminderd in praktijk. Twee punten:
I. Het roept de vraag of je in de wet bepaalde groepen meer bescherming moet te
bieden dan anderen
II. Het wordt publicist staat in het artikel genoemd. Daarvoor is dus extra
bescherming. Is dit zo aantrekkelijk? De andere beroepen zijn heel formeel te
bepalen of je dat wel of niet bent. Bij journalist wordt het al iets moeilijker. Bij
publicist wordt het al heel lastig, want als je iets op internet schrijft dan ben je
eigenlijk al een publicist. Begrip publicist is dus vaag (Vgl. begrip in 218a Sv en
daarbij MvT 34 032). In art. 218a Sv komt publicist ook voor en dan geldt het
verschoningsrecht. Daar is de vaagheid minder erg, dan wanneer je het in een
strafbepaling opneemt en het tot een hogere straf kan leiden. Wetgever wijst in
MvT naar de MvT naar art. 218a Sv, maar dat artikel is eenvoudiger. Het had
meer uitleg nodig gehad, omdat het tot een strafverzwaring leidt.
Zie verder:
- Maatregel kostenverhaal i.v.m. vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar
opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid (o.a. nieuw 13d
Opiumwet)
- Uitbreiding toepassing Strafrechtelijk Executieonderzoek, SEO: Boek 6 Sv krijgt
nieuwe titel: SEO nu ook mogelijk voor geldboete, schadevergoeding en
verbeurdverklaring naast ontnemingsmaatregel
Wetsvoorstel: verdere versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II
(Kamerst. 36 463)
Wetgever vond dat er nog meer moet gebeuren om ondermijnende criminaliteit te
bestrijden. Het is een politieke term
Vier inhoudelijke prioriteiten:
I. Voorkomen ondermijnende criminaliteit
II. Doorbreken van criminele netwerken en verdienmodellen
III. Bestraffen
IV. Beschermen
O.a. nieuw art. 189a Sr, lid 1: “opzettelijk een vervoermiddel toerust[en] of inricht[en] met
een ruimte die kennelijk is bestemd om de opsporing van strafbare feiten te beletten of te
, bemoeilijken”: voorstel art. 189a-1 Sr. Om het niet te breed te maken, zijn de volgende
eisen gesteld
Niet elke ruimte, maar alleen opzettelijk toegeruste of ingerichte ruimtes
Het gaat dus niet om alle holle ruimtes die al in een voertuig zitten.
“Kennelijke bestemming”; vgl. 46 Sr.
Sommige mensen kunnen ook holle ruimtes toebrengen, maar wel met een gegronde reden.
Daarom moet er een kennelijke bestemming om de opsporing van strafbare feiten te
beletten of te bemoeilijken. Met die bedoeling moet die geheime ruimte zijn gecreëerd. De
ruimte hoeft daar nog niet gebruikt voor te worden. Het is dus een voorbereidingsbepaling.
Het is een zelfstandige strafbaarstelling van een voorbereidingshandeling van art. 46 Sr. Het
roept een vraag op. Poging tot poging is niet strafbaar (art. 45 en 46 Sr). Zodra je een
voorbereidingshandeling niet meer laat vallen in algemene bepalingen van art. 45 en 46 Sr,
maar zelfstandig strafbaar te stellen in art. 189a lid 1 Sr, is dat ineens wel een poging tot
delict strafbaar. Voorbereiding is niet strafbaar, aangezien er niet aan de 8-jaar vereiste is
voldaan. Poging tot art. 189a lid 1 Sr is wel strafbaar.
Er moet een verboden doel zijn. Als het een legitiem doel is dan is het niet strafbaar. Het
hoeft niet daadwerkelijk te zijn belet. Je moet de ruimte aanleggen met die bestemming.
Lid 2: voorhanden hebben van een vervoermiddel “wetende dat” dit vervoermiddel is
toegerust of ingericht met een ruimte als bedoeld in het eerste lid”. Onverdachte
bestuurders en overige inzittenden, garagehouders vallen hieronder.
- Wetende dat = opzetvorm. Daarvoor volstaat voorwaardelijk opzet.
Wet experiment gesloten coffeeshopketen
Wet van 13 nov 2019: uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor
recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Stb. 2019, 433; Kamerst. 34 997; i.w.tr. 1
jul 2020 (Stb. 2020, 216)).
Achtergrond: ‘achterdeurproblematiek’ en internationale verplichtingen. Zou je cannabis
moeten gaan legaliseren? Als je dat doet dan heeft het twee voordelen:
I. Volksgezondheid, want meer controle over het verkoop en gebruik van cannabis
II. Criminaliteit: als je dit legaliseert dan sla je een enorme markt uit handen van
criminelen
Doel: effecten van decriminalisering voor volksgezondheid, criminaliteit, openbare orde en
veiligheid en overlast. Of deze doelen daadwerkelijk worden bereikt, blijft de vraag. De
overlast kan op een andere manier in de maatschappij komen. Het is een politieke afweging.
Of het gelegaliseerd kan worden is een moeilijker vraag gezien Europese wetgeving.
Uiteindelijk lijkt er ruimte te zijn om dit te doen. Tegen die achtergrond heeft de wetgever
besloten om te gaan experimenteren. Wat voor effect heeft het. Meerdere gemeentes
kunnen door aangewezen telers cannabis verkopen. De shop kan dus alleen cannabis
verkopen met cannabis van die benoemde telers. Die telers lopen alleen kwantitatief,
kwalitatief en diversiteit en aanbod achter, waardoor het experiment alsnog achterloopt.
Brief Min J&V 5 aug 2024: nog onvoldoende kwantiteit, kwaliteit en diversiteit = uitstel
experimenteerfase, verlenging overgangsfase