Week 1
Publiekrecht gaat niet over horizontale relaties (burgers onderling), maar over
verticale relaties (burgers vs. overheid). De overheid kan eenzijdig de
rechtspositie van burgers bepalen. Het is van belang dat de macht van de
overheid begrensd is (= rechtsstaatgedachte). Grenzen aan overheidsoptreden:
- Legaliteitsbeginsel; en
- Control op overheidsoptreden door onafhankelijke rechter.
Legaliteitsbeginsel = overheidsoptreden moet grondslag hebben in de wet. Dus:
- Voor ieder overheidsoptreden moet een wettelijke bevoegdheid/grondslag
zijn. Het gaat om specifieke bevoegdheid die staat in bijzondere wetten,
dus niet Awb.
- Uitoefenen bevoegdheid conform de wet. Alleen bevoegdheid hebben is
onvoldoende, want je moet je houden aan nadere eisen die in de wet
staan.
Kan ook staan in gemeentelijke verordening of AMvB, dus niet per se wet in
formele zin, als het maar in een algemene regel staat.
Wet in formele zin = besluit regering + Staten-Generaal tezamen.
- Alle wetten van lagere organen voldoen niet.
Wet in materiële zin = algemene regel met externe werking vastgesteld o.g.v.
wetgevende bevoegdheid.
Grote bestuursrechtelijke vragen:
1. Is de overheid bevoegd?
2. Heeft de overheid alle regels (incl. ongeschreven recht) in acht genomen?
3. Welke rechtsbeschermingsmogelijkheid staat open?
Bijzonder bestuursrecht = bestuursrecht dat specifiek is voor een bepaalde
sector, onderwerp of beleidsterrein en staat in bijzondere wetten.
Algemeen bestuursrecht = bestuursrecht dat relevant is voor meerdere sectoren
(niet één onderwerp).
- Awb bevat geen algemeen bestuursrecht, maar ook buiten Awb is het er.
Bijv. ongeschreven recht zoals het vertrouwensbeginsel,
gelijkheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel.
Verhouding Awb vs. bijzondere wetten:
1. Normenhiërarchie: Grondwet > wet in formele zin > AMvB > provinciale
verordening > gemeentelijke verordening.
2. Bijzondere wet gaat voor algemene wet (= gelaagde structuur).
Sanctie bij handhaving:
- Last onder bestuursdwang: last om iets te doen, doe je het niet dan
worden maatregelen getroffen door het bestuursorgaan.
- Last onder dwangsom: last om iets te doen, doe je het niet dan dwangsom
betalen.
- Bestuurlijke boete: verschil met last onder dwangsom is het bestraffende
karakter. Bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie en er niet op
gericht dat je de overtreding ongedaan maakt. Je betaalt de boete meteen
en er komt geen rechter kijken bij het opleggen ervan. Je kan wel naar de
rechter als je vindt dat de boete onrechtmatig is, maar dat kan ook bij de
andere sancties.
,Besluiten zijn beschikkingen. Besluiten die geen beschikking zijn, zijn besluiten
van algemene strekking. Hoofdstuk Awb over besluiten is dus ook van toepassing
op beschikkingen. Alleen bestuursorganen kunnen besluiten nemen.
Bestuursorgaan = orgaan met publiekrechtelijke bevoegdheid en onderdeel van
een overheidsverband.
- Ventraal verband = de Staat.
- Decentraal verband = provincie, gemeente, KNB, etc.
Overheidsverband = openbaar lichaam.
- Decentrale openbare lichamen staan in H7 Gw. De Gw geeft allerlei regels,
maar bevat ook de basis voor alle andere openbare lichamen.
- Organen van openbare lichamen kunnen wetgevende bevoegdheid
hebben.
- Openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid (art. 2:1 lid 1 BW). De
bestuursorganen zelf niet, maar het openbare lichaam waarvan zij deel
uitmaken wel (bijv. minister + Staat).
Art. 1:1 lid 1 Awb: ‘bestuursorgaan’. Lid 2 geeft uitzonderingen.
- ‘Krachtens publiekrecht ingesteld’: de notaris kan ze dus niet oprichten.
Het gaat om art. 2:1 BW.
- ‘Orgaan van’: provincie, gemeente, Staat, KNB. Je hoeft niet te checken of
ze publiekrechtelijke bevoegdheid hebben als ze onderdeel zijn van een
openbaar lichaam, want dan zijn ze vanzelf bestuursorgaan.
- ‘Of ander’: geen a-orgaan.
- ‘Openbaar gezag’: publiekrechtelijke bevoegdheid uitoefenen wat moet
blijken uit een bijzondere/organieke wet.
Art. 1:2 lid 1 Awb: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is.
OPERA-criteria:
- Objectief bepaalbaar, dus niet louter emotioneel.
- Persoonlijk, dus voldoende onderscheiden t.o.v. anderen en geen
algemeen belang.
o Bij besluiten met ruimtelijke effecten: iedereen die rechtstreeks
feitelijke gevolgen ondervindt heeft persoonlijk belang, tenzij
gevolgen van enige betekenis ontbreken. Hierbij speelt afstand,
zicht, geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico een rol (AbRS
Mestbassin). Ook een concurrent heeft persoonlijk belang, maat een
huurder niet (AbRS Huurder monument).
- Eigen, dus niet van een ander (tenzij machtiging).
- Rechtstreeks betrokken, dus voldoende causaal verband en niet afgeleid
van het belang van iemand anders (AbRS Flevoland Invest).
- Actueel, dus niet louter toekomstig.
Art. 1:2 lid 3 Awb: rechtspersonen kunnen belanghebbende zijn bij algemene en
collectieve belangen. Voorwaarden van lid 3 gelden naast de criteria van lid 1.
- Doelstelling staat in statuten;
- AbRS Stichting openbare ruimte; en
- AbRS Opnieuw bezwaar maken.
Art. 1:3 lid 1 Awb: besluit.
- Schriftelijke beslissing, geen extra formele eisen;
- Van bestuursorgaan (art. 1:1 Awb);
- Rechtshandeling, dus gericht op rechtsgevolg; en
- Publiekrechtelijk, dus een grondslag in de wet.
Art. 1:3 lid 2 Awb: beschikking.
, - Persoonscriterium: besluit gericht tot bepaalde persoon/personen is een
beschikking.
- Uitzondering: aanwijzing van monument (richt zich tot eenieder, toch een
beschikking).
- Afwijzing aan vraag beschikking heeft geen rechtsgevolg, dus geen
besluit? Lid 2 heeft dit expliciet aangemerkt als besluit.
Bestuursrechtelijke rechtsbescherming: bezwaar > beroep > hoger beroep.
- Uitzonderingen mogelijk; en
- Geen beroep open bij bestuursrechter, dan naar de burgerlijke rechter (=
restrechter).
Uitspraak bestuursrechter:
- Art. 8:70 Awb: vier dicta.
- Art. 8:72 lid 1 Awb: rechter die beroep gegrond verklaard, vernietigt het
bestreden besluit.
- Art. 8:69a Awb: relativiteitseis.
Rechter toetst of het besluit rechtmatig was toen het werd genomen (o.g.v.
geschreven of ongeschreven recht).
In bezwaar wordt heroverwogen of het bestuur doelmatig en rechtmatig is.
- Art. 7:1 Awb: bezwaar mogelijk door degene die beroep kan instellen bij
bestuursrechter, maar eerst bezwaar maken.
Wanneer beroep bij de bestuursrechter? Art. 8:1 Awb: tegen Awb-besluit.
- Uitzonderingen in art. 8:2 + 6:2 Awb (= uitbreiding) en art. 8:3 – 8:5 Awb
(beperkingen).
Welke bestuursrechter is bevoegd? Rechtbank (art. 8:6 Awb: hoofdregel).
Uitzondering: art. 8:6 Awb + bijlage 2 Awb. Dit is absolute competentie.
Wanneer bezwaar? Art. 7:1 Awb: indien een bestuursrechter bevoegd is, eerst
bezwaarschriftprocedure. Uitzonderingen in lid 1 sub a – g.
- Sub a – d: controleer bijzondere wet.
- Sub g: controleer bijlage 1 Awb.
Als aan de eisen van art. 7:1a Awb wordt voldaan, kan bezwaarschriftprocedure
op verzoek worden overgeslagen.
Wanneer hoger beroep? Art. 8:104 Awb: tegen bepaalde uitspraken van de
rechtbank.
Welke hogere beroepsrechter is bevoegd? Art. 8:105 Awb: AbRS.
- Uitzondering: art. 8:105 Awb + bijlage 2 Awb.
Stappenplan rechtsgang:
1. Onderzoek naar bestuursrechter.
o Onderzoek of bestuursrechter bevoegd is.
o Onderzoek welke bestuursrechter bevoegd is.
2. Indien bestuursrechter bevoegd is, onderzoek of een uitzondering op de
regel dat bezwaar gemaakt moet worden, bestaat.
3. Onderzoek naar hoger beroep.
o Onderzoek of hoger beroep openstaat.
o Onderzoek welke hoger beroepsrechter bevoegd is.