Hoorcolleges –
Rechtsbescherming tegen de
overheid.
HC 1.
Rechtsbescherming tegen de overheid, waar hebben we het over? Bijvoorbeeld de Urgenda-zaak: de
staat moet meer doen wat betreft maatregelen om de uitstoot van CO2 te reduceren. Stikstof/
aanpak stikstof: ging over saldering, stokstof neutraal bouwen ect. Systeem Risico indicatie (SyRi):
privacy, belang van bescherming persoonsgegevens, het systeem is in strijd met art. 8 EVRM.
Terugkeer IS-kinderen: mogen kinderen opnieuw opgenomen worden in de Nederlandse staat? Kort
geding, rechtbank JA, mensenrechtenbepalingen art. 2 EVRM -> Hof Den Haag beslist anders, dit is
een bestuurlijke aangelegenheid, rechter moet zich hierbuiten laten.
Niet alleen zaken over bestuursrecht, ook andere vormen. De rechter doet ook soms
uitspraken richting de politiek.
Recht op toegang tot de rechter in geschillen met de overheid?
De Grondwet maakt dit mogelijk sinds 1887. Huidige Grondwet zegt in het art. 112 lid 2,
maar art. 115 GW bepaalt nog steeds dat administratief beroep mogelijk is (bedoeld als
eindvoorziening!).
Een historisch beladen discussie (bestuursrechtspraak): Loeff (minister van justitie 1905)
voorstel voor soort algemene wet bestuursrecht. Veel discussie hierop – Struycken zegt-> is
rechterlijke bemoeienis met het openbaar bestuur überhaupt wenselijk?
o Argument: de rechter gaat op een andere stoel zitten, de rechter heeft niets te
zoeken in het politieke domein -> het idee dat de wetgever een bevoegdheid geeft
aan het openbaar bestuur (inclusief beslissingsruimte) daar moet de rechter NIET
intreden. Bestuur oefent uit onder politieke controle en verantwoordelijkheid, GEEN
bemoeienis van de rechter nodig.
o Argument: wat heeft de burger van de rechter te verwachten? Niet veel, als bestuur
beslissingsruimte heeft gekregen waar de rechter niet in mag treden (ruimte voor
beslissingen) heeft de rechter niet veel te bieden aan de burger behalve een toetsing
van de buitengrens -> burger heeft meer aan administratief beroep art. 115 GW,
administratief beroep mogelijk op art. 112 lid 2. Administratief beroep = alternatief
bezwaarschriftprocedure als bestuurlijke voorprocedure -> bestuur neemt besluit,
bezwaar bij bestuur, tegen beslissing naar de rechtbank. OORSPRONKELIJKE
BEDOELING: art. 115 zou eindvoorziening moeten zijn voor rechtspraak =
Kroonberoep.
Rechter of bestuur? Beslist door het EHRM in de zaak Benthem -> het Kroonberoep (=
beroep op de Kroon als hoogste instantie) is in strijd met art. 6 EVRM (recht op
onafhankelijke en onpartijdige rechter).
Zaak van Benthem – Straatsburg: verhoudt het Kroonberoep zich tot art. 6 EVRM? Uitspraak
Hof -> Kroonberoep IS in strijd met art. 6 EVRM want géén recht op toegang tot een rechter
omdat je bij het hoogste bestuursorgaan terecht komt.
,Art. 6 EVRM: recht op toegang tot de rechter in de volgende situaties: burgerlijke rechten en
verplichtingen EN strafrechtelijke vervolging -> Relevantie voor het bestuursrecht? Is art. 6 EVRM van
toepassing op geschillen die gaan over publiekrechtelijke bevoegdheden die gaan over een
bestuursorgaan (is art. 6 EVRM van toepassing op bestuursrecht)? JA, bestuursrecht valt onder art. 6
EVRM. Hof in Straatsburg geeft een autonome uitleg aan het artikel: hoe de rechtsbetrekking naar
nationaal recht wordt gekwalificeerd is NIET belangrijk (bestuurs-/ straf-/ ect. recht) -> wanneer er in
het bestuursrecht sprake is van burgerlijke rechten / -verplichtingen dan is Art. 6 EVRM WEL
toepasbaar!
DUS het hele bestuursrecht valt onder reikwijdte Art. 6 EVRM, MAAR een enkele
uitzondering: bijvoorbeeld asielrecht en niet-punitieve deel van belastingrecht
(belastingaanslag).
Equivalent op Art. 6 EVRM = Art. 47 Handvest, vooral ook op gevallen die uitgezonderd zijn
van Art. 6 EVRM (asielrecht en belastingrecht zoals vermeld): ‘eenieder wiens door het recht
van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden (…)’.
Onze eigen Grondwet kent zo’n grondrecht op toegang tot de rechter (nog) niet.
MAAR: voorstel voor een nieuw art. 17 lid 1 GW is inmiddels in eerste lezing aangenomen
door Eerste en Tweede Kamer. Waarom willen we dit in de Grondwet, we hebben al Art. 6
EVRM en Art. 47 Handvest? Niet per se nodig om een groot juridisch probleem op te lossen,
meeste gevallen gedekt door Art. 6 EVRM en anders Art. 47 Handvest -> anders lossen we het
wel anders op. TOCH doen, we hebben een fundamenteel iets als toegang tot een rechter in
de Nederlandse Grondwet niet opgenomen op dit moment, er is dus vooral sprake van een
symbolische waarde.
Burgerlijke rechter of bestuursrechter?
Art. 112 lid 2 GW: ‘Geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan kunnen
worden opgedragen aan de rechterlijke macht of aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht
behoren’ = geschillen die verband houden met de uitoefening van een publieke taak –
publiekrechtelijke rechtsbetrekking als bedoeld in de Awb.
Rechterlijke macht = rechtbanken, gerechtshoven, Hoge Raad (Art. 2 Wet rechterlijke organisatie).
Bestuursrechtspraak is erg gefragmenteerd, rechterlijke macht speelt een rol, maar ook niet tot de
rechterlijke macht behorende organen: CVvB, CBb en ABRvS.
Bij bestuursrecht: er zijn vier hoogste bestuursrechters -> discussie bij tot stand komen
algemene wet bestuursrecht (Awb).
Normering van bestuur.
De belangrijkste inhoudelijke en procedurele rechtsnormen voor het handelen van bestuur te vinden
in de wet – vooral in de Awb. Voor het nemen van besluiten is een wettelijke bevoegdheid nodig.
Andere wettelijke normen – regeldichtheid in bestuursrecht is relatief hoog. Normering door
algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.).
Als rechterlijke toetsingsnorm zijn a.b.b.b. wel te beschouwen als een reactie op de beslissingsruimte
van het bestuur – compensatietheorie terug te voeren op Struycken.
Terughoudende rechterlijke toetsing.
De gedachte is dat het bestuur is gelegitimeerd met de door de wetgever toegekende bevoegdheid
vooraf en door politieke controle en verantwoording vooraf -> rechter moet zich niet te veel
, bemoeien, maar vooral buitengrenzen bewaken. Rechter is veel meer een grensrechter dan een
scheidsrechter. De beslissingsruimte die aan het bestuur wordt toegekend is een politieke
speelruimte voor de invulling waarvan het bestuur het best is gepositioneerd. Dit heeft geleid tot een
terughoudende/ marginale toetsing van de uitoefening van bestuursbevoegdheden gericht op de
buitengrenzen van de bevoegdheid.
Buitengrenzen met name bepaald door twee beginselen van behoorlijk bestuur.
1. Willekeurbeginsel (Doetinchemse woonruimtevorderingsarrest 1949) ‘(…) dat de
vorderende autoriteit bij afweging van de in aanmerking komende belangen in
redelijkheid niet tot een vordering heeft kunnen komen en dus afweging van die belangen
geacht moet worden niet te hebben plaatsgehad’.
2. Détournement de pouvoir = een bevoegdheid mag niet worden gebruikt voor een ander
doel dan waar de bevoegdheid voor is toegekend (uitleg legaliteitsbeginsel).
Evenredigheidstoetsing: met de Awb werd art. 3:4 lid 2 Awb geïntroduceerd: ‘de voor een of meer
belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot
de met het besluit te dienen doelen’.
Lange tijd heeft de ABRvS deze regel slechts beschouwd als een tot het bestuur gerichte
instructienorm, maar niet als een rechterlijke toetsingsnorm (zie Maxis/ Praxis -> kan de uitoefening
worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel in art. 3:4 lid 2 Awb. NEE: bestuursorgaan moet
evenredig handelen, we blijven doen wat we al deden). Met UITZONDERING van punitieve sancties
(Keuringsplaats Scheerwolde -> boete, is een criminal charge: we moeten dan indringender toetsen
dan in andere geschillen buiten de punitieve sfeer). Art. 3:4 Awb lid 2 géén rechterlijke
toetsingsnorm in beginsel MAAR wel voor het punitieve deel).
Inmiddels lijkt daar verandering in te zijn gekomen met de uitspraak van de ABRvS in de zaak
over het Alcoholslot (= te veel drank achter het stuur, opgepakt. Alcoholslot kost geld om in
de auto in te bouwen, ook meedoen aan soort cursus) hierover kwamen zaken, mensen met
te veel drank achter het stuur.
Rechterlijke toetsing van regelgeving.
Algemeen verbindende voorschriften: art. 8:3 Awb -> géén bezwaar en beroep mogelijk tegen een
AVV. Tegen besluiten WEL, maar NIET wanneer het een AVV is. Constitutionele traditie van grote
terughoudendheid (zie art. 120 GW en 8:3 Awb). In het geval van een AVV kan je dus NIET bezwaar of
beroep (Art. 8:3 Awb) wat kan je wel doen? Je kunt naar de burgerlijke rechter, deze vervult de rol
van restrechter OF toch naar de bestuursrechter door ervoor te zorgen dat er een besluit wordt
genomen -> dan is er sprake van een beschikking (denk aan rijbewijs afnemen).
Wanneer het gaat om toetsen van regelgeving is in Nederland sprake van een constitutionele traditie
van grote terughoudendheid (art. 120 GW -> Wifz niet aan Grondwet toetsen en art. 8:3 Awb ->
verbod tegen AVV direct beroep instellen bij bestuursrechter). Ook in de inhoudelijke toetsing:
Landboutvlieger-arrest: willekeurtoets. ‘Geen rechtsregel eraan in de weg staat de rechter een (…)
niet door de formele wetgever gegeven voorschrift onverbindend en in verband daarmee de
vaststelling en uitvoering daarvan onrechtmatig kan oordelen op de grond dat er sprake is van
willekeur in dier vroege dat het desbetreffende overheidsorgaan (…) in redelijkheid niet tot het
desbetreffende voorschrift is kunnen komen’. ‘Daarbij heeft de rechter niet tot taak om de
waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar
eigen inzicht vast te stellen, terwijl zowel de aard van de wetgevende functie als de positie van de