Samenvatting RTO
Week 1: de drie B’s van het bestuursrecht
Wat is een besluit? Art. 1:3 Awb
Een besluit van algemene strekking art. 1:3 lid 1 Awb: een rechtshandeling, dus een
handeling die gericht is op een rechtsgevolg dat een verandering in rechtspositie met
zich meebrengt.
Een beschikking art. 1:3 lid 2 Awb: is besluit niet zijnde van algemene strekking, met
inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Het gaat om een besluit dat
gericht is op één bepaalde persoon of een groep.
Het onderscheid tussen een besluit en beschikking is van belang voor de mate van
bekendmaking. Bij een beschikking moet er bekend worden gemaakt door toezegging aan
de belanghebbenden (art. 3:44 Awb), het is dus van belang dat je vaststelt wie de
belanghebbenden zijn. Bij een besluit van algemene strekking wordt er bekend gemaakt
middels openbare publicatie bv. in gemeenteblad.
Feitelijke handelingen van de gemeente, bijvoorbeeld het ophalen van huisvuil zijn geen
besluit in de zin van art. 1:3 Awb, hierdoor bestaat ook geen mogelijkheid tot
bezwaar/beroep.
ABRvS Inzet videoteam
Rechtsvraag: Is de brief over het inzetten van een videoteam aan te merken als een besluit
in de zin van art. 1:3 Awb?
Rechtsregel: Een beslissing heeft een rechtsgevolg indien het is gericht op een recht,
bevoegdheid of verplichting of het vaststellen van een juridische status van een persoon of
zaak. In dit geval is de brief niet gericht tot een rechtsgevolg, er is geen rechtshandeling, de
brief bevat slechts een mededeling van het voornemen tot feitelijk handelen. Feitelijk
handelen is niet aan te merken als een besluit in de zin van art. 1:3 Awb. Een
rechtshandeling is een handeling die gericht is tot een rechtsgevolg, hiervan is sprake in drie
situaties: (i) rechten en plichten van burgers veranderen (ii) bevoegdheden van
bestuursorganen veranderen of (iii) de juridische status van een persoon of zaak verandert
of wordt vastgesteld.
ABRvS Bovenleidingportalen Duiven
Feiten: Railinfrabeheer B.V gaat bovenleidingen en bovenleidingportalen bouwen op de
Betuweroute. De gemeente oordeelt dat voor de bouw hiervan geen vergunning vereist is.
Rechtsvraag: Is het oordeel van de gemeente dat een vergunning niet vereist is een besluit
in de zin van ar. 1:3 Awb?
Rechtsregel: In beginsel is de mededeling dat er geen vergunning vereist is niet aan te
merken als een besluit art. 1:3 Awb. Zonder besluit kan er geen beroep bij de
bestuursrechter art. 8:1 Awb worden ingesteld. Er gelden twee uitzonderingen waarbij er toch
sprake is van een besluit: (i) als het aanvragen van een vergunning onevenredig bezwarend
is of (ii) als het verzoek om handhaving te laat komt, omdat de gedane handelingen niet
ongedaan of lastig ongedaan gemaakt kunnen worden.
A-organen en b-organen
,In art. 1:1 lid 1 Awb wordt bepaald wat onder bestuursorgaan wordt verstaan, hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen a- en b-organen.
A- organen:
Art. 1:1 lid 1 onder a Awb: een a-orgaan is een orgaan van een rechtspersoon die krachtens
publiekrecht is ingesteld. Het eerste wat je gaat doen is kijken of er sprake is van een
publiekrechtelijke rechtspersoon die een orgaan heeft ingesteld? Hiervoor kijk je in art. 2:1
lid 1 BW (de staat, provincies, gemeenten, waterschappen alsmede andere organen
waaraan krachtens de GW een verordenende bevoegdheid is verleend) of in een bijzondere
wet (zoals de WVW, UWV, ACM, CBR).
B- organen
Art. 1:1 lid 1 onder b: een b-orgaan is een andere persoon of college, met enig openbaar
gezag bekleed. Het gaat hierbij om een privaatrechtelijke rechtspersoon die de bevoegdheid
heeft om publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten. Let op: b-organen zijn in
beginsel geen bestuursorgaan, maar kwalificeren uitsluitend zo wanneer ze met enig
openbaar gezag bekleed zijn. Voor overige taken die zij uitoefenen, die niets met openbaar
gezag te maken hebben geldt dat zij voor dit deel geen bestuursorgaan zijn. Bijvoorbeeld
een garagehouder aan wie de bevoegdheid is toegekend om APK-keuringen uit te voeren,
voor dit deel is hij bestuursorgaan, deze bevoegdheid berust op een wettelijke grondslag.
Maar voor de andere taken die hij als garagehouder uitvoert is hij geen bestuursorgaan.
Waarom is onderscheid van belang?
a-organen zijn bestuursorgaan in alles wat zij doen, terwijl het begrip bestuursorgaan bij b-
organen beperkt is tot de taak waarvoor zij met enig openbaar gezag is bekleed. Voor b-
organen geldt dat voor de taken die zij uitoefenen die niets met het openbaar gezag te
maken hebben, dit niet te kwalificeren is als een besluit art. 1:3 Awb en er dus geen
bezwaar/beroep mogelijk is, terwijl bij a-organen de beslissingen zijn aan te merken als
besluit art. 1:3 Awb.
Art. 1:1 lid 2 Awb bevat ook nog uitzonderingen van organen, personen en colleges die geen
bestuursorgaan zijn.
ABRvS Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schipholregio
Feiten: Het ging hier om een stichting die geld uitkeerde aan burgers die teveel hinder
ondervonden van het vliegverkeer op Schiphol. Er was geen wettelijke grondslag voor de st.
om het geld uit te keren.
Rechtsvraag: Is de beslissing om al dan niet een vergoeding toe te kennen aan te merken
was als een besluit in de zin van art. 1:3 Awb?
Rechtsregel: De ABRvS zegt dat onder omstandigheden aan de stichting een publieke taak
kan worden opgelegd, waardoor zij aan te merken zijn als b-orgaan en voor dit deel besluiten
afgeven. Dit is het geval wanneer aan twee criteria is voldaan: de uitkering is (i) bepaald en
(ii) betaald door een overheidsorgaan. In hoofdgeding was dit niet het geval, de criteria voor
het wel/niet uitkeren waren vastgesteld door het bestuur van de stichting en het werd betaald
door Schiphol.
Voorbeeldvraag: Neem kennis van de artikelen 4z, 4ac en 4ae WVW, is de directie van het
CBR een a- of een b-orgaan?
Je kijkt dus eerst of er sprake is van een publiekrechtelijke rechtspersoon die een orgaan
heeft ingesteld: in art. 4z WVW wordt rechtspersoonlijkheid toegekend aan het CBR. In art.
4ac worden de twee organen van het CBR genoemd, namelijk de directie en de raad van
toezicht. Vervolgens staat in art. 4ae WVW dat de directie belast is met de dagelijkse leiding
van het CBR, het CBR als publiekrechtelijke rechtspersoon heeft dus het orgaan: de directie
ingesteld. Het gaat hier dus om a-orgaan op basis van een bijzondere wet (WVW).
,Bezwaar art. 8:1 Awb en beroep art. 7:1 Awb
In art. 8:1 Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep in kan stellen bij
de bestuursrechter. In art. 7:1 Awb is bepaald dat alleen aan degene wie het recht van
beroep is toegekend ook het recht van bezwaar wordt toegekend. Bezwaar en beroep
kennen dus twee vereisten (i) belanghebbende en (ii) besluit.
Als er geen sprake is van een besluit waartegen je bezwaar indient, dan wordt het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard. Voor handelingen die geen besluit zijn (zoals regelgeving) kun je
voor de burgerlijke rechter stellen dat er een onrechtmatige daad jegens jou is gepleegd.
Als er een voorziening openstaat bij de bestuursrechter, omdat het wel een besluit betreft, en
je die mogelijkheid ten onrechte niet gebruikt dan word je voor de burgerlijke rechter niet-
ontvankelijk verklaart in je vordering. Let op: de burgerlijke rechter is altijd bevoegd, maar jij
als degene die een procedure start bij de burgerlijke rechter bent misschien niet-ontvankelijk
in je vordering.
De leer van de formele rechtskracht
Als er geen bezwaar meer mogelijk is, bv. omdat de bezwaartermijn is verstreken, dan ben je
uitgeprocedeerd en wordt ervanuit gegaan dat het besluit juist is. Dit heeft te maken met
rechtszekerheid.
Het begrip besluit wordt in de wet ook uitgebreid, dit om in zulke gevallen de mogelijkheid te
geven tot bezwaar en beroep. Het is dus geen echt besluit, maar wordt hiermee gelijkgesteld
zodat bezwaar en beroep mogelijk is.
Uitbreidingen besluitbegrip:
Met een besluit wordt, voor wat betreft bezwaar en beroep, gelijkgesteld:
De afwijzing van een aanvraag (art. 1:3 lid 2 Awb)
De vergunning die van rechtswege wordt verleend geldt als een beschikking (art.
4:20b lid 2 Awb)
De schriftelijke weigering om een besluit te nemen (art. 6:2a Awb/4:5 Awb)
soms wordt het besluit geweigerd (art. 6:2a Awb) omdat de aanvrager nog niet alle
stukken heeft ingediend die het bestuursorgaan nodig heeft om te beslissen op de
aanvraag. De aanvraag wordt dan niet in behandeling genomen (art. 4:5 Awb). Tegen
het besluit van niet-beslissen kan enkel bezwaar en beroep worden ingediend.
Het niet-tijdig nemen van een besluit (art. 6:2 onder b Awb)
De verzoekschriftprocedure van art. 8:88 Awb e.v. over een verzoek tot
schadevergoeding
het gaat hier om schade die iemand lijdt als gevolg van een besluit/feitelijke
handeling die samenhangt met het besluit. De verzoekschriftprocedure is een civiele
vordering voor de bestuursrechter.
Toegang tot de bestuursrechter voor bezwaar/beroep kan ook worden beperkt in de
volgende gevallen:
Als het een algemeen verbindend voorschrift (a.v.v.) of beleidsregel betreft kun je
hiertegen niet in bezwaar/beroep art. 8:3 Awb.
Kennen en kunnen zaken art. 8:4 Awb
Dit zijn studentzaken waarin vragen worden gesteld over kennen en kunnen zoals
‘Heb ik terecht een onvoldoende gekregen’ die zijn voor de bestuursrechter
uitgesloten.
Als het gaat om een besluit als bedoeld in art. 1 van de Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak art. 8:5 Awb
Als het gaat om een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit
is bezwaar/beroep niet mogelijk, tenzij de beslissing de belanghebbende los van het
voor te bereiden belang treft art. 6:3 Awb.
Je kunt voor deze gevallen wel twee dingen doen:
, 1. Een ontvankelijke vordering bij de burgerlijke rechter instellen
2. Exceptief beroep
Dit houdt in dat je het niet eens bent met de beschikking die gebaseerd is op een a.v.v. en je
wilt iets doen tegen het a.v.v. Je kunt dan exceptief beroep opwerpen tegen het a.v.v. waarbij
je de bestuursrechter vraagt om te kijken of het a.v.v. wel in overeenstemming is met het
evenredigheidsbeginsel.
Bij wie stel je bezwaar/beroep in?
Bezwaar teken je in eerste instantie aan bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft
genomen, dit kan voor de gemeente zijn: de burgemeester, gemeenteraad of het College van
B&W.
Daarna bezwaar bij het bestuur, beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij
ABRvs/CRvB/CBB.
Art. 112 lid 2 GW: publiekrechtelijke geschillen kunnen worden opgedragen aan de tot de
rechterlijke macht behorende gerechten (de rechtbanken, gerechtshoven en de HR) of
gerechten die zich daarbuiten vinden (ABRvS als hoogste bestuursrechter of andere
bestuursrechters zoals CRvB en CBB). Hoofdregel hierbij is dat geschillen bij de ABRvS
komen, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is. De CRvB is bevoegd als het om
sociale voorzieningen/zekerheid gaat en het CBB is bevoegd als het om economische
geschillen gaat.
Belanghebbende art. 1:2 Awb
Belanghebbende art. 1:2 Awb: degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
Bij een beschikking is het duidelijk wie de belanghebbende is art. 1:3 lid 2 Awb: besluit niet
van algemene strekking, dus gericht op een specifieke persoon. Maar er kunnen ook derden
belanghebben zijn. Er is een feitelijk verband tussen het belang en het besluit. Je werkt hier
de OPERA-criteria uit:
1. Objectief belang
Het mag niet gaan om zuiver emotionele belangen, zoals iets lelijk vinden.
2. Persoonlijk belang
Als belanghebbende moet je je kunnen onderscheiden van een grote groep mensen.
Degene tot wie de beschikking is gericht, is persoonlijk belanghebbende. Maar er kunnen
ook derde-belanghebbende zijn die een persoonlijk belang hebben, er wordt hierbij gekeken
naar het zichts-en afstandscriterium.
Zichtscriterium: zicht hebben op hetgeen dat wordt gebouwd
Afstandscriterium: dicht wonen bij het perceel waarop het besluit ziet
ABRvS Mestbassin Mechelen: de gevolgen voor de belanghebbende moeten van enige
betekenis zijn. Dit houdt in dat als de gevolgen wel vast te stellen zijn, maar zo gering zijn
dan ontbreekt het persoonlijk belang bij het besluit.
CRvB Intrekking Pgb: Een cliënt van een zorgcentrum kreeg een persoonsgebondenbudget
(pgb), dat niet mocht worden uitgegeven bij de zorginstelling waar de cliënt verbleef omdat
de zorg van onvoldoende kwaliteit zou zijn. De zorginstelling ging tegen dit besluit in
bezwaar. Kan iemand als belanghebbende worden aangemerkt als deze een afgeleid belang
heeft door een contractuele relatie, maar daarnaast ook een zelfstandig belang heeft? De
CRvB oordeelt dat het zorgcentrum een zelfstandig recht heeft om tegen dit besluit op te
komen, omdat er los van een contractuele relatie ook een persoonlijk belang bij dit besluit is.
Wanneer je eigendomsbelang wordt geraakt kun je ook belanghebbende zijn, dit is het geval
omdat de intrekking van pgb bij de zorginstelling zorgt voor omzetverlies. De zorginstelling
had dus naar een afgeleid belang door een contractuele relatie ook een persoonlijk belang
waardoor zij belanghebbende was in de zin van art. 1:2 Awb.