Portfoliobewijsmateriaal - Bewijs 1 – Competentie 2
“Beschrijving van het vak”
Niveau van Miller: SHOWS HOW
14 december 2023
Competentie 2: Multidisciplinaire integratie
Indicator 2: Uw plaats weten binnen de wereld van de hulpverlening, zowel op medisch, paramedisch als psychologisch gebied én ernaar
handelen (interactief)
Samenvatting: In dit bewijs beschrijf ik het vak counseling, de counselor en zijn vaardigheden. Ook benoem ik welke cliënten bij de
counselor aan het juiste adres zijn, en illustreer ik hoe ik cliënten doorverwijs wanneer zij bij andere zorgverleners thuishoren.
Counselors hebben als doel om op non-directieve wijze cliënten te helpen, zodat het psychosociale en emotionele welzijn bevorderd
kan worden (McLeod, 2013). Door middel van gestructureerde gesprekken ondersteunt de counselor de cliënt om inzicht te verwerven in
zijn eigen gevoelsleven. Dat doet hij zonder een adviserende, veroordelende of sturende rol aan te nemen. De counselor begeleidt de
cliënt in het proces om zijn gevoelsleven te beïnvloeden, zonder op de inhoud van het gesprek te sturen (Slaats, 2017). Zodoende kan de
cliënt disfunctionele patronen doorbreken met betrekking tot voelen, denken en/of doen. De keuze voor deze ondersteunende rol van de
counselor is gestoeld in het vertrouwen in het innerlijk potentieel van de cliënt (Egan, 2012). Dit innerlijk potentieel bevat krachten en
kwaliteiten waar de cliënt zelf aanspraak op kan maken om zijn belemmerende denkpatronen, acties en gevoelens te veranderen (Slaats,
2017). Met de begeleiding om dat potentieel te herontdekken, tracht de counselor het welzijn en de zelfredzaamheid van de cliënt te
vergroten.
Wie is de counselor, en wat doet hij?
Toen ik aan de opleiding tot psychosociaal counselor begon, had ik nog geen duidelijk beeld van wie de counselor was, en welke
handelingen hij mocht uitvoeren. Ik werd me daar bewust van toen een vriend aan mij vroeg wat voor een cliënten ik later zou gaan
ontvangen. Ik realiseerde me daardoor dat het beeld dat ik had van een psychosociaal hulpverlener voornamelijk bestond uit eigen
ervaringen met coaches, en beelden van televisieprogramma’s. Aan het begin van de opleiding zag ik de counselor een soort “vriend met
professionele kennis”: iemand die vanuit aansluiting en compassie naar jou meedenkt over hoe je problematiek zou kunnen aanpakken.
Hoe dat beeld veranderde naar de omschrijving uit de introductie, beschrijf ik in enkele belangrijke stappen die ik heb genomen.
Allereerst heb ik het boek “Psychosociaal Hulpverlenen” (Slaats, 2017) en het boek “Deskundig Hulpverlenen” (Egan, 2012)
aangeschaft, en heb ik een boek over counseling (Van Alphen, 2016) geraadpleegd dat ik reeds in bezit had vanuit een eerdere opleiding.
Met behulp van het boek van Egan ontdekte ik de humanistische grondslag waarop de counseling gestoeld is (Egan, 2012; Egan, 1982).
Vanuit het humanisme wordt er namelijk gesteld dat ieder mens over een groot potentieel aan vaardigheden en kwaliteiten bezit dat door
1
, zelfontplooiing verwezenlijkt kan worden. Slaats beschreef vervolgens op een voor mij zeer overzichtelijke wijze dat weliswaar ieder mens
kwaliteiten en vaardigheden heeft, maar dat mensen sterk kunnen verschillen in de mate waarin zij zelfstandig in staat zijn om op
problemen die hen in de weg staan van zelfontplooiing onder ogen te zien en op te lossen. Om deze verschillen te ondervangen, zijn er
verschillende groepen hulpverleners werkzaam. Dit staat verder uitgewerkt in Bewijs 41: “Een kaart van de psychosociale hulpverlening in
Nederland”.
In het boek van Slaats ontdekte ik dat counselors in het algemeen emotioneel gezonde cliënten ontvangen die voor relatief korte
tijd begeleiding nodig hebben (Slaats, 2017). De cliënten kunnen uit diverse kringen komen, variërend van het onderwijs tot het
bedrijfsleven, en van de ambulante geestelijke gezondheidszorg tot aan particuliere kringen (LVPW, 2020). De gemene deler dat zij lichte
psychische problematiek ervaren, zoals piekeren of levensfaseproblematiek. Het feit dat de problematiek in psychische termen “licht” is,
wil niet zeggen dat de begeleiding van de cliënt daarmee rechtlijnig is. Iedere cliënt is uniek, en het creëren van een werkrelatie
waarbinnen de cliënt optimale ondersteuning kan ontvangen is daarmee telkens een op de persoon afgestemd proces (Van Alphen, 2016).
Toen ik die informatie uit het boek las, zag ik in dat het erg belangrijk was dat de counselor over de eigenschappen zou beschikken
waarmee er aanspraak zou kunnen worden gemaakt op het innerlijk potentieel van de cliënt. Een duurzame vertrouwensrelatie ontwikkelt
zich namelijk niet zomaar. Vanuit het boek van Slaats ontdekte ik dat er voor de counselor vier belangrijke professionele kenmerken te
onderscheiden zijn die bijdragen aan de ontwikkeling van deze duurzame vertrouwensrelatie (Slaats, 2017). Dit zijn: (1) het bezitten van
een niet-wetende basishouding, (2) het vertonen van congruentie, (3) het vertonen van betrouwbaarheid, en (4) het beschikken over
competentie. Om elk van deze eigenschappen beter te begrijpen, besloot ik aanvullend literatuuronderzoek uit te voeren.
Laten we beginnen bij de niet-wetende basishouding. Deze werd voor het eerst benoemd door de psychologen Anderson en
Goolishian. Zij stelden dat de therapeut “als architect van de conversatie de gespreksruimte creëert om door middel van vragen een
dialoog te houden met de cliënt” (Anderson & Goolishian, 1992). Dat doet de therapeut niet met het doel om een bepaald gewenst
antwoord te krijgen, maar om de cliënt op zo’n manier te begrijpen alsof de therapeut de cliënt zelf is. De cliënt is per slot van rekening de
expert over zijn eigen problematiek, en draagt ook de sleutel met zich mee waarmee deze problematiek aangepakt kan worden. Door de
stelling die deze auteurs namen, begreep ik het belang om op ontvankelijke, oordeelloze en volgende wijze de cliënt vanuit diens eigen
beleving te begrijpen. Anders zouden er vertekeningen vanuit de interpretatie van de therapeut opgenomen kunnen worden in het verhaal
van de cliënt, waardoor er geen volledig zicht zou komen op de uitdagingen van de cliënt, en de oplossingen die hij zou willen aandragen.
Slaats werkte de niet-wetende basishouding verder uit door te stellen dat de counselor actief zou moeten kunnen luisteren om de
wereldbeelden en overtuigingen van de cliënt te kunnen begrijpen (Slaats, 2017). In haar boek ontdekte ik dat daar twee componenten in
te onderscheiden zijn. Enerzijds is er het empathisch luisteren, en anderzijds is er het kritisch-analytisch luisteren. Ik las dat empathisch
luisteren essentieel is om de cliënt het vertrouwen te geven dat hij mag spreken over zijn levenssituatie en de gevoelens die hij met
betrekking tot die levenssituatie heeft. Daarbij helpt het de positieve intenties achter het gedrag van de cliënt te zien, en de cliënt op een
tempo te benaderen dat is afgestemd op zijn mogelijkheden met betrekking tot denken en voelen. De cliënt zal dan zowel verbale als non-
verbale boodschappen versturen waarbij zijn innerlijke wereld wordt blootgegeven. Door vervolgens analytisch te luisteren kan de
therapeut deze signalen gebruiken om verbanden en patronen op te helderen, die de cliënt ondersteunen om het eigen potentieel te
(her)ontdekken.
2