Ethiek
HC 1 – inleiding en normatieve ethiek
Normatief (is iets een ethische vraag):
Informatieve vraag naar een feit is niet ethisch
Vraag je naar een vorm, dan is het wel etnisch
Normatief stelt hoe het hoort
o Zijn geen feiten
o Impliciete of expliciete regel
Werkelijkheid is soms wel complex
o Is het een feit of een norm?
o Kun je er een mening over hebben?
o Iets van vinden
Zijn heersende opvattingen
Normatieve discussie
o Onderliggende waarden
Pedagogiek en ethiek:
Pedagogiek is een normatieve wetenschap
o Voor zover ze normeert wat (goed) opvoeden is
o Je daar bewust toe verhouden, bewust van je waarden en normen
o Denken over het goede, wat vind jij goed
Pedagogen moeten goed kunnen handelen in de praktijk
o Praktijk: klinisch, onderwijs, beleid, onderzoek
o Wat is goed handelen?
o Goed handelen als professional; normatieve professionaliteit
Domeinen beroepsethiek
o Dilemmahantering en handelingsevaluatie
o Beroepshouding of beroepscode
Je ethisch reflectief verhouden tot de normatieve dimensie van de pedagogiek en je rol als
pedagogisch professional
Ethiek is niet het volgen van regels en leer je ook niet van buiten; je moet erover nadenken
Beroepscode Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO):
Weten hoe die in elkaar zit
Beroepscode is leidraad voor academische pedagogen/onderwijskundigen
Code bevat ethische uitgangspunten die bij beroepsuitoefening van belang zijn
Code bevat zowel concrete regels als algemene uitgangspunten van goede beroepsuitoefening
Code geldt voor alle NVO leden met en zonder cliëntcontact
Je moet op de hoogte zijn en deze kunnen toepassen
Wat is moreel goed?:
Evolutionair gegeven:
o Gevoel voor rechtvaardigheid
o Empathie
o Zit gewoon in ons om op een bepaalde manier te handelen
, Openbaring:
o Door god gegeven
o Moreel goede ligt in de schepping
Menselijke rede:
o Ethische theorie
o Reflectie
o We gaan het zelf bedenken, omdat we redelijke wezen zijn
o We kunnen het er met elkaar over hebben, over nadenken
Ethiek:
Ethiek is een systematische reflectie op de moraal
o Moraal: geheel van waarden en normen
o Waarde: abstracte nastrevenswaardige voorstelling van het goede
Ethiek is:
o Van oudsher belangrijk onderdeel van de filosofie
o Praktische filosofie
o Vraag naar het goede leven, hoe handelen we goed
o Kritisch onderzoek naar morele opvattingen
o Nadenken over goed handelen; reflectieve kant
Plato en Aristoteles
Verschillende vormen van ethiek:
Descriptieve ethiek:
o Beschrijving van de moraal
o Historische en maatschappelijke context
o Objectiverend
o Hoe wordt er nu en vroeger over nagedacht?
o Minder relevant voor pedagogen
o Welke maatschappelijke ontwikkelingen?
Normatieve ethiek:
o Wat is juist?
o Rechtvaardiging waarden en normen
o Ethische theorieën
o Prescriptief
o Wel relevant, stelt vragen naar de norm
o Wat is goed handelen en waarom?
o Wat is nastevenswaardig?
Meta ethiek:
o Denkt na over ethiek, hoe zien we dit
o Fundament, concepten, aannamen
o Fundament van ethisch redeneren
o Wat zijn waarden?
Toegepaste ethiek:
o Ethiek voor een bepaalde (vak)gebied
o Hoe moeten we opvoeden?
,
,Normatieve ethiek: ethische theorieën:
Ethische theorieën komen tot stand binnen de filosofie
o Product van permanente discussie
o Bouwwerk van opvattingen, is nooit klaar
Ethische theorieën geven principes om het handelen mee te beoordelen
o Richtlijn: hoe moeten we handelen?
o Evaluatie: was het een goede handeling?
Morele oordelen:
Probleem: denkend over het goede, maar mensen hebben verschillende morele oordelen
Morele oordelen hangen samen met:
o Individu
o Tijd en cultuur
o Smaak en conventie
Wat betekent dit voor de ethiek?
o Moeten we er een universele theorie tegenover stellen?
o Of moet ieder zelf uitmaken wat goed of slecht is?
Serieus probleem voor de ethiek meta ethisch probleem
Op verschillende manieren naar kijken:
Relativisme:
o Verschillen staan centraal, alle verschillen zijn evenwaardig, moeten gewoon naast elkaar
blijven bestaan, waarheidswaarde is van iedereen gelijk
o Individueel moreel relativisme:
Waardheidswaarde van moreel oordeel kan verschillen per individu
Respecteert individuele meningen
o Cultureel moreel relativisme:
Waarheidswaarde van moreel oordeel berust op culturele overtuiging
Respecteert culturele verschillen
o Probleem bij relativisme:
Geeft ruimte aan morele onverschilligheid
We moeten het slaan van kinderen bijv. dan accepteren, iemand anders vindt dat
bijv. wel normaal en dat is hun moreel oordeel
Zelf waarde tolerantie is niet algemeen aanvaardbaar, je kunt niet meer tolerant
zijn, dat verschil kun je niet verdragen, voor tolerantie heb je weer een algemeen
geldende waarde nodig die voor iedereen geldt
Universalisme:
o Algemene geldigheid staat centraal, tegenover relativisme
o Moreel universalisme gaat uit van algemeen geldende waarden (altijd, overal, voor
iedereen)
Moreel absolutisme:
Waarheidswaarde moreel oordeel is extern gegeven (door God bijv.)
Daar kan je alleen eigenlijk niet meer over discussiëren, het is zo
Moreel objectivisme:
Waarheidswaarde moreel oordeel is op basis van redelijkheid (modern
subject), kunnen het daar nog steeds over hebben
o Algemeen geldende morele oordelen mogelijk op basis van redelijkheid, je kunt
beargumenteren waarom je kinderen niet mag slaan, zijn ergens op gebaseerd
, o Probleem van universalisme:
Er is geen algemene acceptatie van één universele bron
Kritiek: heersende opinie maakt andere opinies onzichtbaar
We kijken niet meer kritisch, dus zien andere meningen niet, we volgen de
algemene waarden blind, denken er minder over na
Pluralisme:
o Erkenning van verschil met gedeelde waarden
o Intersubjectieve ruimte
o Ethiek als permanent gesprek
o Er staan dus verschillende meningen naar elkaar, maar je zorgt voor een gedeelde ruimte
waar je het daar dus over kan hebben
Ethiek
HC 2 – meta-ethiek
Kunnen we wel nadenken over ethiek en wat hebben we daarvoor nodig?
Wat is ethiek:
Voordat we kunnen spreken over normatieve ethische theorieën en ethische dilemma’s, moeten
we ons bewust worden van (problematische) aannemen ethiek: meta ethiek
We stellen dan vragen zoals:
o Wat is ethiek?
o Wat zijn waarden?
o Wat zijn nastrevenswaardige waarden? En waarom?
o Wie bepaalt (hoe) wat goed is?
o Wat is een (handelend) subject? Kunnen we wel bewust handelen?
o Ben je verantwoordelijk voor je handelen?
o En (wanneer) is dat een morele actor? Kun je ook per ongeluk goed handelen?
o En (hoe) kunnen we spreken over het goede leven?
Kattenethiek van John Gray:
o Britse filosoof
o Enkele opmerkelijke standpunten:
Humanisme is afgeleid van religieuze ideologieën
De vrije wil, en daarmee de moraal, is een illusie
Mensheid is een roofzuchtige soort, die andere levensvormen uitroeit
Utopische denken dat in Verlichting gedaante aannam van vooruitgangsgeloof is
modificatie van verlossingsgedachte in het Christendom
o Zijn boek zet aan tot denken over ethiek
o Belangrijke elementen van het boek:
Moraal, een heel eigenaardige praktijk
Wij als mensen hebben interpretaties, zo ook over katten bijvoorbeeld dat ze maar
spelen met een bal of arrogant zijn (wij vinden wat)
Katten laten zich niet door geboden leiden en hebben geen idealen
Mensen vinden moraal heel belangrijk, we denken na over wat goed is
Er zijn uiteenlopende en tegenstrijdige waarden (zijn het niet perse met
elkaar eens)
, Morele oordelen geven een prettig gevoel van deugdzaamheid (het idee van
vrijwilligerswerk of iets in de collectebus doen, je doet iets voor een ander)
Als mensen praten over moraal weten ze niet waar ze het over hebben, ze
zijn zeker van hun woorden, maar ze uiten gewoon hun emoties
Als waardeoordelen slechts emoties zijn, is er niets om het over
oneens/eens te zijn
Universele morele wetten zijn overblijfsel van monotheïsme zonder auteur
(god), mens denkt zelf auteur te zijn van morele regels, maar kan niet
Mensheid kan geen auteur van morele wet zijn, want er is geen universele
mens (maar veelsoortigheid met verschillende moralen)
Dus: moraal is een ondoorzichtig begrip
Spinoza over leven naar je natuur
Er zijn andere manieren om over ethiek te denken dan de universele theorie
Goede leven volgens de oude Grieken of Chinezen is dat je leeft volgens je
natuur (niet bezig zijn met universele wetten)
Deugden zijn eigenschappen om volgens natuur te leven, geldt ook voor
niet-menselijke dieren
Kritiek op ethiek van Aristoteles: antropocentrisch en hiërarchisch, mensen
zijn het doel van het universum, wat weer goed past bij Christendom en
theorieën over evolutie (daarom doet Aristoteles het goed in het westen)
Aristoteles gelooft teveel in de redelijkheid van de mensen, zet ze te hoog
Taoïsme: mens is op geen enkele manier bijzonder, zelfbewustzijn is juist
obstakel van het goede leven, elk individu heeft eigen vorm van goed leven
Idee ‘conatus’ (innerlijk streven tot zelfbehoud), Spinoza lijkt op dit denken
Geen vrije wil volgens Spinoza, omdat alles in universum bepaald is en
volgens Gray omdat mens gebonden is aan lichaam (geen losse mind)
Dus mensen kiezen niet het goede, maar streven net als andere wezens het
goede na dat hun natuur van hun vraagt, om jezelf in stand te houden
Spinoza (2)
Volgens Spinoza kan rationele reflectie (tweede orde denken) verlangens
evalueren en zo vrijheid van geest bereiken
Hierdoor presenteert hij exioma’s (noodzakelijke waarheden)
Gray verwerkt dit rationalisme, mens kan niet leven door een theorie toe te
passen; het goede leven kunnen we alleen kennen door het te leven
Spinozistische-taoïstische ethiek:
o Goed leven wordt niet bepaald door gevoelens, maar gevoelens
worden bepaald door hoe goed men hun natuur hebben gerealiseerd
o Wij hebben een natuur die gerealiseerd moet worden, we leven en
leven om te bestaan; als we proberen zo goed mogelijk te bestaan
dan zijn we er al mee bezig (gaat vanzelf)
Dit staat tegenover humanistische moraal, die vrije wil tegenover natuur
stelt (het goede na willen streven, we zijn verantwoordelijk)
Als ethiek bestaat uit bekrachtigen van je individuele natuur, dan beland je
buiten moraal van humanisten en monotheïsten
, Onzelfzuchtige egoïsme
Ontrafeling van empathie en altruïsme als symbolen van gangbare ethiek;
we vergissen ons daar een beetje in, minder goed dan we denken
S-T: het goede leven is geen leven in dienst van anderen, gaat om jezelf, je
bent daarin niet egoïstisch, of dat je beter wilt zijn dan anderen
S-T: zelfverwerkelijking als een soort egoloosheid
Ethiek waarin je jezelf verwezenlijkt is iets anders als zelfcreatie, gaat niet
om een mooi plaatje van jezelf neerzetten
Katten zijn goede voorbeelden van wezen zonder bedrieglijk zelfbeeld,
hebben niet een betere ik voor ogen (ik zou eigenlijk dit moeten doen bijv.)
Kattenethiek is een soort onzelfzuchtig egoïsme: ze hebben geen beeld van
zichzelf dat ze proberen te behouden
Een goed leven hoeft geen idee te bevatten, een goede leven hangt af van
wat het wezen nodig heeft om zijn natuur te vervullen, zonder rekening te
houden met een mening/conventie (trouw zijn aan je eigen natuur)
Katten vergissen zich niet in hun natuur
, Ethiek
HC3 – normatieve ethiek: consequentalisme en deontologie
Normatieve ethiek: wat is goed handelen? Wat is juist?
Rechtvaardiging van waarden en normen
Ethische theorieën vallen daaronder
Het is prescriptief, het schrijft voor, het zegt dit is een goede houding welke onderbouwd worden
in de theorie
Argumenten vinden voor je handelen, zien hoe je aan die argumenten ook weer komt
2 belangrijke vormen van normatieve ethiek:
Consequentialisme en deontologie
Wortels in het moderne denken (Verlichting)
Richtinggevend voor menselijk handelen
Gaat om argumentatieve grondslag van ons denken/handelen en wat goed is
Ethische uitgangspunten van onze samenleving, de waarden en normen in onze maatschappij
Gaat nu over:
o Utilitarisme (Bentham en Mill)
o Menselijke waardigheid (Kant)
Consequentalisme:
o Gevolgen handeling
o Beoordeling handelen op grond van resultaat (zijn gevolgen handeling goed, dan is de
handeling ook goed, hoe je het gedaan hebt of met welke intenties doet er niet toe)
o Gaat over de weging van pain en pleasure (mensen hebben gevoelens)
o Klassiek utilitaristen: grootste geluk voor het grootste aantal (nut, iets mee opschieten)
Geluk voor alle mensen maximaliseren
o Het is universalisitsch en ontpartijdig (niet in belang van bepaalde partij) gelijkheid
o Varianten modern consequentialisme
o Bentham: alle genoegens hetzelfde, alles kwantificeren (uitrekenen of je goed handelt)
Varkensmoraal: mens als dierlijk wezen maken zonder gevoelens/gedachten
o Mill (opvolger): onderscheid tussen kwalitatieve pleasure en kwantitatieve pleasure
Mensen met levenservaring kunnen kwalitatief onderscheid maken, weten wat
beter is om te doen, waar je meer plezier uithaalt, we zijn vrij, geen belemmeringen
Alleen rekening houden met een ander geen schade toebrengen (schadebeginsel)
o Kritiek:
Gevolgen van handelen wegen net zo zwaar als de gevolgen van niet-handelen
Morele verantwoordelijkheid van wel of niet handelen
Onze intuïties worden niet meegenomen, ook niet bij bijzondere relaties (want het
is onpartijdig en maximalisatie van het goede)
Veeleisend (alleen de gevolgen tellen) en pervasiviteit (het is doordringen, alles
wordt een moreel onderwerp)
Gevolgen kun je ook niet altijd overzien (achterafredenering), gaat over toekomst