1. Wat is het belangrijkste onderscheid tussen de nomothetische en idiografische
benadering?
o a) De nomothetische benadering richt zich op groepen, terwijl de
idiografische benadering zich richt op individuen.
o b) De nomothetische benadering gebruikt kwalitatieve data, terwijl de
idiografische benadering kwantitatieve data gebruikt.
o c) De nomothetische benadering richt zich op dynamiek, terwijl de
idiografische benadering op gemiddelden focust.
o d) De nomothetische benadering richt zich op inter-individuele variabiliteit,
terwijl de idiografische benadering intra-individuele variabiliteit negeert.
2. Waarom is het gebruik van tijdseries essentieel in psychologisch onderzoek?
3. Welke van de volgende aannames behoort NIET tot de voorwaarden voor
ergodiciteit?
o a) Onafhankelijkheid
o b) Normaliteit
o c) Additiviteit
o d) Causaliteit
4. Wat is een van de belangrijkste beperkingen van psychologische tests bij het maken
van uitspraken over individuen?
o a) Het gebrek aan normeringsmodellen.
o b) De aanname dat gemiddelden van toepassing zijn op individuen.
o c) De beperkte beschikbaarheid van longitudinale data.
o d) De sterke afhankelijkheid van intra-individuele variabiliteit.
5. Open vraag: Hoe draagt de foutentheorie van Galileo bij aan ons begrip van
meetfouten?
HC 2: Introductie Tijdseries
6. Wat is een belangrijk verschil tussen tijdreeksen en eventreeksen?
o a) Tijdreeksen bevatten categorische data, terwijl eventreeksen intervaldata
bevatten.
o b) Tijdreeksen worden continu gemeten, terwijl eventreeksen gebaseerd zijn
op specifieke gebeurtenissen.
o c) Tijdreeksen zijn geschikt voor univariate analyses, terwijl eventreeksen
alleen multivariate analyses toestaan.
o d) Tijdreeksen maken gebruik van aggregatie, terwijl eventreeksen dat niet
doen.
7. Wat is het doel van tijdserieanalyse in het begrijpen van menselijk gedrag?
8. Welke van de volgende processen wordt als niet-stationair beschouwd?
o a) Een tijdserie waarin het gemiddelde constant blijft.
o b) Een tijdserie waarin fluctuaties afnemen naarmate de tijd vordert.
o c) Een tijdserie waarin het gemiddelde en de standaarddeviatie veranderen.
o d) Een tijdserie waarin meetfouten elkaar uitmiddelen.
9. Waarom is stationariteit een belangrijke voorwaarde in traditionele statistische
modellen?
, 10. Open vraag: Beschrijf het proces van surrogaatanalyse en geef een voorbeeld van
een situatie waarin dit nuttig zou zijn.
HC 3: Fluctuatieanalyse
11. Wat meet de autocorrelatiefunctie (ACF) in een tijdserie?
a) De relatie tussen twee tijdseries op verschillende tijdschalen.
b) De mate van lineaire samenhang binnen een tijdserie over verschillende tijdslagen.
c) De afhankelijkheid tussen verschillende variabelen in een tijdserie.
d) De periodiciteit van fluctuaties binnen een tijdserie.
12. Wat is een belangrijk gevolg van niet-onafhankelijke metingen in traditionele
statistiek?
13. Bij welk type autocorrelatie zie je een systematisch patroon waarin hoge waarden
vaak gevolgd worden door andere hoge waarden?
a) Negatieve autocorrelatie
b) Positieve autocorrelatie
c) Lag-autocorrelatie
d) Niet-lineaire correlatie
14. Wat betekent het wanneer een tijdserie sterke long-range correlaties (LRC) vertoont?
15. Open vraag: Leg uit hoe spurious correlations kunnen ontstaan bij tijdseries.
HC 4: State Space Grids
16. Wat is een state space grid (SSG)?
a) Een grafische weergave van de fluctuaties binnen een enkele tijdserie.
b) Een visuele representatie van de interactie tussen twee variabelen over tijd.
c) Een matrix die de lineaire correlaties tussen meerdere tijdseries toont.
d) Een tabel die alle mogelijke waarden van een tijdserie samenvat.
17. Hoe kunnen state space grids gebruikt worden om dyadische interacties te
analyseren?
18. Welke van de volgende kenmerken hoort NIET bij complexe dynamische systemen?
a) Onvoorspelbaarheid
b) Lineaire relaties
c) Zelforganisatie
d) Emergentie
19. Wat is een attractor in de context van state space grids?
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annneeee. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.