Samenvatting vennootschaps- en rechtspersonenrecht B2 April 2020
,Week 1
Literatuur
- W.J.M van Veen, De contractuele vennootschappen: maatschap, vennootschap onder
firma en commanditaire vennootschap
- Schema: Overzicht personenvennootschappen
Jurisprudentie
- HR 26 november 1897, W. 7047 (Boeschoten/Besier)
- HR 19-10-1990, NJ 1991, 21, m.nt. Ma (Koghee)
- HR 14-3-2003, RvdW 2003, 49 (Hovuma/Spreeuwenberg)
- HR 2 -9-2011, LJN BQ3876 (Samenwerkende dierenartsen)
- HR 15 -3-2013, LJN BY7840 (Biek Holding)
Literatuur
‘De contractuele vennootschappen: maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire
vennootschap’ (artikel)
Rechtspersonen
Het maakt voor de wijze waarop aan het rechtsverkeer wordt deelgenomen, verschil of de
gekozen rechtsvorm rechtspersoonlijkheid bezit of niet. De in Boek 2 BW geregelde
rechtspersonen (dus: verengingen, coöperaties, owm’s, NV’s, BV’s en stichtingen) vormen
een georganiseerd lichaam met een in juridisch opzicht eigen bestaan en identiteit. De
rechtspersoon heeft een eigen vermogen, gaat op eigen naam o.a. rechten en verplichtingen
aan en heeft een eigen belang bij haar functioneren en voortbestaan.
Ten aanzien van de in Boek 2 BW geregelde rechtsvormen, brengt rechtspersoonlijkheid
bovendien mee dat de deelnemers aan de rechtspersoon niet persoonlijk zijn gebonden aan de
handelingen die ten behoeve van de uitoefening van de onderneming of het beroep worden
verricht. De rechtspersoon ontleent zijn bestaan en identiteit aan de wet en aan zijn statuten,
waarin de doelstelling en de organisatie van de rechtspersoon zijn vastgelegd. Een gevolg
hiervan is dat een wisseling in de bij de rechtspersoon betrokken natuurlijke personen in
juridisch opzicht geen verandering brengt in de identiteit van de rechtspersoon. Bijv.
aandeelhouders kunnen in een NV of BV hun aandelen in de rechtspersoon overdragen zonder
dat dit consequenties heeft voor het bestaan, de identiteit of het vermogen.
Personenvennootschappen
De maatschap, de vof en de cv nemen naar huidig recht aan het rechtsverkeer deel, zonder dat zij
rechtspersoonlijkheid bezitten. In wezen bestaan zij uit een aantal individuen - dit kunnen ook
rechtspersonen zijn - die als zodanig op de overeengekomen wijze samenwerken. Daarom
worden zij aangeduid als contractuele vennootschap, personenvennootschap of vennootschap
zonder rechtspersoonlijkheid. Een essentieel kenmerk van de contractuele vennootschap is dat
partijen er naar streven op voet van gelijkheid samen te werken.
Anders dan bij de rechtspersonen, zijn de personen die aan de contractuele vennootschap
deelnemen, niet vrijelijk vervangbaar. De overeenkomst wordt aangegaan intuitu personae, dat
wil zeggen specifiek met het oog op de personen van de contractspartijen. Hierbij gaat het om de
eigenschappen, vaardigheden en capaciteiten van de vennoten. De positie van vennoot is daarom
in beginsel hoogstpersoonlijk. De vennoten kunnen hun hoedanigheid niet zonder instemming
, van de overige contractanten overdragen aan een andere persoon. Een ander verschil met de
rechtspersoon is dat de organisatie en verdeling van de bevoegdheden van de vennoten worden
beheerst door het verbintenissenrecht en in het bijzonder door hetgeen partijen hieromtrent zijn
overeengekomen, pacta sunt servanda. Omdat de personenvennootschap een contractuele
samenwerking is, leidt het uittreden van een vennoot in beginsel tot ontbinding van de
personenvennootschap. Treedt een nieuwe vennoot toe tot de vennootschap, dan leidt dit in
beginsel tot beëindiging van de oude personenvennootschap en het ontstaan van een nieuwe.
De partijen die een vennootschapscontract aangaan, verplichten zich in te zetten ter
verwezenlijking van de doelstelling van de vennootschap. Dit brengt met zich mee dat de
vennoten de vennootschap geen concurrentie mag aandoen. Dit geldt ook indien in het
vennootschapscontract geen non-concurrentiebeding is opgenomen, aldus HR 19 oktober 1990,
NJ 1991, 21 (Koghee-arrest). Gezien de formulering van de Hoge Raad kan deze uitspraak
tevens als uitgangspunt worden genomen voor de maatschap en de commanditaire vennootschap.
De maatschap, ontstaan en vereisten
De maatschap komt tot stand door het sluiten van een overeenkomst die ertoe strekt met behulp
van ieders inbreng te gaan samenwerken ten einde gezamenlijk materieel voordeel te behalen ter
verdeling onder de contractspartijen (art. 7A:1655 BW). De overeenkomst kan vormvrij tot stand
komen nu in Boek 7A geen nadere vormvoorschriften zijn gesteld.
Een maatschapsovereenkomst kan ook ‘ongemerkt’ ontstaan uit een eerder contractuele
verhouding zoals een arbeidsovereenkomst, waarbij de samenwerking op enig moment het
karakter krijgt van een maatschapsovereenkomst (Dierenartsenpraktijk Van den Eijnde-arrest).
In art. 7A:1684 lid 3 BW wordt vervolgens de toepasselijkheid van de overige bepalingen, die
betrekking hebben op de gevolgen van een tekortkoming van contractuele verplichtingen uit
wederkerige overeenkomsten (art. 6:265-279 BW) uitgesloten. Dit heeft onder andere gevolgen
voor de mogelijkheden die de vennoten ten dienste staan indien een van hen zijn verplichting tot
inbreng niet nakomt. Zij zullen steeds de rechter moeten inschakelen op grond van art. 7A:1684
BW.
Inbreng bij de maatschap wil niets anders zeggen dan dat men iets voor de duur van de
vennootschap aan de gezamenlijke vennoten ter beschikking stelt als middel voor het
vennootschapsdoel - het behalen van gemeenschappelijk materieel voordeel - te verwezenlijken.
Je kan wel zeggen dat dit vereist is te doen. De inbreng kan bestaan uit geld, goederen, genot van
goederen en arbeid (art. 7A:1662 BW). Als gevolg van de inbreng worden de vennoten mede-
eigenaar/medegerechtigde van de ingebrachte goederen. Er is dan sprake van een vorm van
mede-eigendom. Dit geldt echter niet voor genot van ingebrachte goederen, op deze vorm van
inbreng zijn de bepalingen omtrent de huurovereenkomst van toepassing (art. 7A:1662 lid 2
BW). Het onderscheid tussen de arbeidsovereenkomst en de inbreng van arbeid in de
maatschap is dat de vennoten in beginsel gelijke zeggenschap hebben in de maatschap. Het
onderscheid met de arbeidsovereenkomst is vooral van belang in verband met de sociale
wetgeving, premies en uitkeringen.
Verder zegt Art. 7A:1672 BW weliswaar dat niet mag worden bepaald dat alle winst aan één van
de vennoten van de maatschap toekomt, maar de strekking van de regeling is dat geen van de
vennoten van een aandeel in de winst mag worden uitgesloten. Indien in strijd met dit verbod
wordt gehandeld, is als regel de overeenkomst nietig. Het winstaandeel van elk van de vennoten
kunnen partijen contractueel bepalen. Indien partijen hieromtrent niets hebben afgesproken, vult