De besloten vennootschap
4.1 Investeringsselectie
De besloten vennootschap
Kenmerken
- Oprichting Verplichtingen, 2 extra oprichting verplichten ten opzichte van een
eenmanszaak: oprichtingsakte bij de notaris en een minimumkapitaal van 0,01
- Eigendom en lening, aandelen zijn op naam, vaak in handen van een kleine besloten
groep en zijn niet vrij overdraagbaar. Vaak geen scheiding tussen eigendom een
dagelijkse leiding
- Aansprakelijkheid, een bv is een rechtspersoon: scheiding tussen privé en zakelijk
vermogen en eigenaren zijn niet privé aansprakelijk
- belasting, vennootschapsbelasting over de winst en inkomstenbelasting over het
salaris van de directeur-grootaandeelhouder (DGA)
- Continuïteit, bij het overlijden van een aandeelhouder gaan de aandelen volgens de
wet naar erfgenamen, in een aandeelhouders contract kunnen de aandeelhouders
aangeven dat de aandelen eerst worden aangeboden aan andere aandeelhouders
Het belangrijkste verschil tussen een eenmanszaak en een bv is het aandelenkapitaal. Het
eigen vermogen op de balans van een eenmanszaak (of vof) bestaat uit een balanspost
(eigen vermogen). En het eigen vermogen neemt toe als er winst is en af als er verlies is (na
belasting). Voor een bv (en nv) bestaat het eigen vermogen uit: aandelenkapitaal, de
nominale waarden zoals opgenomen in de statuten en de reserves, bijv. de winstreserve die
toeneemt als de winst aanwezig blijft.
De cashflow
Is iets bedrijfseconomisch een goede investering, je moet hiervoor 2 zaken met elkaar
vergelijken:
- Nu: een eenmalige grote investeringsuitgave is een negatieve cashflow
- In de toekomst: het verschil tussen jaarlijkse ontvangsten en uitgaven en de
restwaarde van iets aan het einde van de economische levensduur is een positieve
cashflow
Er zijn 2 manieren om het te berekenen
1. Directe methode: ontvangsten - uitgaven = cashflow
● de cashflow is gelijk aan de verandering van liquide middelen
2. Indirecte methode: resultaat + afschrijvingen = cashflow
● het resultaat is eerst lager door afschrijvingskosten, maar die moet je er later
weer bij op tellen
Hiermee kan je de cashflow beoordelen:
1. Terugverdientijd
● periode waarin een investering zich terugverdient
● des te sneller, des te beter
● heel simpel
● houdt geen rekening met cashflows na de terugverdientijd
● houdt geen rekening met tijdswaarde van geld
, 2. Netto contante waarde
● het is het verschil tussen de contante waarde van de toekomstige cashflows
(incl. eventuele restwaarde) en een investeringsuitgave
● NCW > 0 betekent doen
● het bepalen van de (juiste) discontovoet is moeilijk
● cashflow x (1 + 0,dcv) tot de macht (-jaar)
De disconteringsvoet
Het percentage waarmee je de toekomstige cashflows contant maakt. Het is een maatstaf
voor het risico. Wanneer de disconteringsvoet 4% is, is het relatief laag geëist rendement en
is het risico dus laag. Bij 10% is het risico dus hoog en is het vaak geen goede deal
4.2 Organisatie
Een organogram laat zien welke verhouding de medewerkers en afdelingen hebben ten
opzichte van elkaar:
- Lijnorganisatie, iedere werknemer heeft een directe baas
- Lijn- en staforganisatie, een lijnorganisatie met specialistische stafafdelingen
(financiën, IT), voordeel: je kan hulp/advies vragen aan een stafmedewerker
De indeling is altijd in functies. Het voordeel hiervan is dat verschillende functies zich kunnen
specialiseren. Het nadeel is dat elke afdeling zich te veel richt op hun eigen afdeling.
Omspanningsvermogen is het aantal medewerkers waar een manager leiding aan kan
geven, de spanwijdte is het aantal medewerkers aan wie hij daadwerkelijk leiding geeft. Als
een organisatie groeit wordt het aantal afdelingen verder opgesplitst vanwege het
omspanningsvermogen.
Grotere organisaties maken naast functies ook gebruik van horizontale taakverdeling:
- Doelgroep (markt), bijv aparte afdeling voor consumenten- en zakelijke markt
- Product, bijv aparte afdeling voor lenen en sparen bij een bank
- Geografie, bijv indeling naar provincie, land of werelddeel
Voordeel is dat er beter ingespeeld kan worden op de behoefte van de doelgroep, het
nadeel is dat elke afdeling hetzelfde doet, er zijn dus geen schaalvoordelen
Als een organisatie groeit, is het gevaar dat de managementlagen te groot worden. Een
maatstaf hiervoor is de spandiepte: het aantal niveaus in de organisatie waar leiding aan
wordt gegeven. Bij te veel lagen beslist elke manager weinig en is de communicatie traag.
Leiderschapsstijlen
Er zijn 2 misverstanden bij managers
- ‘een manager is een leider’
- ‘een manager heeft geen inhoudelijke kennis nodig’
Er zijn 2 motivatietheorieën van McGregor
- Theorie X, een negatief mensbeeld, mensen zijn: lui, hebben geen ambitie, nemen
geen verantwoordelijkheid. Ze motiveren mensen met dwang, controle en geld
- Theorie Y, een positief mensbeeld, mensen zijn: gemotiveerd, ambitieus, staan open
voor verandering, willen verantwoordelijkheid nemen. Ze motiveren mensen door
betrokkenheid, inspraak, samenwerken en waardering
Er is geen bewijs dat 1 van de 2 het beste is. Een goede leider zet ze beide in op het juiste
moment: ‘De theorie van situationeel leiderschap’