Samenvatting rechtsfilosofie
Week 1: introductie
Leerdoelen van deze week:
Uitleggen wat het betekent om filosofie te doen
Beschrijven wat het verschil is tussen conceptuele en normatieve argumenten
Het verschil tussen conceptuele/normatieve argumenten toepassen op concrete
vragen en argumenten.
De inhoud van de cursus rechtsfilosofie A kort samenvatten
Vertellen wat er verwacht wordt van deze cursus.
Wat betekent het om filosofie te doen?
Aan filosofie doen is nadenken, nadenken is vragen stellen, vragen stellen is antwoord
geven. We kunnen alleen tot een beter begrip komen als we ons iets afvragen en hierover
blijven doorvragen, daarom wordt in de filosofie uit elk antwoord een nieuwe vraag gevormd.
Aan filosofie doen is dan ook vragen stellen op een fundamentele, systematische en kritische
manier. Fundamenteel houdt in dat er wordt nagedacht met als enig doel om beter inzicht te
krijgen. Systematisch houdt in dat er wordt nagedacht volgens een bepaalde
structuur/methode. Kritisch nadenken houdt in dat er wordt nagedacht over de gevestigde
vragen en antwoorden. Bij filosofie hoort ook het begrip fenomenologie, dit ziet op dat
filosofen denken over de wereld zoals wij die ervaren.
Wij focussen ons op de rechtsfilosofie, dit is vragen stellen op een fundamentele,
systematische en kritische manier over het recht.
Fundamenteel, systematisch en kritisch denken is ontstaan door Plato: alles wat
vanzelfsprekend is of lijkt moeten we in vraag stellen. Alle filosofie vertrekt dus vanuit de
Griekse oudheid.
Wat is het verschil tussen conceptuele en normatieve argumenten?
Conceptuele argumenten
Een conceptuele analyse richt zich op het begrijpen/definiëren van bepaalde begrippen, en
daarom ligt de focus hier op het begrijpen van het vraagstuk en het verduidelijken van de
betekenis van termen die worden gebruikt.
Bij de conceptuele analyse horen conceptuele vragen. Het gaat hierbij dus over vragen wat
iets is, vragen die een definitie geven en essentiële kenmerken bepalen. Voorbeelden van
conceptuele vragen:
Wat is het recht?
Wat is de rechtsstaat?
Wat is burgerschap?
Een voorbeeld van een conceptueel antwoord op de vraag ‘wat is burgerschap?’ is:
‘burgerschap is als inwoner van een staat in bezit zijn van alle burgerlijke en politieke
rechten.’
Normatieve vragen
,Een normatieve analyse richt zich op het evalueren van een vraagstuk op basis van een
bepaalde norm. Hierbij wordt gekeken welke normen van toepassing zijn op het vraagstuk en
hoe deze moeten worden toegepast om het vraagstuk op te lossen. Je richt je hier dus op
het beoordelen van het vraagstuk en het zoeken naar een oplossing vanuit een bepaald
normatief kader.
Bij de normatieve analyse horen normatieve (morele) vragen. De normatieve argumenten
voegen iets toe aan de conceptuele argumenten. Het gaat hier om vragen over hoe iets moet
zijn, de vragen geven een waardeoordeel en bepalen de voorwaarden voor het onderscheid
tussen goed en slecht. Voorbeelden van normatieve vragen:
Wat is een goede burger?
Is een bepaalde wet rechtvaardig?
Welke mensenrechten zouden zwaarder moeten wegen wanneer er twee botsen?
Quizvraag: wat voor soort argument is “een onrechtvaardige wet is geen wet” en waarom?
Dit is een conceptueel argument, omdat het de essentiële voorwaarden bepaald om te
kunnen spreken van een wet. Het bepaalt namelijk wanneer iets een wet is en wanneer iets
geen wet is.
“Kunnen we het recht en de rechtvaardigheid van elkaar onderscheiden?”, is een
conceptuele vraag, want het gaat over definities van het recht en van rechtvaardigheid.
“Moeten we het recht en de rechtvaardigheid van elkaar onderscheiden?”, is een normatieve
vraag, want het vraagt naar het onderscheid of dat goed/slecht is.
De inhoud van de cursus rechtsfilosofie:
Dit vak bestaat uit 3 modules.
Module 1 ‘de wet en rechtsgeldigheid’ HC 1 t/m 6 + WC 1 t/m 3
Hierbij staan de volgende vragen centraal:
o Wat is een wet?
o Wat is een rechtssysteem?’
Module 2 ‘de wet en legitimiteit’ HC 7 t/m 10 + WC 4
Hierbij staan de volgende vragen centraal:
o Wat is de rechtsstaat?
o Wat zijn mensenrechten?
o Waarom zijn mensenrechten belangrijk? (normatieve vraag)
o Wie maakt de wet?
o Wie moet de wet maken? (normatieve vraag)
Module 3 ‘de wet en rechtvaardigheid’ HC 11,12 + WC 6
o Wanneer is de wet onrechtvaardig? (normatieve vraag)
o Wat is burgerlijke ongehoorzaamheid?
o Wanneer is burgerlijke ongehoorzaamheid gerechtvaardigd? (normatieve
vraag)
Pauline Westerman 1957 - heden
Verplichte literatuur - “Naar een kritische en relevante rechtstheorie”
De kern van de tekst is een normatief argument: “Het is belangrijk voor juristen om
rechtsfilosofie als achtergrond te hebben vanwege conceptuele coherentie en normatieve
rechtvaardiging”. Westerman benadrukt wel dat filosofie eerder vragen stellen is dan
antwoord geven, want filosofen zijn er niet om grondslagen te bouwen, maar juist om
grondslagen in vraag te stellen.
“Wie zich voordoet als grondslagenbouwer, graaft uiteindelijk zijn eigen graf, want die taak
kan helemaal niet worden verricht door de filosoof” (p. 246). Hiermee bedoeld Westerman
,dat filosofie geen grondslagen kan bouwen voor het recht omdat het een kritische discipline
is en filosofie dus grondslagen in vraag moet stellen en moet problematiseren
Module 1: De wet en rechtsgeldigheid: “Wat is recht?”
HC 2: Inleiding tot het natuurrechtsdenken en het rechtspositivisme
Wat is het natuurrecht?
Een natuurrechtsdenker geloofd dat er een inherente universele morele wet bestaat die
voortkomt uit de natuurlijke orde van het universum. Deze natuurwetten staan boven de
wetten van de mens, en wetten die met de natuurwet in strijd zijn, zijn
ongeldig/onrechtvaardig. Wetten die in overeenstemming zijn met natuurlijke wetten hebben
moreel gezag.
Kenmerken natuurrecht:
Universeel recht: het is overal/altijd geldig, ongeacht wat de lokale wetten stellen
Hoger recht: natuurrecht staat hoger dan het geschreven recht
Van nature gegeven (van god, de menselijke rede)
Als positief recht geldig wil zijn moet het in overeenstemming zijn met het natuurrecht.
Als het niet in overeenstemming is, dan legt het ons geen plichten op en is het geen
geldig recht.
Er is dus een verband tussen recht en moraliteit (de morele wet)
Wat is het rechtspositivisme?
Een rechtspositivist stelt dat de geldigheid van wetten niet afhangt van hun moraliteit, maar
van de manier waarop ze tot stand zijn gekomen en worden erkent door de wetgevende
macht. Zolang wetten voldoen aan de formele juridische eisen, is er sprake van een
rechtsgeldige wet. Rechtspositivisme erkent geen inherente morele orde die boven de
wetten van de mens staat.
Kenmerken rechtspositivisme:
Er is geen noodzakelijk verband tussen recht en moraliteit: onrechtvaardigde wetten
zijn nog steeds wetten, als ze rechtsgeldig tot stand zijn gekomen moeten ze
gehoorzaamd worden
Geldend recht is wat door de overheid als recht is gesteld
De oude tragedie van Antigone
We beginnen bij Laios en Labdakos de koning en koningin van Thebe, die samen een zoon
krijgen Oedipus. Een orakel voorspelde dat de zoon de vader zou vermoorden en met de
moeder zou trouwen, daarom gaat het verhaal dat ze Oedipus met zijn voetjes hebben
vastgebonden in een boom. Oedipus overleefd dit en komt terecht bij een koppel in Korinthe.
Oedipus weet niet dat hij geadopteerd is en krijgt op zijn 18e ook de voorspelling van het
orakel te horen dat hij zijn vader zal vermoorden. Daarom vertrekt Oedipus uit Korinthe om
de voorspelling voor te zijn, hij denkt dat het over zijn adoptieouders gaat, hij gaat richting
Theme. Onderweg krijgt hij het aan de stok met een rijke reiziger, Oedipus heeft een klap en
die persoon komt te overlijden. Zonder het te weten heeft hij de koning, zijn eigen vader
vermoord. Als Oedipus in Theme aankomt is daar een sfynx die de inwoners raadsels
voorlegde, als je het fout hebt word je opgegeten en als je het goed hebt mag je met de
koninging trouwen. Oedipus heeft het raadsel goed en trouwt zonder het te weten met zijn
eigen moeder, ze krijgen vier kinderen waarvan Antigone er een is.
Op een gegeven moment wordt de stad Thebe geteisterd door de pest, het orakel voorspelt
dat dit komt doordat er een ongestrafte moordenaar in Thebe rondloopt. Oedipus doet
, onderzoek naar de moordenaar en komt erachter dat hij het zelf is, Oedipus steekt zijn ogen
uit om zichzelf te straffen en vertrekt uit Thebe. Toen Oedipus vertrok uit Thebe zijn de
zoons, de broers van Antigone, elkaar gaan afwisselen op de troon. Ze kregen ruzie over de
troon en stierven allebei. Kreon de vorst van Thebe vaardigde een wet uit die het verbood
om een van de broers die in conflict was met de koning (de andere broer) te begraven, want
je mocht het niet met wapens opnemen tegen je eigen stad.
Antigone weigerde om deze wet van Kreon te gehoorzamen en begraafde toch haar broer.
Belangrijk voor ons is het argument dat Antigone gebruikt om te verantwoorden waarom zij
de wet niet heeft gevolgd: “Jouw wet komt niet van de goden. Ze is onrechtvaardig. De
goden bedenken zulke wetten niet voor mensen. Ik weet: jouw wet is zwak. Jij bent
een mens – jij kan onverbiddelijke wetten van goden niet negeren, die zijn niet
gisteren bedacht, zze zijn eeuwig. Niemand weet waar ze vandaan komen. Ik misken ze
niet, ik vrees de goden, maar ik vrees jou niet.”
Antigone als natuurrechtsdenker
Voor Antigone is de wet van Kreon niet de wet die zij moet volgen, maar de wetten van de
goden die zeggen dat mensen een fatsoenlijke begrafenis verdienen. De argumenten die
Antigone naar voren brengt komen vanuit het natuurrecht. Het gaat namelijk om regels van
de hogere orde, in dit geval de wetten van de goden die bepalen wat rechtvaardig is. Het
natuurrecht staat los van de menselijke wil, maar de regels vanuit het natuurrecht is zijn wel
toepasselijk op menselijk gedrag en daarom moeten we ons aan de regels vanuit het
natuurrecht houden. Antigone is ervan overtuigd dat goddelijke wetten belangrijker zijn dan
menselijke wetten. Als menselijke weten ingaan tegen het natuurrecht, dan zijn het geen
echte wetten, ze zijn niet rechtsgeldig. Een conceptueel argument: onrechtvaardige wetten
zijn niet gewoon slechte wetten, het zijn helemaal geen wetten. Natuurrechtsdenkers nemen
een conceptuele positie in, ze gaan bepalen wat de wet is, maar de inhoud van de wet is
normatief, deze beschrijft hoe de wereld zou moeten zijn.
Kreon als rechtspositvist
Kreon zegt ik ben de autoriteit: ik maak de wet en iedereen moet daaraan gehoorzamen. Zijn
argumenten: “Wie maakt hier de wetten: zij als ik haar ongestraft laat gaan. Ik eis haar
dood.” “Wie verwand is of wie wetten wil verkrachten of wie meent dat hij gebieders mag
gebieden moet van mij geen lof verwachten. Het volk brengt iemand aan de macht. Dus het
volk gehoorzaamt hem, Of het nu om kleine dingen gaat of om rechtvaardigheid. In zo
iemand stel ik vertrouwen.” Je ziet dus dat rechtszekerheid belangrijk is voor Kreon, hij wil
dat alle wetten die worden uitgevaardigd ook toegepast worden door het volk, want anders is
er geen rechtszekerheid meer. Als wetten volgens de regels zijn uitgevaardigd, dan zijn ze
rechtsgeldig. Onrechtvaardige wetten kunnen volgens het rechtspositivisme dus ook
rechtsgeldige wetten zijn. Een conceptueel argument: rechtvaardigheid is geen essentieel
element van de definitie van de wet. De rechtspositivist ziet de verhouding tussen
rechtvaardigheid en rechtsgeldigheid als volgt: een rechtspositivist aanvaardt dat
rechtsgeldige wetten soms onrechtvaardig zijn.
In dit verhaal is er dus conflict tussen Antigone die strijd voor rechtvaardigheid en Kreon die
strijd voor rechtszekerheid.
De nieuwe tragedie van Antigone: Antigone in de 21e eeuw
De film Antigone (door Sophie deraspe) is een moderne versie van de oude tragedie van
Antigone (door Sophocles). Antigone woont samen met haar familie als vluchteling in
Montreal. De oudere broer (Eteocle) van Antigone wordt op een gegeven moment
gearresteerd na een gewelddadig incident waarbij een politieagent wordt gedood, en haar
andere broer (Polynice) slaat op de vlucht. Antigone probeert gerechtigheid te zoeken voor
haar broer en besluit Polynice te helpen onderduiken. Op een gegeven moment wordt
Polynice toch gevonden door de politie en gedood. Antigone wordt gearresteerd en moet