NORMALE ONTWIKKELING VAN DE ZUIGELING TOT 28 DAGEN
GROEI EN ONTWIKKELING
Het zicht van de baby:
Al in de baarmoeder ziet de baby contrast
Donker en lichte kleur met veel contrast zorgt voor prikkeling
Pasgeborene zien nog geen kleur, dit begint pas na 4 weken
De kleur rood komt als eerst, daarna blauwgroen en geel
Het gehoor van de baby: voor de geboorte ontwikkeld
Geluiden hoort de baby door de baarmoeder
De baby herkent bekende geluiden zoals de stem en de hartslag van ouders
Babys reageren op stemmen
Vanaf dag 3 reageert de baby op het zeggen van de naam
Tijdens de eerste 3 maanden weet de baby nog niet waar geluid vandaan komt
Het tastzintuig:
Sterkste zintuig
Geeft het gevoel van zijn
Houdt van lichamelijk contact
De baby heeft een grijpreflex dit gebeurt automatisch en onbewust
Van af 9 weken gaat de baby dit zelf proberen te doen
De belangrijkste kenmerken van een goede kwaliteit van bewegen zijn:
• Complexiteit
• Variatie
• Symmetrie
• Vloeiendheid
,METHODE MOTORISCHE OBSERVATIE
• De observatie begint direct.
• Zorg voor een rustige omgeving.
• Zorg voor een goede ‘state’ van het kind: wakker en alert.
• Benader het kind zoveel mogelijk van voren, dus niet alleen vanaf links of rechts.
• Observeer het kind in alle houdingen volgens een vaste volgorde: Rugligging, buikligging, zit, stand.
Van boven naar beneden. Van links naar rechts.
• Laat je niet verleiden om alleen nog naar die ene afwijkende beweging te kijken.
• Kies speelgoed passend bij ontwikkelingsniveau.
0 TOT 3 MAANDEN
Buikligging:
• Neemt de fysiologische flexie langzaam af.
• Kan het kind zich langzaam meer oprichten.
• Wordt het lichaamszwaartepunt naar caudaal verplaatst
• Komt het kind tot een beginnende onderarmsteun.
Rugligging:
• De eerste maand kan het kind het hoofd niet in het midden houden. De armen en benen zijn gebogen
en dicht bij het lichaam. Rond de 2-3 maanden kan het kind het hoofd in de middellijn houden. Er is
arm-hand, hand-mondcontact en voet-voetcontact.
Zitten:
• In de eerste maand kan het kind het hoofd kortdurend oprichten. Rond de drie maanden kan het het
kind het hoofd in balans houden. Het kind kan niet zitten: het valt voorover.
Stand:
• Het kind kan intermitterend gewicht dragen tijdens gesteunde stand. In deze houding is er geen
slipping through.
Handfunctie:
• Een pasgeborene heeft een positieve grijpreflex. In rugligging heeft het de handen overwegend in
vuist. In de loop van de eerste drie maanden zal het kind de handen toenemend openen.
3 TOT 6 MAANDEN
Buikligging:
• In de loop van het tweede kwartaal wordt het steunvlak kleiner en verplaatst het zwaartepunt zich
naar caudaal. Het kind kan verstoringen in de balans corrigeren.
Rugligging:
• De benen kunnen volledig in de lucht worden geheven. Het kind ligt op hoofd, rug en bekken. Er is
hand-kniecontact en later ook hand-voetcontact.
Omrollen tot zijligging:
• Het kind kan door verplaatsing van het gewicht naar de zij rollen. Het eerste rollen naar de zij, is vaak
per ongeluk: de omhoog geheven benen vallen opzij.
Zitten:
• Het kind kan even zitten. Het neemt daarbij steun op de armen en kan rondkijken. Het kan niet veilig
zitten en alleen worden gelaten
2
,Stand:
• Bij gesteunde stand is het hoofd in lijn met de romp. Het kind draagt het
gewicht op de voeten.
Handfunctie:
• Het kind grijpt met een ulnaire palmairgreep (op de tekening te zien). Het kind
pakt voorwerp van de ene in de andere hand, maar er is nog geen bewust
loslaten.
6 TOT 9 MAANDEN
Buikligging:
• In het derde kwartaal komt het kind vanuit buikligging tot: pivoteren, tijgeren en kruiphouding. Bij
het pivoteren en tijgeren is er een goede complexiteit van romp, benen en armen. Bij het komen tot
kruiphouding is er een brede basis van armen en benen. In eerste instantie beweegt het kind in deze
houding heen en weer om zodoende meer balans te krijgen.
Rugligging:
• Rugligging is niet meer populair. Het kind gebruikt deze houding als doorgangshouding naar
buikligging. Bij het rollen is er een prachtige complexe beweging te zien. Na het draaien ligt het kind
direct in de goede houding om tot verplaatsen te komen.
Zitten:
• Het kind zit zelfstandig. Hij kan alleen worden gelaten in zit aan het einde van dit kwartaal. Hij laat
een groot aantal verschillende, dus gevarieerde zithoudingen zien. Hij kan roteren in zit, dus complex
bewegen laten zien.
Stand:
• Bij het plaatsen in gesteunde stand is het lichaam in één lijn, dat wil zeggen dat de heupen niet achter
de schouders staan.
Handfunctie:
• Het kind kan aan het einde van dit kwartaal grijpen met vingertoppen van beide
handen. Hij maakt daarbij oppositie van de duim. Hij kan toenemend bewust
loslaten en speelgoed over pakken.
9 TOT 12+ MAANDEN
Voortbewegen:
• Het kind komt van de horizontale houding steeds meer tot voortbewegen. Het steunvlak wordt
steeds kleiner, de oprichting tegen de zwaartekracht steeds hoger, de variaties in bewegen nemen
toe.
• De variaties in behaalde mijlpalen lopen per kind uiteen.
Zitten:
• Het kind zit stevig en veilig en kan verschillende zithoudingen innemen. Hij/zij komt makkelijk in en
uit deze zithoudingen. Het kind kan buiten zijn/haar steunvlak reiken.
Langslopen:
• Het kind begint met langslopen, waarbij hij eerst zonder rotatie loopt en later ook kan roteren. Het
steunvlak wordt steeds smaller. Aanvankelijk heeft hij steun nodig van de buik aan de tafel, later
wordt het aantal steunpunten (buik en handen) steeds minder.
Lopen:
3
, • Van langslopen gaat het kind naar los staan en loslopen. Bij het eerste lopen
heeft het kind een breed gangspoor en een hoge stand van armen. Het
gangspoor wordt langzaam smaller en de armen kunnen worden gebruikt om
een speeltje met één hand vast te houden. Kinderen die beginnend lopen
kunnen vaak al wel een wat groter voorwerp in 2 handen vasthouden.
Handfunctie:
• Het kind kan met blokjes tegen elkaar slaan. Hij kan in één hand twee blokjes
nemen. Het kind heeft volledige controle over het loslaten. De pincetgreep
wordt aan het einde van dit kwartaal beheerst.
COGNITIEVE ONTWIKKELING ZUIGELING:
• Ontwikkeld zich vanuit reflexen, deze waarborgen de kans op overleven.
• Zoeken, zuigen en grijpen gebeurt in deze periode reflexmatig.
• Wanneer de rijping van de hersenenplaats plaats vindt zal naarmate de ontwikkelingen, handelingen
bewuster worden in plaats van reflexmatig.
• Er zijn 3 type gedrag te onderscheiden:
1. De drukke, beweeglijke zuigeling is continu in de weer. Bewegen vindt hij erg leuk waardoor de
zuigeling vaak tenger is. Motorische ontwikkeling verloopt snel; vroeg staan en lopen
2. De slaperige, langzaam reagerende zuigeling is vaak goedlachs en vriendelijk, mits hij regelmatig
eten krijgt. Stevige baby door goed eten en weinig bewegen. Allerlei ontwikkelingen lopen
langzamer. Belangrijk is regelmatig stimuleren met spelletjes.
3. De prikkelgevoelige zuigeling staat zeer open voor indrukken. Het kind hoort en ziet alles = snelle
heftige schrikreactie. Snel afgeleid. Spanningen en emoties voelt de zuigeling goed aan en kan
hier snel van slag van zijn. Lichaamsbouw = lang, smal en relatief groot hoofd. Ontwikkeling snel
op cognitief niveau door snel oppikken van informatie.
COGNITIEVE ONTWIKKELING PEUTER:
• In de peuterfase gaan motorische en cognitieve ontwikkelingen hand in hand -> psychomotorische
ontwikkeling
• Door alle ervaringen met spelen leert de peuter afstand te nemen tot zijn omgeving.
• Het kind leert besef te krijgen van de wereld om hem heen.
• Door zijn bewustzijn dat hij iemand is gedraagt de peuter zich anders. Begint zelf richting te geven
aan dat gedrag. Word nu meer gestuurd door eerste vorm van denken in plaats van motorisch
reageren op een prikkel
• Kan volgordes herkennen maar geen logische samenhang bedenken, legt wel verbanden tussen
gebeurtenissen die in dezelfde periode plaats vinden.
• Magisch denken kinderen fantaseren een oorzaak uit hun behoefte om verklaringen te vinden, dit
mislukt doordat zij de ware toedracht nog niet kunnen begrijpen.
• Egocentrisch denken -> het kind ziet alleen zichzelf en kan zich nog niet inleven in een ander.
• Waarneming is selectief -> belangrijk verschillende leerprikkels aanbieden door middel van een spel
om nieuwe dingen aan te leren.
• Het kind heeft geen besef van normen en waarde, maar leert al wel wat goed en fout is.
• Vanaf 3 jaar ontwikkelt het geheugen zich en verbindingen te maken die belangrijk zijn voor het
langetermijngeheugen.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annikarosman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,48. Je zit daarna nergens aan vast.