Opleiding HBO-V; Verloskunde
Bijeenkomst 1. Conceptie en de organisatie van prenatale zorg in
Nederland
Leerdoelen
1. De menstruatiecyclus en de relatie tot de bevruchting beschrijven;
De menstruatiecyclus is een periodieke verandering in het lichaam van de
geslachtsrijpe vrouw tussen de puberteit en de menopauze. De cyclus
heeft te maken met de eicelrijping en het klaarmaken van het lichaam
voor mogelijke zwangerschap.
De menstruatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen. Halverwege de cyclus
komt er een eitje vrij uit een van de twee eierstokken. Als het eitje wordt
bevrucht rolt het via een eileider naar de baarmoederholte. Daar kan het
zich dan innestelen in het 5 mm dikke baarmoederslijmvlies (het
endometrium, de binnenbekleding van de baarmoederholte). Zo ontstaat
een zwangerschap.
Als het eitje niet wordt bevrucht, laat het baarmoederslijmvlies twee
weken later los en komt het in stukjes en brokjes met wat bloed naar
buiten: de menstruatie (ongesteldheid). Er kan tevens wat
menstruatiebloed via de eileiders de buikholte in lopen; dit is de
retrograde menstruatie, een van mogelijke oorzaken van endometriose.
Menstruaties verschillen per vrouw ten aanzien van duur, hoeveelheid
bloedverlies en pijnlijkheid.
De eierstokken in de menstruatiecyclus
Een eiblaasje (follikel) groeit vanaf de menstruatie tot aan de eisprong
onder invloed van het hormoon FSH uit de hypofyse, en produceert in die
groeiperiode oestrogenen. Deze 14 dagen durende, eerste helft van de
cyclus noemen we follikelfase. Een flinke uitstoot van het hormoon LH
vanuit de hypofyse (de LH-piek) zorgt halverwege de cyclus als het eitje
rijp is, voor de eisprong. De plek in de eierstok waaruit het eitje is
gesprongen vormt het gele lichaam (corpus luteum). Dit orgaantje
produceert naast oestrogenen vooral progesteron. De periode tussen
eisprong en menstruatie duurt ook 14 dagen. Dit is de tweede helft van de
cyclus en noemen we luteale fase. Is het eitje bevrucht dan zorgt het
corpus luteum gedurende 12 weken voor voldoende oestrogeen en vooral
progesteron (“pro-gestere” betekent “voor de zwangerschap”).
Het baarmoederslijmvlies in de menstruatiecyclus
Het baarmoederslijmvlies reageert op de hormonen die in de eierstokken
worden geproduceerd. Oestrogenen laten het slijmvlies groeien,
prolifereren. De eerste helft van de cyclus heet daarom, als we naar het
baarmoederslijmvlies kijken, proliferatiefase. De tweede helft van de
cyclus heet als we naar het baarmoederslijmvlies kijken: secretiefase,
omdat het slijmvlies dan slijm produceert onder invloed van progesteron.
2. De wijze waarop de bevruchting plaatsvindt uitleggen;
,Wanneer kan er bevruchting plaatsvinden?
Theoretisch vanaf dag 6 tot dag 17 na begin van laatste menstruatie een
bevruchting plaatsvinden. Man hangt vruchtbaarheid niet van bepaalde
tijd af. In sperma bevinden zich altijd zaadcellen, die tot 2 dagen na
ejaculatie in leven blijven, onafh. van dag of tijdstip.
Wat gebeurt er bij bevruchting?
Orgasme van man gepaard met ejaculatie. Daarna zaadcellen naar
eileider, waar zich de te bevruchten eicel bevindt. (eicel maar paar uur in
leven, op z’n hoogst 1 dag. Tijd, waarin bevruchting plaats kan vinden, is
beperkt.
Binnen in eicel zoeken celkernen van ei- en zaadcel elkaar op en wanneer
ze bij elkaar komen, versmelten ze met elkaar tot een neiuwe
gemeenschappelijke celkern.
Bevruchte eicel = zygote. Vervolgt weg naar baarmoeder en begint delen
en groeien. Ongeveer 5 dagen na bevruchting komt bevruchte eicel in
baarmoeder en nestelt zich. Zwangerschap is begonnen.
3. De meest voorkomende voortplantingsproblemen in Nederland
benoemen;
4. Anatomische en fysiologische ontwikkeling van embryo en foetus
beschrijven;
De embryonale ontwikkeling is de periode vanaf de bevruchting tot
ongeveer 8 weken daarna.
Achtereenvolgende processen hierbij zijn:
- De bevruchte eicel bevindt zich in de eileider op weg naar de
baarmoeder;
- Na 24 uur deelt de cel; dit is een klievingsdeling: de dochtercellen zijn
half zo klein;
- Na nog drie klievingsdelingen ontstaat een 16-delig bolletje, de
morula; deze bevindt zich nu in de buurt van de baarmoeder;
- Ongeveer vier dagen na de bevruchting is het embryo een met vocht
gevuld blaasje, de blastocyst genoemd en daarbij:
o Heet de centrale holte blastulaholte;
o Ontstaan aan één kant trofoblastcellen, de voorloper van het
'placentagedeelte';
o Ontstaan aan de andere kant embryoblastcellen, de voorloper
van het 'kindgedeelte';
- De celdelingen gaan onverminderd door, het embryo wordt groter;
- 6 dagen na de bevruchting wordt het embryo in het endometrium
opgenomen; dit is de innesteling (nidatie);
- 8 dagen na de bevruchting differentiëren de embryoblastcellen zich in
twee kiembladen: entoderm en ectoderm (samen kiemschijf
genoemd);
- Tussen ectoderm en trofoblast is de amnionholte ontstaan;
, - De trofoblast – vanaf nu chorion genoemd – groeit met chorionvlokken
steeds verder het endometrium in. Zuurstof en voedingsstoffen gaan
vanuit het moederlijke bloed naar de chorionholte, een met vocht
gevulde holte rondom amnionholte, kiemschijf en blastulaholte;
- De aanleg van de navelstreng wordt zichtbaar;
- In de derde week van de ontwikkeling ontstaat het mesoderm, een
derde kiemblad tussen entoderm en ectoderm in;
- De kiemschijf wordt langwerpiger en de neurale groeve ontstaat;
- In de vierde week is het embryo 180° gedraaid en zijn de oerdarm en
de navelstrengvaten ontwikkeld; het hartje gaat kloppen;
- De vruchtvliezen (chorion en amnion) komen tegen elkaar te liggen;
het binnenin gelegen amnion produceert continu vruchtwater;
- De neurale groeve verandert in de neurale buis, waarin zich het
ruggenmerg ontwikkelt; de hersenen worden aangelegd;
- Vanaf de 20ste tot de 30ste dag komen de oersegmenten (somieten) tot
ontwikkeling, elk met een huiddeel (dermatoom), een spierdeel
(myotoom) en een skeletdeel (sclerotoom);
- Na vier weken is een hoofgedeelte zichtbaar, met de oogaanleg en de
kieuwbogen, ook ontstaat de aanleg van de extremiteiten.
- Na ongeveer 8 weken is het embryo als 'klein mensje' herkenbaar.
In de foetale ontwikkeling vindt verdere ontwikkeling en groei van de
aangelegde orgaanstelsels plaats. Deze fase duurt vanaf de embryonale
fase tot aan de geboorte van het kind. De groeisnelheid is spectaculair.
Enkele opvallende gebeurtenissen in deze fase zijn:
- De ogen komen al snel aan de voorkant van het hoofd te liggen; de
oogleden zijn vergroeid en komen in de 7de maand los van elkaar;
- Rond de 4de maand is het geslacht van het kind echoscopisch
zichtbaar;
- Rond de 18 weken kan de moeder bewegingen van de foetus voelen;
- Vanaf de derde maand ontstaat een laagje donshaar over het hele
lichaam (lanugo), dit valt vóór de geboorte uit;
- Vanaf de 5de maand drinkt het kind vruchtwater;
- Vanaf de 6de maand scheiden huidklieren talg uit;
- Vanaf de 8ste maand kan de foetus de geboorteligging aannemen:
o Hoofdligging (in 96% van de gevallen): de foetus ligt met het
hoofd naar beneden;
o Stuitligging (3,5%): de foetus ligt met het hoofd naar boven;
o Dwarsligging (0,5%) de foetus ligt horizontaal.
5. Fysiologische, anatomie en functie van placenta, vliezen en
navelstreng uitleggen;
Placenta
Fysiologie;
Anatomie;
Functie; drie belangrijke functies onderscheiden:
- de transportfunctie = de uitwisseling van stofwisselingsproducten tussen
moederlijke en foetale circulatie