Introduction to Business Economics
1. Introductie
Wat is bedrijfseconomie?
Bedrijfseconomie= specialisatie binnen micro-economie die verschijnselen in en rondom bedrijven
probeert te verklaren en voorspellen
- Economsiche calculaties: bepalen kostprijs, haalbaarheid investering, financiering
Maar bedrijfseconomie kan niet zonder:
- Bedrijfsadministratie, boekhouding, accounting (informatiesysteem)
- Andere gedragswetenschappen zoals psychologie en sociologie
Economie= het bestuderen van keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en verdeling
van schaarse goederen en diensten
- Macroeconomie → Kijkt vanaf een groter perspectief. Relaties gezinnen en bedrijven. Bedrijven
arbeid nodig van huishoudens. Bedrijven markten bedienen richting consumenten.
- Microeconomie → descriptief van aard, wiskundig modellerend. Vooral op gezinnen en bedrijven
- Bedrijfseconomie → praktischer van aard. Vooral op bedrijven.
Kringloop: Markten leveranciers → Transformatieproces (inputs worden omgezet in outputs) →
markten afnemers → kas (met vermogensmarkten en overheid)
➔ Wat kan er mee gegenereerd worden, zijn er mensen in geinteresseerd, wat zijn de kosten van
dit proces? Marktprijs moet hoger liggen dan kostprijs.
➔ Kasstroom. Afspraken betalingen. Debiteuren en crediteuren.
➔ Vermogensmarkten – financiering investering. Bank vraagt interest. Lening terugbetalen.
➔ Overheid – vanuit macroperspectief kijken naar bedrijven. Belasting voor publieke goederen.
Duurzaamheid aanjagen.
Veel stakeholders hebben verschillende belangen bij dit bedrijfsproces.
• Administratie= verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens voor het besturen van de
organisatie (ex-post) – alles moet zorgvuldig worden gedocumenteerd. Terugkijken in de tijd. Het
gaat niet over voorspellen, maar over dingen die in het verleden zijn gebeurd= ex post.
- Binnen administratie: boekhouden= financiële gegevensverwerking en informatievoorziening (ex-
post) – terugkijkend.
,• Accounting= gebruik van (fincanciële) gegevens voor verslaglegging en planning en beheersing
van bedrijfsprocessen (ex-post en ex-ante). Laten zien wat de winst is geweest, budgetten
controleren etc. Terugkijkend. Maar kijken ook vooruit – ex-ante. Management adviseren over
investeringen (toekomst), kijkt naar alternatieven. Welke investering is het beste, wat zijn de
onzekerheden?
Soorten van organisaties
• Organisaties= samenwerkingsverbanden: mensen, middelen, doel - dus ook stichting of
vereniging
- Bedrijfshuishoudingen= financieel-economisch zelfstandige productieorganisatie
Huishouding= organisatie waarin het economische principe (zoveel mogelijk te genereren /
utility) als leidraad voor de ontplooide activiteiten fungeert
➢ Onderneming of profitorganisatie: continuïteit door winst te maken. Maximaliseren van de
winst. Blijven bestaan.
➢ Maatschappelijke onderneming: maatschappelijk doel zoals vermindering aantal
verslaafden, bedrijfseconomische doelen als nevenvoorwaarden (break-even draaien, zoveel
mogelijk bereiken op maatschappelijk niveau – kosten min of meer gelijk aan opbrengsten)
➢ Non-profitorganisatie: maatschappelijk doel met bedrijfseconomische doelen, deze laatste
zijn vanwege het maatschappelijk doel op een lager ambitieniveau gesteld. Door overheid of
andere organisatie voorzien van kapitaal. Puur storten op niet-economische doelen.
Doelstellingen, effectiviteit en efficiency
• Input → doelstellingen – Economie: hoe worden productiefactoren (tijd, arbeid, kapitaal) beste
ingezet om doelstellingen te behalen.
• Output → input – Efficiency: gaat altijd over de relatie inputs vs. outputs. Inputs= tijd, arbeid,
kapitaal, geld. Hoe efficient worden deze gebruikt om outputs te creëren? Min mogelijk input
gebruiken, zoveel mogelijk output.
• Doelstellingen → output – Effectiviteit: zijn de doelstellingen behaald?
Stelling: het doel van elk bedrijf is het maken van zoveel mogelijk winst → Niet waar
- Bedrijven naast winst maximalisatie ook kijken naar hoe kan ik duurzamer produceren, zoveel
mogelijk werknemers aan het werk houden.
Binnen organisatie vaker verschillende uiteenlopende doelstellingen / belangen!
➢ Aandeelhouders: dividend (winst uitgekeerd aan aandeelhouders), werknemers: salaris,
belastingdienst: belasting, banken: rente en aflossing, consument: lage prijzen / kwaliteit,
leveranciers (crediteuren): terugbetalingen, afnemers (debiteuren= goederen ontvangen maar
nog niet betaald): lage prijzen / kwaliteit.
Behavioural concept of the firm= binnen een bedrijf conflicten tussen verschillende doelstellingen
van een bedrijf.
Holistic concept of the firm= iedereen denkt wel een bepaalde kant op. Diegene met de meeste
macht binnen een groot bedrijf: de aandeelhouders. Werknemers krijgen salaris om in de zelfde
richting te denken als de aandeelhouders.
, Ondernemingsmodellen
Binnen ondernemingen, soorten ondernemingen en bedrijven.
• Bezitsmodel: vaak zijn deze bedrijven de kleinere bedrijven: bakker, slager etc. (MKB – midden
en klein bedrijf). Arbeid wordt binnengebracht door vaak de ondernemer zelf en soms een aantal
extra werknemers. Ondernemer met heel zijn kapitaal – risicodragend vermogen. Accounting /
boekhouding vaak uitbesteed, informatiebehoefte vrij laag.
• Klassieke gesloten model: 20-100 werknemers, arbeid gedaan door werknemers, management is
losgekoppeld van arbeid. Qua informatiesysteem iets formeler systeem.
• Modern, open model: multinationals, vaak op de beurs. Risicodragend vermogen in handen van
aandeelhouders. Groter informatiesysteem: mensen in dienst om dit te beheren. Strategisch
management door mensen die dit in goede banen kunnen leiden.
Type model Grootte Arbeid Rechtsvormen Risicodragend Informatiesysteem Strategisch
bedrijf vermogen management
Bezitsmodel Klein Ondernemer, Eenmanszaak, Ondernemer Intern, informeel Ondernemer
werknemers VOF,
maatschap
Klassieke middelgroot Werknemers BV Ondernemers Intern, meer Ondernemer
gesloten familie formeel
model
Modern, open Groot Werknemers NV Aandeelhouders Intern en extern, Raad van bestuur
model formeel
Verschillende lagen van mangament
1. Strategisch mangement (topmanagement) – Strategie. Investeringsbeslissingen. Gaan over 10 of
20 jaar. Uitbreiden, naar een ander land met bedrijf, nieuw product ontwikkelen.
2. Tactisch management (middelmanagement) – beslissingen die we nemen die een impact
hebben voor binnen 1 jaar. Bijv. welke gewassen ga ik dit jaar precies telen?
3. Operationeel management (lager management) – dagelijkse beslissingen. Waar moeten mijn
werknemers mee bezig zijn, wat ga ik doen als ik 2 uur over heb? Hoe stuur ik mijn mensen aan,
wat koop ik precies in want ik heb nu dit en dit nodig.
Bedrijven in een (voedsel)productieketen
Andere participanten zoals banken
Agrarisch of primair bedrijf → verwerker → retail (handel) → consument
Overheid
Krachten in de keten
- Verticale integratie (fusie, overname, samenwerking) – schakels samen gaan. Is het opnemen in
het bedrijfsproces van een andere stap uit de productieketen of het dienstenproces. Bijv. bedrijf
neemt leverancier over.
- Differenitatie (of verticale specialisatie) – schakels uit elkaar. Een bedrijf stoot een activiteit in de
bedrijfskolom af.
- Parallelisatie (of beter: diversificatie) – een bedrijf gaat zijn assortiment verbreden en is dus het
tegenovergestelde van specialisatie. Een bedrijf gaat dus meer soorten goederen verkopen of
produceren.
- (Horizontale) specialisatie – specialiseren in een product. Een bedrijf concentreert zich dus op de
verkoop of productie van een kleiner assortiment goederen.
, Balans en resultatenrekening
Balans= overzicht van kapitaal (bezittingen of activa) en vermogen (passiva) op een bepaald moment
Balans (1 januari 2015)
Kapitaal (activa) Vermogen (passiva) – hoe is activa gefinancierd
Gebouw – 160 Eigen vermogen – 150
Goederen – 40 Bank – 80
Handelsverordeningen – 20
Liquide middelen – 10
230 230
- Activa= zaken voor een bedrijf die van waarde zijn. Tastbaar en niet tastbaar. Aan de linkerkant
van de balans.
- Passiva= hoe de activa gefinancierd zijn. Of schulden – vreemd vermogen (met name de bank),
eigen vermogen van de ondernemer (bij een bezitsmodel) of eigen vermogen van
aandeelhouders (bij een open model).
Toename van de winst bekijken tussen 2 balansen → eigen vermogen vergelijken met elkaar. Als het
eigen vermogen met 25 stijgt, toename winst = 25.
• Resultatenrekening= overzicht van kosten en opbrengsten, en winst (of verlies) over een
bepaalde periode.
• Jaarrekening= balans, resultatenrekening en toelichting