1a. Introductie kritische pedagogiek
Kritische pedagogiek is een onderwijsbenadering die studenten stimuleert om kritisch na te
denken over de maatschappij en hun rol daarin. Het doel is om studenten niet alleen vragen te
laten stellen bij wat ze leren, maar hen ook te laten nadenken over hoe ze positieve
veranderingen in de wereld kunnen realiseren.
De kritische pedagogiek sluit goed aan bij het vak interculturele pedagogiek. Dit vak draait
om de bestudering van verschillende culturen, perspectieven en controversiële
maatschappelijke vraagstukken, zoals migratie en integratie. Daarbij spelen de volgende
aspecten een belangrijke rol:
- Verschillende meningen en invalshoeken: Er is een breed scala aan perspectieven op
maatschappelijke vraagstukken.
- Culturele normen: Deze beïnvloeden hoe mensen situaties en kwesties beoordelen.
Interculturele pedagogiek is niet neutraal. Neutraliteit betekent dat men onpartijdig en zonder
voorkeur handelt, maar dit vak wordt beïnvloed door de positionaliteit van de docenten.
- Positionaliteit: Dit verwijst naar iemands persoonlijke geschiedenis, zoals opvoeding,
opleiding, en werk- en leefomgeving. Deze factoren bepalen mede hoe iemand denkt
en handelt, en dus ook welke onderwerpen in het vak worden behandeld.
Het bestuderen van mensen met verschillende culturele achtergronden gaat over perspectieven
en manieren van kijken naar de wereld. Dit roept vragen op over welke perspectieven wel en
niet worden vertegenwoordigd in de maatschappij, de universiteit en binnen het vakgebied
van de pedagogiek. Het kritisch bekijken van deze dynamieken is essentieel binnen zowel de
kritische pedagogiek als de interculturele pedagogiek.
Gedragswetenschappelijke kennis is gebaseerd op gestandaardiseerde waarnemingen die
volgens betrouwbare, controleerbare en herhaalbare methoden zijn uitgevoerd. Dit wordt ook
wel empirisch onderzoek genoemd. Het voordeel hiervan is dat deze kennis niet zomaar
gelijkgesteld kan worden aan een mening. Toch is wetenschappelijke kennis niet neutraal.
Wat wordt onderzocht, hoe en door wie dat wordt gedaan, en welk onderzoek gefinancierd
wordt, zijn allemaal het gevolg van persoonlijke, maatschappelijke en institutionele keuzes.
Hierdoor is wetenschappelijke kennis nooit volledig objectief. Een zorgvuldige beschrijving
van deze kennis kan helpen om duidelijk te maken waar de grenzen van wetenschappelijke
feiten liggen, waar ruimte is voor twijfel, of waar sprake is van een gebrek aan gedegen
kennis.
De empirische wetenschap kan geen uitspraken doen over morele aspecten van
maatschappelijke onderwerpen, zoals of iets goed of fout is of wenselijk of onwenselijk. In de
praktijk gebeurt dit echter toch. Wetenschappelijk werk bevat altijd een normatieve gedachte,
waardoor het in beginsel nooit helemaal neutraal is.
Zelfs wanneer een docent zich strikt aan de wetenschappelijke regels houdt, schemeren
persoonlijke meningen en standpunten door in de lessen en het studiemateriaal. Dit wordt het
verborgen curriculum genoemd: de impliciete normen en waarden in het onderwijs. Dit
gebeurt vaak onbewust en betreft doorgaans dominante normen en waarden die voor de
meeste mensen vanzelfsprekend lijken. Deze zijn terug te vinden in:
- De structuur van het onderwijs: Hoe het onderwijs is ingericht.
, - De inhoud van het onderwijs: Thema’s, taalgebruik en de verborgen boodschappen die
hierin verscholen liggen. Bijvoorbeeld welke thema’s aandacht krijgen en welke
vormen van kennis wel of niet worden gewaardeerd.
Ideologie: Een coherente set ideeën en waarden over de wereld, de maatschappij en de rol van
de mens daarin.
Indoctrinatie: Een vorm van manipulatie waarbij systematisch en eenzijdig aanvechtbare
overtuigingen of opvattingen worden onderwezen, met de bedoeling dat deze kritiekloos
worden aanvaard.
Citaat van Doris Lessing
"Wat eigenlijk regelmatig tegen elk kind gezegd zou moeten worden, is iets als: Je wordt
geïndoctrineerd. We hebben nog niet een onderwijssysteem ontwikkeld dat niet een
indoctrinatiesysteem is. Het spijt ons, maar beter kunnen we het niet doen op het moment."
"Wat jou geleerd wordt is een uiting van vooroordelen en de keuzes van een bepaalde cultuur.
Een snelle blik op de geschiedenis toont hoe tijdelijk die altijd zijn. Je wordt onderwezen door
mensen die zich aan hebben kunnen passen aan het systeem dat door hun voorgangers is
opgebouwd. Het is een systeem dat zichzelf in stand houdt."
Dekolonisatie van het onderwijs omvat drie belangrijke aspecten:
Kritiek op Eurocentrisme: Het benadrukken van de Europese cultuur en westerse ideeën,
zonder rekening te houden met invloeden van andere culturen.
Ontwikkeling van alternatieve dekoloniale kennis: Het creëren van kennis die in het
mainstream onderwijs vaak als minderwaardig of onbelangrijk wordt beschouwd.
Kritisch bevragen van machtsstructuren: Wie bepaalt het beleid binnen universiteiten? Wie
zijn de onderzoekers? Welke stemmen worden gehoord en welke niet?
, 1b. We denken verkeerd over theorie en dat is gevaarlijk
Over de denkende kant van onszelf heenstappen is gevaarlijk.
- “Praktisch ingestelde mensen die zich vrij wanen van intellectuele invloeden zijn
meestal slaaf van een of andere vergeten econoom.”
Wat deze uitspraak aangeeft is dat praktijk zonder theorie blind maakt.
Theorie is voor veel mensen beladen omdat we het vaak associëren met intelligentie en we dit
zien als iets voor iemand vaststaand gegeven is: je bent intelligent of je bent het niet. Maar
theorie gaat over veel meer dan alleen intelligentie, het gaat in de kern over de grootste kracht
die we als mens bezitten: ons voorstellingsvermogen. Dit is het vermogen om naar de wereld
te kijken, niet zoals die is, maar ook zoals die zou kunnen zijn. Het probleem met hoe we over
de theorie denken is niet alleen dat we mensen opdelen tussen wel of niet intelligent, maar dat
we hierdoor een angst creëren om na te denken over nieuwe ideeën; of zelfs weerstand
creëren tegen het nieuwe andersoortige.
Paulo Freire (1921-1997), een Braziliaanse pedagoog en grondlegger van de ‘kritische
pedagogiek’, observeerde hoe het onderwijs in Brazilië bijdroeg aan onderdrukking, vooral
van de arbeidersklasse. Hij stelde dat deze klasse niet alleen werd onderdrukt door de elite,
maar ook leed aan zelfonderdrukking door internalisering van beperkende overtuigingen.
Freire bekritiseerde het onderwijs als een systeem van banking education, waarbij studenten
werden gezien als passieve objecten die gevuld moesten worden met kennis. Hij vergeleek dit
met een spaarbank waarin alleen informatie wordt gestort, zonder dat studenten gestimuleerd
worden tot zelfreflectie of actie. Hoe passiever een student zich opstelde, hoe beter dit werd
gewaardeerd, terwijl dit juist leidde tot een ondergeschikte houding. Freire legde een verband
tussen armoede, onderdrukking en het onderwijs dat deze situatie in stand houdt. Hoewel hij
veel kritiek ontving, gaf hij inzicht in hoe onderwijs vaak tegenovergestelde doelen dient: het
versterken van bestaande machtsstructuren in plaats van bevrijding. Ondanks zijn kritiek blijft
banking education een dominante onderwijsvorm, vooral in het beroepsonderwijs.
Freire stelde een bevrijdende, kritische pedagogiek tegenover banking education. Dit ging
over het algemeen over wat hij ‘conscientizacao’ noemde, het vermogen om in te grijpen in
de werkelijkheid met als doel deze te veranderen. Hierbij draait het om het ontwikkelen van
het voorstellingsvermogen: het actief nadenken en kritisch reflecteren op onderwerpen, in
plaats van passief informatie opnemen. Om dit te kunnen leren is het van belang dat er niet
alleen binair informatie geleerd wordt, maar ook met concepten, waarbij studenten actiever
moeten nadenken en moeten nadenken over verschillende toepassingen.
- Binair begrip:
Dit verwijst naar kennis of informatie die eenduidig is en in simpele termen kan
worden begrepen.
- Non-binair begrip:
Dit verwijst naar complexere concepten die niet eenduidig zijn en waar ruimte is voor
interpretatie, reflectie en verdieping.
Freire zag hoe de overtuigingen van mensen zelf hun onderdrukking in stand hielden en dat
het trainen van conscientizacao vaak angst en weerstand oproept. Tegelijkertijd betekent dit
ook dat signalen van weerstand bij jezelf en anderen een indicatie zijn dat je op de juiste weg
bent om onderdrukking te doorbreken.
, Er is weerstand bij zowel studenten als docenten tegen een bevrijdende pedagogische aanpak.
Docenten ervaren dat het leerproces minder gestructureerd en moeilijker meetbaar wordt, wat
zorgt voor minder houvast en duidelijkheid. Conceptuele exploratie leidt vaak tot open
gesprekken waarin de docent als gespreksleider optreedt, maar niet betekent dat er minder
diep geleerd wordt. Studenten kunnen echter het gevoel hebben dat ze 'zwemmen' in de
materie en behoefte hebben aan structuur en duidelijkheid.
Broekhuizen heeft onderzocht dat de weertand die theoretische gesprekken en nieuwe ideeën
soms onder professionals oproepen voortkomt uit een verkeerd begrip van theorie. Moderne
maatschappelijke vraagstukken vragen in mindere mate om intelligentie in de klassieke zin en
meer naar het vermogen met elkaar op zoek te gaan naar nieuwe handelingsperspectieven. Dit
zegt dat voorstellingsvermogen als professionele competentie een meer centrale plek verdient.