Grondslagen en methoden van het belastingrecht
Systeem
Week 1:
Rechtvaardigheid:
Verdelende rechtvaardigheid:
In navolging van de filosoof Aristoteles (384-322 v. Chr.) worden gewoonlijk twee hoofdvarianten van
rechtvaardigheid onderscheiden, te weten verdelende rechtvaardigheid en vergeldende
rechtvaardigheid. Verdelende rechtvaardigheid speelt een rol als er iets te verdelen valt. Een heel
simpel voorbeeld is het verdelen van een taart. Wie kan aanspraak maken op een stuk en hoe groot
moet dit stuk dan zijn? Van grotere betekenis is het verdelen van de maatschappelijke welvaart. Moet
deze überhaupt verdeeld worden en zo ja, moet deze verdeling dan naar behoefte zijn, naar
verdienste, of gelijk? ‘Verdelen’ kan in dit verband overigens ruim worden opgevat, want bij de
verdeling van de maatschappelijke welvaart speelt belastingheffing een belangrijke rol. Het hoeft bij
verdeling niet steeds te gaan om materiële zaken: ook banen en politieke functies moeten worden
verdeeld. Vandaar dat de vraag wie president moet worden behandeld kan worden als een kwestie
van verdelende rechtvaardigheid. En ook de verdeling van zetels in het parlement is een kwestie die
in de sleutel van de verdelende rechtvaardigheid kan worden geplaatst. Tenslotte kunnen ook
plichten verdeeld worden. Belastingheffing is daar een voorbeeld van, maar het kan ook gaan om de
vraag wie moet afwassen, of welk land troepen moet leveren voor een internationale vredesmacht.
Bij verdelende rechtvaardigheid is de vraag wie wat moet doen en wie aanspraak kan maken op wat.
De algemene regel in dit verband is dat ‘ieder het zijne’ moet krijgen. Dit zegt nog niet veel, want het
is nog maar de vraag wat voor ieder ‘het zijne’ is. Het is deze laatste vraag die bij de verdelende
rechtvaardigheid centraal staat. Maar hoewel de uitdrukking ‘ieder het zijne’ niet erg veel zegt, zegt
hij toch wel wat: rechtvaardigheid heeft te maken met waar iemand aanspraak op kan maken. Er is
een verband tussen rechtvaardigheid en subjectieve rechten.
Vergeldende rechtvaardigheid:
Vergeldende rechtvaardigheid speelt een rol als een evenwicht is verstoord en hersteld moet worden.
‘Vergelden’ moet in dit verband ruim worden opgevat en is dan het herstellen van het evenwicht. De
vergeldende rechtvaardigheid geeft antwoord op de vraag wat nodig is om het evenwicht te
herstellen. Een klassiek voorbeeld van vergeldende rechtvaardigheid is te vinden in het strafrecht.
Het gaat dan om de vraag wat een rechtvaardige, passende straf is. Als men deze vraag plaatst in de
sleutel van de vergeldende rechtvaardigheid, zal het antwoord luiden dat de straf moet aansluiten bij
de aard en de ernst van het gepleegde feit en de persoon van de dader. Deze opvatting kan worden
gesteld tegenover de opvatting dat die straf moet worden opgelegd die de beste maatschappelijke
gevolgen heeft, zoals bijvoorbeeld de preventie van nieuwe strafbare feiten. Een ander voorbeeld
treffen we in de sfeer van het aansprakelijkheidsrecht. Als iemand een ander schade heeft berokkend,
wat is dan een passende schadevergoeding? Dient het enkel te gaan om de vergoeding van materiële
schade, of komt ook immateriële schade (smartengeld) voor vergoeding in aanmerking?
1
,Natuurlijke rechten:
Libertaristische kritiek op belastingheffing:
Volgens libertaristen hebben mensen van nature recht op hun eigendommen. Als de overheid
belasting heft zonder toestemming van de burger dan komt dit neer op diefstal. Het is een extreme
variant van het liberalisme. Ze vinden dat de mens van nature de baas is over zichzelf, je mag doen
wat je wilt als je maar niet de rechten van een ander aantast. Dit wordt ook wel de natuurtoestand
genoemd. Het zijn natuurlijke rechten die een staat enkel maar hoeft te beschermen.
Locke over de natuurtoestand (Second Treatise of Government):
Om te beginnen vraagt Locke zijn lezers om zich voor te stellen hoe een samenleving zou zijn als er
geen overheid was. Volgens hem was dat een toestand van volledige vrijheid en gelijkheid. Iedereen
mag overtreders van het natuurrecht straffen. De basisgedachte is dat alles in beginsel van allen
gezamenlijk is, maar dat mensen zich iets kunnen toe-eigenen door er hun arbeid aan toe te voegen.
Betekent dit dat mensen onbeperkt zaken aan de gemeenschappelijke eigendommen kunnen
onttrekken en tot privé-eigendom kunnen maken, enkel door er hun arbeid aan toe te voegen? Nee,
dat kunnen ze enkel voor zover ze de aldus verworven eigendommen ook kunnen genieten. Dat is de
eerste voorwaarde. Bovendien – en dat is de tweede voorwaarde – moet er voldoende overblijven
voor de andere mensen om zich toe te eigenen. Volgens Locke moet er geen overheid zijn. De staat is
volgens Locke dus een instrument dat mensen gebruiken om hun eigendom te beschermen. Maar
wat betekent het als mensen de natuurtoestand opgeven teneinde een staat te vormen? Dit betekent
dat:
1. mensen hun natuurlijke vrijheid inruilen voor regels die niet alleen hun eigen gedrag maar ook dat
van anderen inperken; en dat
2. mensen hun natuurlijke bevoegdheid om te straffen opgeven en zich committeren om mee te
werken aan de handhaving van het recht door de staat.
Maar dat mensen hun vrijheid en strafbevoegdheid opgeven wil nog niet zeggen dat ze zich met huid
en haar aan de staat overleveren. De staat is er om het leven, de vrijheid en de eigendommen van zijn
onderdanen te beschermen.
John Locke is de grondlegger van het libertarisme. Life, liberty en estate, deze rechten heb je van
nature. Volgens Locke mag je zelf iemand straffen als deze een inbreuk maakt op jouw recht, maar we
hebben toch een staat nodig om ervoor te zorgen dat het straffen in redelijkheid gebeurd. De
overheid moet regels en wetten opstellen en dan naar redelijkheid straffen. De overheid moet
garanderen dat wij allemaal ongestoord van onze fundamentele rechten kunnen genieten.
Volgens Locke is belastingheffing een inbreuk op het eigendomsrecht. Locke is geen voorstander van
het dwingend sturen van gedrag van mensen want dit is een inbreuk op de vrijheid.
Nozick over eigendom (anarchy, state and utopia):
Vrijheid:
Libertaristen zijn van mening dat mensen de baas zijn over zichzelf en dat ze mogen doen wat ze
willen zolang ze de rechten van anderen maar niet schaden. Let wel: men mag de rechten van een
ander niet schaden, maar men mag wel de belangen van anderen aantasten zolang die belangen niet
door rechten worden beschermd. Zo mag men iemand niet van zijn voedsel beroven, maar het is wel
toegestaan iemand in dienst te hebben tegen een loon waarvan de werknemer niet kan leven. Waar
2
, het om gaat is of het gedrag de rechten van andere mensen aantast. Is dat niet het geval, dan is er
geen grond om dat gedrag te verbieden.
Democratie:
De overheid is afhankelijk van de instemming van de onderdanen. Als mensen de baas zijn over
zichzelf, betekent dit in de eerste plaats dat anderen hun vrijheid niet mogen inperken, tenzij dat
nodig is om hun eigen vrijheid te waarborgen. De vrijheid van de één eindigt waar die van de ander
begint, maar niet eerder. De overheid mag mensen in beginsel dan ook geen verplichtingen opleggen,
tenzij die verplichtingen nodig zijn om de rechten van anderen te handhaven. De overheid heeft tot
taak om te zorgen voor defensie en politie en om de rechten van burgers te beschermen, maar verder
ook niet. Nozick pleitte dan ook voor een minimale staat, een beetje langs de lijn waarlangs Locke dat
ook deed.
Procedurele en inhoudelijke rechtvaardigheid:
Welke belastingen mogen worden geheven?: elke verdeling die op een eerlijke manier tot stand is
gekomen is rechtvaardig. Hoe die verdeling eruit ziet doet er niet toe.
Inhoudelijke rechtvaardigheid: Een verdeling van een taart kan rechtvaardig zijn omdat iedereen een
even groot stuk heeft gekregen. Het gaat dan om de rechtvaardigheid van het resultaat, het product,
van de verdeling. We spreken dan ook wel van ‘inhoudelijke rechtvaardigheid’.
Procedurele rechtvaardigheid: Een verdeling kan ook rechtvaardig zijn omdat deze op een
rechtvaardige manier tot stand is gekomen. Als er vijf briefjes van €100 verdeeld moeten worden over
twintig mensen, dan kan dat gebeuren via een verloting. Als de regels van de verloting alle
deelnemers een gelijke kans bieden en als die regels netjes worden opgevolgd, heeft de verdeling van
de briefjes op een rechtvaardige wijze plaats gevonden. Het gaat dan om de rechtvaardigheid van het
proces, van de verdeling. We spreken dan ook wel van ‘procedurele rechtvaardigheid’.
Vormen van procedurele rechtvaardigheid:
Semi-procedurele rechtvaardigheid: Als een strafproces netjes volgens de regels verloopt is dat
weliswaar geen garantie dat het resultaat inhoudelijk rechtvaardig is, maar de kans daarop is wel
groot Zo draagt procedurele rechtvaardigheid bij aan inhoudelijke rechtvaardigheid.
Zuiver procedurele rechtvaardigheid: Maar het kan ook zijn dat de regels van een procedure niet
gericht zijn op een inhoudelijk rechtvaardig resultaat. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een loterij. Er is
geen inhoudelijke maatstaf voor wie een loterij hoort te winnen en de regels van de loterij kunnen er
dan ook niet op gericht zijn de ‘juiste’ persoon te laten winnen. Wat goede regels zijn moet daarom
op een andere manier worden bepaald, bijvoorbeeld door iedere deelnemer een gelijke kans te
bieden. Als iets procedureel rechtvaardig is op grond van een procedure met regels die niet gericht
zijn op het bewerkstelligen van een inhoudelijk rechtvaardige uitkomst, spreken we in het vervolg van
‘zuiver procedurele rechtvaardigheid’.
Een taak die de overheid volgens Nozick niet heeft is om inkomen en vermogen te herverdelen opdat
er een ‘rechtvaardiger’ verdeling zou ontstaan. Er zijn volgens Nozick drie manieren waarop mensen
eerlijk aan eigendommen kunnen komen:
1. door op een eerlijke manier eerste eigenaar te worden, bijvoorbeeld door iets te maken van
materialen waar je recht op had (denk aan Locke's theorie over eigendomsverkrijging);
3