Hoofdstuk 7:
De 7 elementen 7S model.
Strategie: een ondernemingsplan om de doelstellingen te realiseren.
Structuur: de organisatievorm, het organisatieschema, interne relaties, autoriteit, enz.
Systemen: de menselijke en technische informatie- en communicatie- systemen, incl. de informele
vormen.
Stijl van leidinggeven: de manier van leidinggeven en het leiderschapsgedrag.
Staf: het juiste personeel op de juiste plaats nu en later, kortweg het personeelsbeleid.
Sleutelvaardigheden: die vaardigheden waarmee de onderneming zich onderscheidt van de
concurrentie en die terug te voeren zijn op de vaardigheden op individueel niveau.
Significante waarden (cultuur): de gezamenlijke waarden die men in het bedrijf heeft, kortweg de
bedrijfscultuur.
(zie plaatje PowerPoint 1e les over: extern (periode 1) en intern (periode 2), met destep, Ge model,
Porter, BCG Matrix en 7s model.
- SWOT: sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen.
Externe analyse:
Kansen > van welke ontwikkelingen op de markt kan de organisatie profiteren?
Bedreigingen > van welke ontwikkelingen op de markt kan de organisatie hinder ondervinden?
Interne analyse:
Sterke kanten waarin is de (interne) organisatie werkelijk goed?
Zwakke kanten waarin is de (interne) organisatie niet goed?
- Onderzoek voorbeelden intern en extern:
Intern: Extern:
Waardeketen analyse Ontwikkelingen van macro niveau in
kaart brengen.
Organisatie, bijv. m.b.v. 7s model Branche analyse
Financiële analyse Afnemers analyse / klantonderzoek.
Concurrentie analyse
Marktonderzoek
H7 plannen, h8/h9 organiseren, h10 leiden, h11 beheersen.
Plannen
Wat is een manager: een manager is iemand die zich richt op de planning, organisatie, leiding en
beheersing van een organisatie en die menselijke en materiele middelen toewijst om de organisatie
doelen te bereiken.
,Voor en nadelen van een planning:
Voordelen: Nadelen:
coördineert de activiteiten kost tijd en geld
Stimulans om vooruit te denken Kan leiden tot verstarring
Verhoogt participatie Minder flexibiliteit
Vormt de basis voor controle en Minder innovatie en vernieuwing
beheersing
Economische efficiëntie Tunnelvisie
Verkeerd plannen is verkeerd
beheersen en sturing geven.
Lange termijn: 0 10 jaar. / Middellange termijn: 0 5 jaar. / Korte termijn: 0 1 jaar.
Top down: (bijv. verplichten wat je moet doen, bepalen als baas zijnde)
Bottom up: (bijv. in gesprek gaan i.p.v. verplichten).
Empowerment: ‘’het uiteindelijk neerleggen van de macht die nodig is om verandering door te
voeren, op een zo lag mogelijk, decentraal niveau’’.
SMART:
Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.
Specifiek en meetbaar
Richten op een paar kerngebieden
Uitdagend maar realistisch
Richten op een specifieke periode
Management by Objectives: op basis van gemeenschappelijke doelen voor elke functie laag in de
organisatie doelen en subdoelen formuleren tot op het laagste niveau. (doelen opstellen).
,Budgetteren:
Plannen met een doorvertaling naar de financiële implicaties en het afgeven van financiële
implicaties en het afgeven van financiële randvoorwaarden.
Kosten en opbrengsten inschatten.
Taakstellend: wat moet gebeuren binnen welke randvoorwaarden en wie is daarvoor
verantwoordelijk?
Regelvrijheid binnen budgettaire randvoorwaarden.
Budget is norm.
- Planbord / Gantt- Cart / Gantt-diagram
Gantt-Diagram:
Wat de verschillende taken zijn.
Wie er verantwoordelijk is voor de verschillende taken.
Het begin en de duur van de taken.
Of de geplande milestones/ deadlines gehaald worden (evt. overschrijding).
Netwerkplanning
PERT (Program Evaluation and Review Technique).
Actviteiten worden in volgorde weergegeven.
Activiteiten worden met elkaar verbonden via knooppunten.
Doorlooptijd wordt weergegeven.
Voorwaarden:
Het totale project moet opgesplitst kunnen worden in deelactiviteiten.
Van elke deelactiviteit moet de benodigde tijd bekend zijn.
De volgorderelaties tussen de verschillende deelactiviteiten moeten bekend zijn.
Netwerkplanning. (knooppuntnummer, het vroegst mogelijke tijdstip waarop met de volgende
activiteit kan worden gestart, laatst toegestane tijdstip waarop gestart kan worden zonder dat het
totale project uitloopt.
, Voorspellingen: tijdreeksanalyse (1 variabele, vele waarnemingen), causale voorspellingen
(relatie tussen verschillende variabelen).
Lineair programmeren (optimale combinaties).
Computersimulatie
Besluitvorming: 2 typen beslissingen:
1. Geprogrammeerde: routinematige beslissingen. Door ervaring eenvoudig.
2. Niet-geprogrammeerde: niet vooraf te structureren of te programmeren. Vaak bij grote
projecten als de HSL of de Betuwelijn.
Condities die een besluit beïnvloeden:
Zekerheid (alle deelnemers zijn volledig geïnformeerd).
Risico (op basis van incomplete betrouwbare informatie).
Onzekerheid (onzekerheid over uitkomsten van alternatieven).
Fuzzyness (onbekende uitkomsten). !!!!!!!!!!!!!
Besluitvormingsmodellen:
Rationeel: (ook klassiek besluitvormingsmodel genoemd), veronderstel dat managers
logische, rationele, economisch handelende wezens zijn.
Beperkt rationeel: de mens neemt niet altijd logische en rationele beslissingen door
incomplete informatie. Opereert dus in een toestand van onzekerheid, en risico.