Boek ‘Mijn Binnenste Buiten’
Hoofdstuk 1
Inleiding:
5 vragen die horen bij innerlijk leiderschap:
1. Wie ben ik?
2. Wat wil ik? (droom)
3. Wat wil ik doen?
4. Voor wie wil ik dat doen?
5. Met wie wil ik dat doen?
Paragraaf 1.
Professionele identiteit = dat wat jou in je werk je eigen kleur geeft.
Kenmerken van een sterke professional:
Iemand: die zichzelf kent, die weet wat nodig is, die rekening houdt met collega’s en de koers van de
organisatie, die zelfregie houdt, die rekening houdt met zijn omstandigheden, die afstemt met
collega’s, die bewust eigen keuzes maakt, die bewust is van zijn waarden, normen, overtuigingen en
opvattingen, die meerwaarde weet te bieden voor collega’s en de organisatie, die
verantwoordelijkheid neemt.
Paragraaf 3.
Professionaliteit onderzoeken = iemand die wil kijken waar hij nu eigenlijk van is of van wil zijn, wat
hem kenmerkt en wat hem zijn professionele kleur geeft. Iemand die op zoek is naar meer
zelfsturing.
Hoofdstuk 2
Paragraaf 1.
Er is veel verwarring rondom het begrip ‘professional’, mede omdat het in de loop der jaren erg is
veranderd.
Paragraaf 2.
7 uitgangspunten van het begrip ‘professional’
1. Het openlijk verklaren – combinatie van kwaliteit en openlijkheid. Het zichtbaar willen
leveren van kwaliteit.
2. Een manier om in je eigen vak te staan, er actief zelf vorm aan te geven – willen ontwikkelen.
3. Het omarmen van verschillende groepen. Actief en passief.
4. Dienstverlener – een andere manier van omgaan met leren, innovatie en kwaliteit.
5. Actief zoeken naar een link met nieuwe kennis en ontwikkelingen in de wetenschap – het
toepassen van kennis naar de praktijk. -> actieve binding met nieuwe kennis en inzichten.
6. Het ontwikkelen van een eigen expertise.
7. Wat goed werk is, bepaal je samen. – collectieve ruimte. Door individuele meerwaarde het
collectieve vak te laten groeien.
Definitie: iemand die ervoor kiest en zich erop toelegt, om met behulp van zijn/haar specialistische
kennis en ervaring, cliënten op een competente en integere manier steeds beter van dienst te zijn.
daarbij maakt hij/zij gebruik van een gemeenschap van medeprofessionals die het vak bij voortduring
ontwikkelen en draagt daar ook actief aan bij.
Paragraaf 3.
Wat is voor jou de essentie (het belangrijkste) in je vak?
, Boek ‘Mijn Binnenste Buiten’
Hoofdstuk 3
Paragraaf 1.
Identiteit = weten wie je bent.
Je identiteit helpt je te oriënteren, geeft je betekenis, zij maakt het onderscheid tussen wat je wel en
niet ziet.
Identiteit is een sociaal concept. (het gaat over identificatie-erbij willen horen- en separatie-
onderscheiden-)
Belangrijkste kenmerken van identiteit:
- Sociaal van aard
- Verborgen en verbonden
- Zoeken naar (h)erkenning
- In ontwikkeling
- Stevigheid door complexiteit (knoop)
- In elke context een net andere verschijningsvorm (voetballen of bij de dokter)
Verschil tussen ‘zelf’ en identiteit:
Zelf: is groter, omvat alles wat tot je zelf behoort (ogen, beroep)
Identiteit: bevat alleen die dingen die maken dat je jezelf herkent en dat anderen jou herkennen.
(kwaliteiten en kenmerken die onvervreemdbaar bij jou horen)
Inzicht krijgen in je identiteit. Het helpt je om:
- Stevig te blijven staan in een wereld die continu verandert. (veerkracht)
- Jezelf te sturen. (zelfsturing)
- Het beste in jezelf aandacht te geven en verder te ontwikkelen (excellentie)
- Wijs om te gaan met anderen en met moeilijke situaties. – respect en waardering (wijsheid)
Paragraaf 2.
Iets kwijtraken wat onvervreemdbaar van jou is.
In dit hoofdstuk proberen we antwoord te geven hoe dit kan gebeuren.
Narrowing self = ineens jezelf kwijtraken.
De onderliggende theorie hiervoor heet de expandable selves theory. We maken hierbij onderscheid
tussen 2 onderdelen:
Working selves theory:
Gaat ervan uit dat het zelf zoveel verschillende elementen omvat, dat je die niet allemaal
tegelijkertijd kunt laten zien. (je kiest per situatie de meest relevante elementen).
Complexity theory:
Hoe meer verschillende aspecten jouw zelf kent, hoe minder last je hebt van stress en depressies.
(wanneer er zich problemen voordoen, je met weinig aspecten – smalle identiteit -, snel van de kaart
bent.) – het leven overkomt je en daar reageer je op.
Conclusie: de wolk aan kwaliteiten die je op een bepaald moment inzet, kan zich verbreden of
versmallen doordat hij door iets getriggerd wordt.
Zelf-steriotyping = het kijken naar jezelf als iemand die gefaald heeft, maakt dat ook in de nieuwe
situatie alleen de smalle versie van jezelf tot je beschikking staat.