Middeleeuwse Geschiedenis
Afkortingen en meer
Blauw = Belangrijke begrippen/ dingen
Oranje = Belangrijke mensen
Landen
Engeland UK
Roomse Rijk R.R.
Frankrijk FR
Spanje ES
Byzantijnse Rijk BR
Italië IT
Duitse Rijk DR
Griekenland GR
Portugal PT
Osmaanse Rijk OR
Mongolië / Mongoolse Rijk MGL
China CHN
Nederland NL
Heilige Roomse Rijk HRR
Bourgondië BRG
Noorwegen NO
Zweden SE
Denemarken DK
Hongarije HU
Polen PL
Rusland RU
Servië RS
, H. 1: Het einde van het Romeinse Rijk in het Westen
292 Diocletianus verdeeld het Romeinse Rijk in twee stukken, elk bestuurd door twee keizers: een
Augustus met een hogere rang en een Caesar met een lagere rang. Dit zou alleen weken met een
sterke onderlinge band (gedaan door huwelijk tussen caesar en dochter van augustus) en
gemeenschappelijk beleid. Augusti en Caesari worden lijkend afgebeeld om eensgezindheid te
onderstrepen. Diocletianus wil hiermee vrede, eenheid en voorspoed herstellen in het Rijk.
Derde eeuw heeft veel crises die samen desastreus zijn, de tetrarchie zou er een eind aan moeten
maken.
Romeinse Rijk is niet meer op het hoogtepunt van grootte, wel alsnog groot met veel inwoners
waarvan de minderheid in steden woonden.
Leger en ambtenarenapparaat is te klein voor het verdedigen en besturen van de staateffecten
van het bestuur van de tetrarchie in discussie.
Romeinse Rijk rond de 3de eeuw demografisch en economisch achteruit volgens sommigen, volgens
andere volgde herstel na de neergang.
Hoe werd het Romeinse Rijk bestuurd?
Diocletianus voert maatregelen door:
1. Rijk verdeeld in 4 prefecturen, 14 diocesen en 114 provincies. De laatste opgedeeld in civitates of
districten bestaand uit de stad en platteland eromheen. Stedelijke prefecturen zijn Rome en
Constantinopel.
2. Codificatie van het Romeinse recht
3. Stroomlijnen en reorganiseren van het belastingstelsel en belastinginning
4. Munthervormingen
5. Binden van prijzen aan een wettelijk maximum
6. Rijksbureaucratie uitgebreid, leden van het senaat vaker terecht in hoge ambtelijke
bestuursfuncties. Beloning overheidsdienaren door bureaucratisering bestuurlijke verfijning
en efficiëntie, jagen op posities, gebruik van rijkdom en macht voor eigen doelen corruptie en
vriendjespolitiek als probleemkeizers beperken ambtstermijn van hoge posities.
Zorgen over bestuur, economie, recht en loyaliteit van Diocletianus.
Tetrarchie houdt niet lang stand.
324 – Constantijn eindigt viermanschap door uitschakeling rivaal, wordt alleenheerser. Overweging
tetrarchie van familie maar niet ingevoerd vanwege strijd tussen zoons.
337 – Constantius II volgt Constantijn op.
361 – Julianus volgt Constantius II op, laatste keizer van de dynastie van Constantijn.
Valentinianus volgt als keizer 2 jaar na de dood van Julianus via het leger, kiest broer Valens als
medekeizer – diarchie (tweemanschap). Romeinse Rijk hierdoor uiteindelijk opgesplitst in Oost en
West.
Macht van Romeinse keizer tot 445 absoluut, belichaming van eeuwige wet en goddelijke
voorzienigheid, vervanging Christus op aarde. Alles rond de keizer is sanctus (heilig) – voor afstand
tussen keizer en onderdaan, eigenlijk is zijn positie minder eenduidig – Keizer is eerste onder
gelijken, kan burgers niet negeren, moet clementie en welwillendheid uitstralen, omringd door veel
mensen van sacrum cubiculum, (heilige slaapvertrek).
Bureaucratisering probleem voor keizers:
1. autocratisch vs bevoegdheden delegeren.
2. verkeerd geïnformeerd of niet op de hoogte gebracht van zaken.
3. bevelen niet doorgegeven door afstand.
,4. bij uithoeken makkelijk ten prooi aan lokale belangen.
Om Rijk goed te besturen: absolute controle over leger, verbindingen tussen sleutelfiguren in het
bestuursapparaat.
Lokale bestuur in stedelijke centra (civitates) geleid door stadsraad (curia), leden ervan (curiales of
decuriones) afkomstig uit welvarende families, positie gebruikt om op de bureaucratische ladder te
stijgen. Curiae hebben autonomie lokaal, grote rol in administratie en belastinginningen in het
rijksbestuur, controle over gerechtshoven en publieke infrastructuur.
Curiales besteden veel tijd aan hun taken, financieren projecten van hun stad (monumenten,
feesten) om loyaliteit aan de keizer te tonen.
Monumentaliteit en welzijn gaan verloren door:
1. Invallen van barbaren.
2. Groeiende aanhang christendom en anti-seculiere culturele idealen. Geestelijke waren tegen
Romeinse gebruiken, veel geld aan bouw van kerken.
3. Verdwijning klassieke stadsraden in de 4 de eeuw stedelijke elites liever in keizerlijke
bureaucratie of christelijke klerikale hiërarchie dan lokale stadsraden positie was minder
aantrekkelijk door hervormingen Diocletianus, lokale politiek in handen van rijke honorati.
Belangen behartigd door ambten als defensor, protector, curator, comes (civitates).
Politiek en sociaal zijn raadsleden en stadsraden minder belangrijk.
Keizers proberen het op te lossen, weinig resultaat.
5e en 6e eeuw, meer stadsbesturen in nieuwe stijl, zonder constitutionele basis, geen erkenning
collectieve verantwoordelijkheid of financiële aansprakelijkheid. Verdwijning klassieke
stadsradenverval hoeksteen Romeinse macht en beschaving.
Belastingheffing en fiscale politiek
Belastingheffing en leger belangrijk voor vrede en voorspoed van het rijk. 5% bbp als belasting naar
staatskas, 50% naar het leger.
Diocletianus hervormt belastingen door samenvoeging grondbelasting (iugatio) en hoofdelijke
belasting (capitatio) als iugatio-capitatio. Aanslag hierop gestandaardiseerd en verfijnd. In provincies
geheven volgens repartitie- of globaal verdedigingssysteem, belastingsom per provincie (indictio)
bepaald door de regering, tijdelijk vast. Diocletianus wil hiermee de belastingdruk laten dalen en
grotere verspreiding van fiscale lasten, uniformiteit en versimpeling. Hogere efficiëntie maar wel
onvrede tevergeefs geprobeerd op te lossen omdat het nauwelijks te controleren was.
Iugatio-capitatio heet ook annona (aanvoer van graan). Samensmelting van belastingen heeft als
gevolg betaling in graan. Annona toont betrokkenheid staat bij de economie – slecht voor private
sector, goed door schaalvoordelen.
Instorting annona in het Westen in de 5 de eeuw omvang leger en leefbaarheid Rome in
gevaarhalvering bewoners Rome.
Het Romeinse leger en de rijksgrens
Romeinse heerschappij berust op militair overwicht, groeiende rol leger in de laat-Romeinse tijd.
Vanaf de 3de eeuw komen keizers aan de macht d.m.v. hun legioenen tot 395 toen het West-
Romeinse Rijk viel.
Veranderingen Romeinse leger tijdens late keizertijd:
1. Overgang naar ‘strategisch hoofdconcept’(grand strategy): grenzen beschermd door
lichtbewapende grenstroepen(limitanei, ripenses) en mobiele interventielegers
(comitatenses) ipv complete legioenen – betere benutting actieradius van hoofdmacht
legers, maar grenzen makkelijker overgestoken. Geprobeerd op te lossen door uitbreiding
, barbaren buiten de grenzen in ruil voor bondgenootschap Romeinen. Vanaf de 4 e eeuw
verdragen (foedera) afgesloten: formeel onderworpen, eigenlijk militaire bondgenoten –
later huurlingencontract.
2. Opvoering legioen van 375.000 naar 500.000. Afname bevolking, steeds minder in het leger,
meer allochtonen in het leger en hoge ranken. In het Oosten is men er sterker op tegen dan
in het Westen.
474 voor het eerst een barbaarse keizer in het Oosten uitgeroepen, Zeno, veel weerzin. Tijdens zijn
regeerperiode was Italië in handen van barbaarse generaal Odovakar.
Economische structuur en welvaart
Barbaren in het Romeinse leger door economische motieven. Vraag naar militairen groot in
Romeinse Rijk, bij barbaren armoede en geweld vanwege handel met romeinenpolitieke onrust
langs Rijn en Donau. Barbaren van vreedzame boeren naar oorlog-gerichte samenleving.
Verschil in welvaart als bewijs van economisch succes van de romeinen, op het eerste gezicht geen
duidelijke verschillen tussen barbaren en romeinen. Beiden gericht op landbouw, romeinen meer
gecommercialiseerd dus hogere verstedelijking – grote markten dankzij interregionale connectiviteit
via wegennet en verbinding via zee.
Langdurige interne vrede in het rijk; rechtszekerheid in de economie; constante vraag naar goederen
en diensten; bevordering efficiëntie en specialisatie en werkgelegenheid; grote centra van handel en
nijverheid – als nadeel dat dalende vraag in een gebied grote gevolgen kan hebben op andere
gebieden.
De barbaren van het Noorden
Agrarische samenlevingen in het noorden van de rijksgrens minder complex, vooral zelfvoorzienende
boeren in kleine dorpen. Lage commercialiseringsgraad wel hoger naast de grens. Marktplaatsen
maar zeldzaam echte steden.
Late oudheid: Kelten en Germanen; 6e eeuw ook Slaven, veranderde benaming.
18e eeuw worden antieke benamingen gebruikt voor het classificeren van Noord-Europese
taalgroepen en vervolgens als culturen met gevaarlijke gevolgen – aanspraak op gebieden van de
nazi’s. Ook gevolgen door wisseling van gentes en populi dus stammen en volkeren (etnisch).
Stam moet niet worden gebruikt omdat de groepen al chiefdoms waren geworden, bestaand uit
lokale elites die macht verdedigen met gewapende volgers. Bij romeinen heette dit comitatus dus
eerder Gefolgschaft, de groei ervan past bij de militarisering van de noordelijke barbaren.
Goten afkomstig uit Scandinavië waren verder ontwikkeld: ze hadden stabiele koninkrijken in de 3 e
en 4e eeuw; sprake een Germaanse taal hadden een ambivalente relatie met romeinen, maakten
deel uit van het leger maar hun versterking zorgde voor invallen in Griekenland en Klein-Azië.
Tegenstanders van de Goten waren Romeinen, Skythen, Sarmaten, Alanen; de laatste spraken Indo-
Europese talen en waren dus al langer aanwezig in het gebied.
Rond 350 drongen nomaden uit het oosten binnen, had gevolgen op meerdere gebieden. Turks-
Mongoolse nomaden waren agressiever in contacten met de sedentaire wereld voor hun voordelig.
Op lang termijn grote gevolgen: na 1500 is het Midden-Oosten, Zuidoost-Europa geregeerd door
afstammelingen van deze steppenomaden.
De ineenstorting van het Romeinse gezag in het Westen
376, Tervingi (Gotisch volk) willen de grens oversteken, gedacht dat ze aan het vluchten waren van
de Hunnen maar bleek niet zo te zijn. De toelating van grote aantallen Goten is een gevolg van
vredesonderhandelingen in 369 nadat de romeinen door de Tervingi waren verslagen. Toelating is
niet goed voor romeinen, Goten kwamen in opstand en verslaan het leger van Valens in het Oosten.