6 VWO SK
Extra (reken)opgaven Buffers.
Opgave I.
1 Je wilt een buffermengsel maken met pH = 4,20.
Welke stoffen kun je het beste als uitgangsstoffen nemen?
Opgave II.
2 In 1,00 liter water is opgelost 0,60 mol natriumcarbonaat en 0,30 mol natrium-
waterstofcarbonaat. Bereken de pH van de oplossing.
Opgave III
3 Een azijnzuur/acetaatbuffer heeft een pH van 4,00.
In welke verhouding is het azijnzuur en het acetaat opgelost?
Opgave IV
Bereken de pH van een oplossing in 1,0 liter water bevat:
4 0,10 mol NaH2PO4 en 0,10 mol Na2HPO4
5 0,10 mol NaH2PO4 en 0,010 mol Na2HPO4.
6 0,010 mol NaH2PO4 en 0,10 mol Na2HPO4
7 Aan de oplossing onder1 genoemd wordt 1,0 liter water toegevoegd.
Bereken de nieuwe pH.
Opgave V
8 Je hebt 500 mL 0,050 M ammoniumchloride-oplossing.
Hierin wordt ammoniakgas geleid tot een buffer is ontstaan met pH = 9,33.
Bereken hoeveel dm3 ammoniak (T = 298K en p = po) je moet inleiden.
Opgave VI
9 Een bufferoplossing heeft een pH van 10,40.
1,00 liter van dit buffermengsel bevat 0,25 mol C2H5NH2 en 0,10 mol C2H5NH3+.
Bereken de Kz van C2H5NH3+ en de Kb van C2H5NH2.
Opgave VII.
Je hebt 0,20 mol HBrO opgelost in 500 ml water. Je wilt een bufferoplossing maken met
pH = 8,00.
10 Bereken hoeveel mol NaBrO je moet toevoegen aan deze oplossing om een buffer met
pH = 8,00 te verkrijgen.
Aan deze bufferoplossing voeg je toe 10,0 ml zoutzuur pH = 1,00.
11 Bereken de nieuwe pH.
12 Bereken hoeveel mol vast KOH je aan 500 ml van deze bufferoplossing moet
toevoegen om de pH 0,30 eenheden te veranderen.
Opgave VIII.
Bereken de pH na samenvoegen van:
13 100,0 ml zoutzuur pH = 2,70 en 100,0 ml KOH pH = 11,50.
14 250,0 ml 0,10 M verdund azijnzuur en 125,0 ml 0,10 M kaliloog.
15 250,0 ml 0,10 M verdund azijnzuur en 200,0 ml 0,10 M kaliloog.
16 250,0 ml 0,10 M verdund azijnzuur en 250,0 ml 0,10 M kaliloog.
17 250,0 ml 0,10 M verdund azijnzuur en 750,0 ml 0,10 M kaliloog.
, ANTWOORDEN extra opgaven BUFFERS 6 VWO.
*) x is klein
x die erbij opgeteld wordt of afgetrokken wordt, mag verwaarloosd worden.
1 Het pH bereik van een buffer ligt tusen pKz –1 en pKz +1.
Dus C6H5COOH/C6H5COO- of HC2O4-/C2O42- .
De negatieve ionen in oplossing brengen door de natriumzouten op te lossen.
N.B. pKz is niet gelijk aan de pH.
De pH hangt af van de concentratie van de opgeloste stof.
Bij een buffer hangt de pH af van de verhouding zwak zuur/zwakke base.
2 zw.zuur zw.base
HCO3- (aq) + H2O(l) CO32- (aq) + H3O+(aq)
0,30 0,60 -
-x +x +x
0,30-x 0,60+x +x
*) x die erbij opgeteld of afgetrokken word, kun je verwaarlozen!
Kz = [H3O+] . [CO32-] 4,7.10-11 = [H3O+] . 0,60 [H3O+] = 2,35.10-11molL-1
[HCO3-] 0,30 pH = 10,63
**) Deze opgave is ook uit te rekenen m.b.v. de reactie van de zwakke base met
water en de Kb
3 zw.zuur zw.base
CH3COOH(aq) + H2O(l) CH3COO- (aq) + H3O+ (aq)
pH = 4 [H3O+] = 10-4molL-1
Kz = [H3O+] . [CH3COO-] *) 1,7.10-5 = 1,0.10-4.[CH3COO-] **)
[CH3COOH] [CH3COOH]
[CH3COO-] = 1,7.10-5 [CH3COO-] : [CH3COOH] = 0,17 : 1,0 = 1,0 : 5,9
[CH3COOH] 1,0.10-4
4 H2PO4- (aq) + H2O (l) —> HPO42- (aq) + H3O+ (aq)
0,10 0,10 -
-x x x
0,10-x 0,10+x x *)
Kz = 6,2.10-8 = 0,10 . x x = [H3O+] = 6,2.10-8
0,10 pH = 7,21
Als de verhouding zuur : base in de buffer 1 : 1 is geldt altijd : pH = pKz
5 Zie 4. Kz = 6,2.10-8 = 0,010. x x = [H3O+] = 6,2 .10-7
0,10 pH = 6,21
Als de verhouding zuur : base in de buffer 10 : 1 is geldt altijd : pH = pKz – 1