Week 10
Toewijzingsbepalingen art. 10 t/m 13 OESO modelverdrag 2017
OESO modelverdrag 2017 en commentaar:
- Artikelen 10 t/m 13
- Commentaar
o Art. 10, par. 1 t/m 22, 33 t/m 39
o Art. 11, par. 1 t/m 7.3
o Art. 12, par. 1 t/m 7
o Art. 13, par. 22 t/m 32
Jurisprudentie:
HR 2 september 1992, nr. 26.059, BNB 1992/379
HR 6 april 1994, nr. 28.638, BNB 1994/217
HR 28 februari 2001, nr. 35.557, BNB 2001/295
Aantekeningen hoorcollege:
Vandaag staan de artikelen 8 en 10 t/m 13 centraal
Artikel 8 – internationale vracht- en luchttransport
uitzondering op artikel 7
woonstaat is uitsluitend heffingsbevoegd
Artikel 10 – dividend
lid 1: woonstaat van ontvanger mag heffen
lid 2: beperkte bronstaatheffing voor uiteindelijke gerechtigde (bronstaat mag evengoed 5% o.g.v.
sub a of 15% o.g.v. sub b heffen)
lid 3: definitie van dividend (zie commentaar)
lid 4: dividend toerekenbaar aan vi in staat uitkerende vennootschap (toerekening aan vi)
lid 5:
zowel in 10,11,12 komt uiteindelijk gerechtigde voor. Zie commentaar 12. Het begrip uiteindelijke
gerechtigde is niet gedefinieerd in het verdrag, dus interpretatie naar nationaal recht, tenzij de
context anders vereist, art. 3, lid 2 OMV.
Marketmaker arrest is iemand uiteindelijk gerechtigde? Eerder besproken in week 7. Vraag wie
de uiteindelijk gerechtigde is dient niet te worden beoordeeld naar het tijdstip waarop het
dividend wordt gedeclareerd, doch naar het tijdstip waarop het dividend ter beschikking wordt
gesteld.
Voor het zijn van uiteindelijk gerechtigde hoef je niet per se een aandeelhouder te zijn.
Art. 4, lid 7 wet DB-> werkt deze bepaling door naar onze belastingverdragen en moet daarbij een
onderscheid worden gemaakt tussen onze verdragen van vóór de wijziging en die erna? Er is
namelijk duidelijk spanning tussen art. 4 lid 7 en het commentaar.
Lid indien er een vaste inrichting is geldt artikel 7 voor het heffingsrecht en anders bijv. artikel
11 en 12.
Lid 5 bijv. een vennootschap met een vi in een andere staat. De winst die die wellicht uitkeert
kan voor een deel afkomstig zijn uit vi staat. Het verbod van lid 5 ziet op zo’n situatie. De inwoner
van de woonstaat (uitkeerder) dan mag de vi staat over dat dividend niet heffen. Ratio:
voorkoming van dubbele belastingheffing. Deze regel gaat niet op als de vi staat de woonstaat van
de aandeelhouder is. Daarop ziet het stukje na de komma ‘except for…’
-Ierland 1 arrest (BNB 1992/379) NL BV met werkelijke leiding in Ierland. Aandeelhouder zat in
de VS. Verdrag NL-Ier vanwege werkelijke leiding inwoner van Ierland volgens het verdrag. Maar
ook in NL, want fictie art. 2, lid 4 wet Vpb.
-Wordt een div. uitkering gedaan aan de aandeelhouder.
-Vraag: kan de inhoudingsplicht van NL worden aangetast door het verdrag NL-Ier door de dubbele
woonplaats.
-art. 8, lid 9 van het verdrag NL-IER is hiervoor geschreven.
-HR: geen extraterritoriale belastingheffing: zodanige heffing is des te meer ontoelaatbaar indien
het lichaam generlei inkomsten of voordelen uit de andere staat verkrijgt.
-wel een vi heffingsrecht, geen vi dan geen heffingsrecht.
Artikel 11 – interest
Lid 1: woonstaat mag heffen
lid 2: beperkte bronstaatheffing
lid 3: definitie interest
lid 4: rente toerekenbaar aan vi in bronstaat
, lid 5: bron van rente ‘’interest shall be deemded to arise’’ wanneer is hier sprake van>
crediteur is er gevestigd/woonachtig of heeft een vi in het land.
lid 6 het artikel ziet enkel op at arm’s length rente (dus zakelijke rente, onzakelijke rente wordt
beheert door nationaal recht dan wel andere verdragsartikelen van het OMV)
*bijna gelijkluidend aan het dividendartikel.
In principe is ontvangen interest ook gewoon winst en zou je dus moeten kijken naar art. 7 en welk
artikel voor gaat. In artikel 7, lid 4 is bepaald dat indien er geen vaste inrichting is, artikel 11 voor
gaat op artikel 7. Indien er een vaste inrichting is geldt artikel 7. Dit zie je ook terug in artikel 11,
lid 4.
Artikel 11, lid 5 driehoekssituatie vi in land x en ontvanger woont in land y en de vennootschap Z zit
in een derde land. Rente wordt betaald door X aan Y. Juridisch wordt er betaald door Z door het
derde land. Zie hiervoor commentaar 28.
lid 6 (zakelijke rente) ->
Artikel 12 – royalties
royalties uitsluitend belast in de woonstaat van de ontvanger. Bronstaat heeft dus ook geen
beperkte bronheffing.
In lid 2 wordt de definitie van royalties gegeven.
Rente toerekenbaar aan vi? dan geldt artikel 7 van het OMV (voorrgangsregel)
artikel geldt alleen t.a.v. zakelijke royalties (at arms length).
Werkgroepvragen
Bij de beantwoording van onderstaande vragen mag u ervan uitgaan dat alle verdragen conform het OESO-
MV 2017 zijn.
Opgave 1)
Ham Limited, gevestigd in verdragsland A, houdt 24% van de aandelen in Burger SA, gevestigd in
verdragsland B. Op grond van het nationale recht van verdragsland B worden dividenden die worden
uitgekeerd door een inwoner van verdragsland B belast met 20% dividendbelasting. Op 1 juni 2020 zal
Burger SA een dividend uitkeren.
Vraag a) Heeft A recht op een verlaging van dividendbelasting op grond van art. 10 OESO-MV?
hoofdregel van artikel 10 is dat de woonstaat van de ontvanger (verdragsland A) het heffingsrecht heeft.
Echter heeft de bronstaat o.g.v. artikel 10, lid 2 ook een bronheffing volgens de regels van het nationaal
recht, welke tarief wel beperkt kan worden o.g.v. sub a/b indien de ‘uiteindelijk gerechtigde’ tot het
dividend in de andere verdragsluitende staat woont. Mogelijk bestaat er dus recht op verlaging van de
bronstaatheffing op grond van artikel 10, lid 2 OMV. (beperking gaat op nu de ontvanger Ham ook
daadwerkelijk in land A is gevestigd).
In dit geval gaat sub b op en mag Burger SA in plaats van de 20% nationale heffing slechts 15% heffen. Sub
a gaat in dit geval niet op, aangezien daarvoor een belang van minstens 25% vereist is.
Vraag b) Verandert uw antwoord op vraag a) als Ham Limited op 15 mei 2% van de aandelen in Burger SA
bijkoopt.
Ja, in dat geval heeft Ham Limited 26% van de aandelen in Burger SA en gaat sub a van artikel 10, lid 2
wel op, waardoor Burger SA als bronstaat slechts een heffingsrecht van 5% heeft.
Opgave 2
De aandelen in A Inc, een in Canada gevestigde vennootschap, worden gehouden door B BV, een in
Nederland gevestigde vennootschap. De aandelen in B BV worden op haart beurt gehouden door C AB, een
in Zweden gevestigde vennootschap. Een door A Inc uitgekeerd dividend wordt nagenoeg voor een
vergelijkbaar bedrag ‘dooruitgedeeld’ aan C AB.
Vraag) Is B BV de ‘uiteindelijk gerechtigde’ tot het dividend en welke factoren neemt u mee in uw
overweging?
In het verdrag zelf wordt geen definitie gegeven van uiteindelijke gerechtigde. Wel is in het
commentaar op het OESO-modelverdrag (paragraaf 2, punt 12, 12.1-12.4) vermeld dat de
bronstaat geen belastingvermindering of -vrijstelling hoeft te verlenen aan iemand die slechts
als ‘doorgeefluik’ fungeert voor degene die in feite het voordeel van het dividend ontvangt. In