Psychologie notities
Hoofdstuk 1: Gedrag en invloeden op gedrag
1.1 Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van gedrag, van
de mentale processen die aan dat gedrag ten grondslag liggen en van de factoren die op
gedrag van invloed zijn. Gedrag wortelt in de werking van de hersenen en de interactie met
de omgeving. Psychologen proberen te verklaren waarom mensen doen zoals ze doen.
Psychologische kennis wordt op veel terreinen toegepast. Voorbeelden daarvan zijn:
onderzoek naar leren en de werking van het geheugen, het gezonder maken van mensen
door middel van psychotherapie, het ontwerpen van testen en
persoonlijkheidsvragenlijsten, het vinden van mogelijkheden om situaties veiliger te maken,
het beïnvloeden van mensen in reclames of campagnes.
Sociale psychologie is een richting binnen de psychologie. Het is de wisselwerking tussen het
individu en zijn sociale omgeving bestudeert. Daarbij staat centraal hoe mensen elkaar
beïnvloeden. Onderwerpen zijn dan bijvoorbeeld het gedrag van mensen in groepen,
communicatie, macht en leiderschap, agressie en altruïsme
Sociologie bestudeert de manier waarop mensen samenleven. Hoe beïnvloeden sociale
structuren gedrag? Onderwerpen zijn bijvoorbeeld: het gedrag van mensen in grotere
groepen, zoals wijken, steden, grote organisaties of de maatschappij in het geheel.
1.2 Gedrag is eigenlijk alles wat we doen en laten. Het bestaat uit handelbare uitingen. Alles
wat we doen uit onszelf, maar ook alles wat we doen als reactie op hetgeen om ons heen
gebeurt. Denk aan vooral waarneembare activiteiten, maar je hebt ook te maken met
innerlijke processen.
Niet al het gedrag is direct zichtbaar of waarneembaar, dit geldt zowel voor anderen als voor
onszelf. Je kunt dan spreken over innerlijk gedrag, bijvoorbeeld dromen, nadenken of je
angstig of boos voelen. Onbewuste handelingen zijn bijvoorbeeld reflexen (automatische
lichamelijke reacties die niet bewust gestuurd worden)
Veel gedrag is bewust en opzettelijk van aard. Je moet naar college, je trekt je jas aan en
pakt je fiets uit de schuur. Je kunt ook iets doen, maar ook iets laten. Denk aan expres doen
alsof je iemand niet horen roepen.
Er zijn ook activiteiten die we onbewust uitvoeren, zoals het wrijven met onze handen of
het tikken met de voet. Voor anderen is dit gedrag vaak wel waarneembaar. Zelf heb je het
soms niet in de gaten. Reflexen zijn ook (onbewuste) activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan de
oogknipperreflex en de ademhaling of je hartslag die toeneemt als je iemand aantrekkelijk
ziet.
1.3 Invloeden of gedrag:
Sociale factoren
• Invloed door mensen (wie zit er in je omgeving, wat voor voorbeeld figuur heb je en
met wie kun jij je identificeren)
,De mensen die het meest invloed hebben, zijn je ouders, je partner en je kinderen. (Primaire
groep, de meest directe leefomgeving). Verder is invloed belangrijk van je vriendinnen, je
zus, broers, grootouders, Hoe belangrijker, des te meer je je op hen richt.
Culturele en spirituele factoren
• Opvattingen/idealen (waarden, normen, cultuur, religie)
Geloofsovertuiging, geesten, duivels en natuurkrachten kunnen mensen bezitten. Soms
geloven mensen in sterke mate dat de stand van de planeten bijvoorbeeld invloed heeft op
hun bestaan. Je kunt vatbaar zijn voor bepaalde beïnvloeding omdat je bijgelovig bent.
Psychische factoren
• Persoonlijkheidskenmerken (zelfbeleving, motivatie, je houding/ attitudes)
Wisselwerking tussen lichamelijke en psychische factoren. Persoonlijkheidskenmerken
(zelfbeleving) zoals dominant of overheersend. Soms hangt je psychisch functioneren af van
de levensfase bijvoorbeeld e puberteit of bepaalde capaciteiten zoals intelligentie of
muzikaliteit.
Fysieke factoren
• Lichamelijke omstandigheden (genen, pijn, ziekte, honger, beperkingen)
Pijn of ziekte kan ons humeurig maken, handicaps als blindheid of doofheid bellemeren onze
waarneming en beïnvloeden onze omgang met andere mensen. Honger of een overdosis
chemicaliën stoffen zijn factoren die ons gedrag vergaand kunnen wijzigen of ontregelen.
Ook angst en paniekaanvallen kunnen ons gedrag ontregelen en ons denken en handelen
verlammen.
Hersenen hebben een grote plasticiteit: als er beschadigen zijn aan de ene hersenhelft, dan
komt het regelmatig voor dat de andere hersenhelft de taken overneemt.
Fysische en geografische factoren
• Fysica betekent eigenlijk natuurkunde (klimaat, stormen, jaargetijde)
Het jaargetijde en het klimaat kunnen je gedrag beïnvloeden. Beïnvloed allerlei zaken, zoals
woningbouw, kleding etc. Zonnige dag = vrolijk. Vergelijk bijvoorbeeld het leven van een
Eskimo en een vrouw uit de tropen. Hun dagen en gewoontes zien er erg verschillend uit als
je die zou vergelijken.
1.4 Het ontstaan van psychologie:
1. Psychoanalyse (Freud)
De Oostenrijkse arts Sigmund Freud (1856-1939) is de grondlegger van de eerste belangrijke
stroming in de psychologie: de psychoanalyse. Kort samengevat gaat Freud ervan uit dat
onbewuste krachten een sterke invloed hebben. Dat is niet alleen het geval als mensen ziek
of verlamd zijn of psychische problemen krijgen. Ook in het dagelijks leven spelen onbewust
(seksueel en agressieve) driften een belangrijke rol. De eerste 6 jaar van het leven ziet hij als
bepalend voor het leven. Om met anderen te kunnen samenwerken, moeten mensen leren
hun onbewuste lusten en impulsen te kanaliseren en sublimeren. Bij sublimeren worden
seksuele en agressieve lusten omgezet in sociaal geaccepteerd gedrag.
, Psychoanalyse is een methode voor de behandeling van verschillende psychische
stoornissen. Psychoanalyse wordt gevormd door de theorie van psychoanalyse, waarin
gefocust wordt op de onbewuste geest; onbewuste mentale processen.
In de psycholytische theorie gaat men ervan uit dat het menselijk gedrag deterministisch is:
de mens is afhankelijk cab get lot en heeft daar geen invloed op. Psychoanalysen geloven
dus niet in de vrije wil van de mens
2. Behaviorisme (Watson)
De Amerikaanse John B. Watson (1878-1958) is de grondlegger van het behaviorisme.
Watson vindt dat de psycholoog waarneembaar gedrag (behavior) moeten bestuderen
omdat dit de enige objectieve manier is om nuttige kennis over mensen te verkrijgen.
Behavioristen richten zich op innerlijke processen en zijn van mening dat omgevingsfactoren
veel meer bepalend zijn dan erfelijke factoren. Het zegt dat ons gedrag door de omgeving
wordt bepaald en is aangeleerd door de omgeving. Het behaviorisme houdt zich alleen bezig
met het waarneembare gedrag van de mens en dier: er wordt verder niet naar de motivaties
van mens of dier gekeken.
Watson zei “geef mij tien willekeurige baby’s en ik vorm ze tot een arts, een dief, een
timmerman en een advocaat” in principe is volgens behaviorisme elk gedrag aan te leren,
mits men de goeie omgevingsfactoren kan inzetten.
3. Humanistische Psychologie (Maslow)
De humanistische psychologie is een stroming binnen de psychologie die de nadruk legt op
persoonlijke groei, vrije wil en zelfverwezenlijking. Ze ontstond als reactie op het
behaviorisme en de psychoanalyse en ziet mensen als unieke, positieve wezens met de
capaciteit om keuzes te maken en betekenis te vinden in hun leven.
Deze stroming is een reactie op de vorige twee stromingen de basisideeën zijn:
• Mensen hebben een vrije wil
• Alle individuen zijn uniek en gemotiveerd om hun mogelijkheden volledig te benutten
• Echt begrip van menselijk gedrag kun je alleen leren door mensen te bestuderen, dus
niet door het bestuderen van dieren
• Psychologen moeten individuen bestuderen in plaats van het gemiddelde van
groepen
Grondleggers zoals Abraham Maslow (1908-1970) (hiërarchie van behoeften) en Carl
Rogers (cliëntgerichte therapie) hebben de humanistische psychologie ontwikkeld. Deze
stroming is belangrijk voor therapieën gericht op persoonlijke ontwikkeling en welzijn.
4. Cognitieve Psychologie (Beck en Ellis)
De cognitieve psychologie is een tak van de psychologie die zich richt op mentale processen
zoals waarnemen, denken, leren, herinneren, probleemoplossen en beslissen. Het
onderzoekt hoe mensen informatie verwerken, opslaan en gebruiken in hun dagelijks leven.
Deze stroming begon in de jaren 1950 en 1960 als reactie op het behaviorisme, dat zich
uitsluitend richtte op observeerbaar gedrag.