Overzicht rechtsbronnen IPR
Internationaal:
- Haags Kinderbeschermingsverdrag
- Haags Forumkeuzeverdrag
- Lugano II
- Haags Vonnissenverdrag
- Haags Kinderontvoeringsverdrag
Europees:
- Richtlijn 2004/38 vrij verkeer van personen
- Artikel 20 en 21 VWEU
- Rome II niet-contractuele verbintenissen
- Rome I contractuele verbintenissen
- Rome III echtscheiding en scheiding van tafel en bed
- Brussel I bis burgerlijke zaken en handelszaken
- Brussel II ter huwelijkszaken, ouderlijke verantwoordelijkheid en internationale
kinderontvoering
- Verordening 2016/1103 huwelijksvermogensstelsels
Nationaal:
- Artikel 1 – 14 Rv
- Artikel 430 – 431 Rv
- Artikel 985 – 986 Rv
- Boek 10 BW
1
,Overzicht jurisprudentie:
Bijeenkomst 2
C-21/76 HvJ EU 30 november 1976, Handelskwekerij Bier tegen Mines de potasse
d’Alsace, ECLI:EU:C:1976:147 (het Kalimijnen-arrest)
Dit arrest wordt toegepast bij de alternatieve bevoegdheidsregels met betrekking tot Brussel
Ibis-Vo, hierbij specifiek artikel 7 lid 2 als uitzondering voor de onrechtmatige daad. Artikel 7
lid 2, om het schade plek waar het schadebrengende feit zich voordoet te bepalen, moet er
gekeken worden naar de locus actus (de plaats waar de schade is veroorzaakt), en de locus
damni (de plaats waar de schade is ingetreden). Aan de hand van deze criteria kan bepaald
worden wat de plek is waar het schadebrengende feit zich voordoet.
Rb. Den Haag, 26 mei 2021, Vereniging Milieudefensie tegen Royal Dutch
Shell, ECLI:NL:RBDHA:2021:5337
Dit arrest geeft invulling aan de plaats waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft
voorgedaan, de locus actus. Het is namelijk mogelijk dat bijvoorbeeld de plek waar de
fabrieken gevestigd zijn, de plek is waar de schade wordt veroorzaakt, maar er kan ook
beargumenteerd worden dat deze schade wordt veroorzaakt op het hoofdkantoor, omdat
daar beslissingen worden gemaakt, aan de hand van dit arrest moet dat worden afgewogen.
Bijeenkomst 3
C-350/14 Florin Lazar tegen Allianz SpA, ECLI:EU:C:2015:802
Dit arrest bepaalde dat er gekeken moet worden naar de plek waar de directe schade is
ontstaan, indirecte schade zoals verdriet en rauw is geen aanknopingspunt voor de plek
waar de schade is ontstaan, als het ongeluk gebeurt op plek A, is dit de plek waar de schade
is ontstaan.
HR 26 september 2014; ECLI:NL:HR:2014:2838, Gazprombank arrest:
Er moet gekeken worden naar dit arrest wanneer een vonnis van een staat buiten de EU in
Nederland erkend en tenuitvoergelegd moet worden. Dit wordt bepaald aan het Nederlandse
commune recht (artikel 431 jo. 985 Rv). Buitenlandse beslissingen komen in beginsel niet in
aanmerking voor rechterlijk verlof. Echter biedt artikel 431 lid 2 Rv de mogelijkheid om de
rechterlijke beslissing door de Nederlandse rechter direct ten uitvoer te leggen. De HR heeft
in het Gazprombank-arrest geoordeeld dat er 2 routes bewandeld kunnen worden:
1. Een inhoudelijke herbeoordeling van het geschil
2. Een beoordeling of aan de beslissing van de buitenlandse rechter gezag toekomt
(verkapte exequaturprocedure)
De verkapte exequaturprocedure biedt een manier om te voorkomen dat het hele geschil
opnieuw voor de Nederlandse rechter wordt behandeld, als het al in het buitenland is
beslecht. De Nederlandse rechter kan een nieuw vonnis uitspreken op basis van de
buitenlandse beslissing, zolang aan bepaalde criteria voldaan is, zoals vermeld in het
Gazprombank-arrest:
1. De rechter die de beslissing heeft genomen, moet bevoegd zijn volgens
internationale normen.
2. De beslissing moet zijn genomen binnen een eerlijke gerechtelijke procedure met
voldoende waarborgen.
2
, 3. De beslissing mag niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde.
4. De beslissing mag niet in conflict zijn met eerdere beslissingen van Nederlandse of
buitenlandse rechters over hetzelfde geschil, op voorwaarde dat die eerdere
beslissingen erkend kunnen worden in Nederland.
Als aan deze voorwaarden voldaan is kan het vonnis alsnog erkend en tenuitvoergelegd
worden.
HR 29 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1265
In dit arrest werd gesteld dat de Nederlandse rechter de erkenning en tenuitvoerlegging van
een vonnis richting het buitenland kan weigeren wanneer er een mogelijkheid tot hoger
beroep nog open staat, de volledige rechtsgang moet zijn uitgeput in Nederland.
Rb. Overijssel 7 november 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:4365
Rb. Amsterdam 15 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7521
Bovenstaande arresten gaan over de herleving van een oud verdrag, hierin werd een zaak
betwist over of dit verdrag zou herleven nu het VK uit de EU is gestapt. Echter stelt minister
Dekker dat dit niet zo is.
Bijeenkomst 4
C-386/05 HvJ EU 3 mei 2007, ECLI:EU:C:2007:262 (Color Drack)
Bij een koopovereenkomst is het van belang om de plaats waar de verbintenis uitgevoerd
wordt te bepalen, de rechter van deze plaats is namelijk bevoegd. Echter is het in sommige
gevallen lastig om te bepalen welke plek dat is, als het gaat om 2 plaatsen binnen 1 lidstaat
kan aan de hand van dit arrest bepaald worden wat de plaats van voornaamste levering is.
Dit kan aan de hand van economische criteria (bijvoorbeeld de plek waar het merendeel van
de goederen geleverd wordt). Als door deze criteria geen duidelijkheid wordt verschaft, kan
de eiser kiezen tussen de bevoegde rechters.
C-381/08 HvJ EU 25 februari 2010, ECLI:EU:C:2010:90 (Car Trim)
In Car Trim heeft het Hof het onderscheid tussen de koop en verkoop van roerende zaken en
de verstrekking van diensten uitgelegd. Car Trim heeft ook een autonome definitie gegeven
voor de plaats van levering van de roerende goederen voor het geval dit niet is bepaald door
de partijen in een overeenkomst. Hiervoor geldt in dit geval: de plaats van de materiële
overdracht van de goederen waarmee de koper op de eindbestemming van de
verkooptransactie de feitelijke macht om over de goederen te beschikken heeft verkregen of
had moeten verkrijgen.
(Tessili Dunlop)
Als het gaat om een overeenkomst, moet artikel 7 lid 1 Brussel Ibis-Vo toegepast worden.
Artikel 7 lid 1 sub a bevat de hoofdregel dat de bevoegdheid verleent aan het gerecht van de
plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden
uitgevoerd. Wat betreft het bepalen van deze plaats wordt in het Dunlop-arrest bepaald dat
dat de aangezochte rechter op basis van de eigen conflictregels moet bepalen welk recht
van toepassing is, en door dit recht moet de plaats van uitvoering van de verbintenis worden
vastgesteld
3
, Dunlop-arrest: Een EU-gerecht dient eerst op grond van Rome I-Vo het toepasselijk recht op
de verbintenis te bepalen om te kunnen stellen of zij bevoegd is. Dit geldt niet voor de 2
soorten overeenkomsten in sub b.
C-585/08 en C-144/09 HvJ EU 7 december 2010, ECLI:EU:C:2010:740 (Pammer/ Hotel
Alpenhof)
Artikel 17 lid 1 sub c: het bedrijf moet een rechtspersoon zijn in de lidstaat waar de
consument woonplaats heeft OF dergelijke activiteiten tot die lidstaat richten ongeacht met
welke middelen. Uit het Pammer-arrest blijkt dat het feit dat je een website kunt bezoeken
niet wil zeggen dat de verkoper ook naar die lidstaat is gericht (je moet met
aanknopingspunten beargumenteren dat de verkoop is gericht tot de lidstaat waar de
consument woont).
C-152/20 en C-218/20 HvJ 15 juli 2021, DG, EH tegen SC Gruber Logistics SRL en
Sindicatul tegen SC Samidani, ECLI:EU:C:2021:600
De regel is: met een rechtskeuze mag een werknemer geen bescherming verliezen. Je gaat
kijken naar de dwingende bepalingen van het rechtsstelsel dat zonder die rechtskeuze op de
overeenkomst van toepassing zou zijn, dan pas je dus artikel 8 lid 2 en verder toe. Je moet
dus de dwingendrechtelijke bepalingen van het recht van de rechtskeuze, en van het recht
dat zonder die keuze van toepassing zou zijn, vergelijken, en kijken of er rechten die de
werknemer beschermen worden misgelopen. Als er sprake is van strijdigheid en de
werknemer wordt minder beschermd door de rechtskeuze, dan geldt het recht van het land
dat eigenlijk van toepassing zou zijn.
Hoge Raad 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:969
Bovenstaande (Gruber Logistics) wordt voor Nederland herhaald in dit arrest van de HR van
23 juni 2023.
Bijeenkomst 5
C-490/20 HvJ EU 14 december 2021, Pancharevo ECLI:EU:C:2021:1008
In deze casus weigert Bulgarije een geboorteakte te verstrekken, van 2 moeder die weigeren
de identiteit van de biologische moeder te vermelden, dit leidt tot belemmeringen van het
vrije verkeer van het gezin. Het hof oordeelde hier dat Bulgarije in het kader van het vrij
verkeer de geboorteakte moet erkennen. Bulgarije is niet verplicht de inhoud van de
geboorteaktes aan te passen, maar mag het vrij verkeer niet belemmeren door erkenning te
weigeren op grond van hun nationale opvattingen.
Rechtbank Den Haag 19 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5936
De zaak draait om een Nederlandse man die via een draagmoederschapstraject in Zuid-
Afrika vader is geworden van twee kinderen. Hij vraagt de Nederlandse rechtbank om de
familierechtelijke betrekkingen met zijn kinderen officieel te erkennen en zijn positie als
wettelijke ouder vast te stellen. De kern van zijn verzoek is de erkenning van de
familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld door de High Court of South Africa, evenals
het verkrijgen van exclusief ouderlijk gezag. De rechtbank onderzoekt of de beslissingen van
de Zuid-Afrikaanse rechtbank met betrekking tot de familierechtelijke betrekkingen in
Nederland erkend kunnen worden. Er wordt ook gekeken naar de zorgvuldigheid van het
draagmoederschapstraject en de belangen van het kind en de draagmoeder. Uiteindelijk
4