De jongvolwassenheid
1.1.1 Lichamelijke ontwikkeling en de zintuigen
De lichamelijke ontwikkeling is aan het begin van de vroege volwassenheid grotendeels
voltooid. Hoewel veroudering, de natuurlijke lichamelijke achteruitgang die wordt
veroorzaakt door het ouder worden, is ingezet, worden deze leeftijdsgebonden
veranderingen gewoonlijk pas op latere leeftijd zichtbaar. De omvang en het gewicht van de
hersenen kan blijven doorgroeien tot ergens in de jongvolwassenheid en later zullen ze weer
in volume afnemen. Naast de hersenen vinden er ook veranderingen plaats in het oog
(voortzetting verouderingsproces), maar deze zijn zo gering dat het geen verslechtering van
het zicht veroorzaakt. Het gehoor en andere zintuigen als smaak, gevoel voor aanraking etc.
zijn in de jongvolwassenheid op zijn best en beginnen pas na het 40ste/50ste levensjaar af te
zwakken.
1.1.2 Motoriek, fitheid en welzijn: gezond blijven
In de jongvolwassenheid zijn de psychomotorische vermogens op hun best. Hun reactietijd is
korter, de spierkracht groter en de oog-handcoördinatie beter.
Lichamelijke fitheid
De lichamelijke topvorm die bereikt kan worden in de vroege volwassenheid is niet
vanzelfsprekend. Om onze lichamelijke mogelijkheden volledig te kunnen benutten moeten
we gezond eten en genoeg bewegen. Volgens de Hartstichting beweegt 1 op de 3
Nederlanders onvoldoende. Naast economische status zijn er ook sociale factoren die
invloed hebben hierop. Mensen met een lage sociaaleconomische status lijken te weinig tijd
of geld te hebben om te kunnen sporten. Daarnaast blijkt het dat hoe hoger het
opleidingsniveau van de ouders en hoe hoger het gezinsinkomen, des te groter de kans is dat
de kinderen sporten. Gebrek aan voldoende beweging verhoogt de kans op hart- en
vaatziekten, darm- en borstkanker, osteoporose, suikerziekte, depressiviteit en
zwaarlijvigheid. Dagelijks een totaal van 30 minuten aan matige beweging (wandelen,
schoonmaaktaken etc.) zou al genoeg zijn. Voldoende beweging zorgt voor een verbetering
van de conditie van het cardiovasculaire systeem (hart- en bloedvaten gaan beter werken),
toenemende longcapaciteit, sterkere spieren, een soepeler lichaam en spieren, pezen en
wrichtsbanden worden elastischer. Daarnaast helpt het om stress en angst te verminderen
en kan het verlichtend zijn bij depressiviteit.
Gezondheid
Gezondheidsrisico’s zijn over het algemeen tijdens de jongvolwassenheid gering en zijn ze
minder gevoelig voor lichte ongemakken dan wanneer ze kind waren. Enkele van de
belangrijkste oorzaken voor sterfte bij jongvolwassenen zijn aids, kanker, hartziekten en
zelfmoord. Het gebruik van drugs, tabak, alcohol en het hebben van onveilige seks kan
leiden tot secundaire veroudering: lichamelijke aftakeling veroorzaakt door
omgevingsfactoren of individueel gedrag. Ook culturele factoren, geslacht en ras hebben een
invloed op het sterfterisico van jongvolwassenen. Mannen lopen bijvoorbeeld meer risico
om te sterven dan vrouwen omdat ze simpelweg vaker betrokken zijn bij auto ongelukken.
, 1.2.1 Intellectuele groei tijdens de vroege volwassenheid
Volgens Piaget blijft het denken vanaf het einde van de adolescentie grotendeels hetzelfde.
Mensen kunnen meer informatie verzamelen, maar de manieren waarop ze erover
nadenken zou gedurende de rest van hun leven niet veranderen.
1.2.2 Postformeel denken
Giesela Labouvie-Vief denkt dat het denken kwalitatief verandert tijdens de jonge
volwassenheid. Denken dat puur op formele operaties is gebaseerd (Piagets laatste stadium
tijdens de adolescentie) zou niet genoeg tegemoetkomen aan de complexiteit van de
samenleving en de toenemende uitdaging om een eigen weg te vinden. Dit vereist niet
alleen een manier van denken gebaseerd op logica, maar ook op praktische ervaring, morele
oordelen en waarden. Dit soort denken noemt Labouvie-Vief post-formeel denken: denken
dat rekening houdt met het feit dat hachelijke situaties waarin volwassenen terecht kunnen
komen soms op relativerende wijze moeten worden opgelost. Dit soort denken bevat ook
dialectisch denken: belangstelling en waardering voor argumenten, tegenargumenten en
debat (onderhandelen). Postformele denkers houden rekening met op de realiteit
gebaseerde argumenten en kunnen heen en weer switchen tussen een abstracte, ideale
oplossing en de beperkingen van de realiteit waardoor die oplossing misschien niet zou
werken.
Perry’s benadering van postformeel denken
Volgens William Perry is de jonge volwassenheid een periode waarin het niet alleen gaat om
het verwerven van specifieke soorten kennis, maar ook over de manieren om de wereld te
begrijpen. Uit onderzoek bleek dat jongerejaars studenten vooral gebruik maakten van
dualistisch denken: iets is goed of fout, mensen zijn goed of slecht etc. Naarmate de
studenten meer kanten begonnen te ontdekken nam dit dualistische denken af en nam het
meervoudig denken toe. Meervoudig denken uit zich in een verschuiving in de manier
waarop de studenten naar autoriteiten keken: in plaats van te denken dat zij alle
antwoorden hebben gaat de student ook beseffen dat zijn eigen gedachten over een kwestie
waardevol zijn (mits goed doordacht en rationeel). Het is belangrijk om te weten dat Perry’s
theorie gebaseerd is op een steekproef uit interviews met hoogopgeleide mannelijke
studenten aan een elite-universiteit (daar leren ze verschillende standpunten te
onderzoeken). Dit kan als gevolg hebben dat zijn ontdekkingen wellicht minder van
toepassing zijn op mensen die dat niet geleerd hebben.
1.2.3 Schaie’s stadia van ontwikkeling
K. Warner Schaie heeft een ander persepctief op post-formeel denken. Schaie meent dat het
denken van volwassenen zich volgens een vast patroon van stadia ontwikkelt. Hij richt zich
op de manieren waarop informatie tijdens de volwassenheid wordt gebruikt en niet op de
veranderingen in het verwerven en begrijpen van nieuwe informatie (Zoals bij Piaget).
Volgens Schaie stopt de cognitieve ontwikkeling niet na de adolescentie zoals Piaget
meende. De 4 stadie volgens Schaie zijn: