100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Verdiepend privaatrecht samenvatting - cijfer 8.5 €9,66
In winkelwagen

Samenvatting

Verdiepend privaatrecht samenvatting - cijfer 8.5

 14 keer bekeken  1 keer verkocht

Dit document bevat (1) een beknopte samenvatting waarin de belangrijkste onderwerpen korter zijn opgenomen. Handig om te herhalen de laatste dagen voor het tentamen. Daar staan ook (mogelijke) tentamenvragen in waar de docent op heeft gehint tijdens de colleges. En (2) een uitgebreidere samenvattin...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 62  pagina's

  • 14 januari 2025
  • 62
  • 2024/2025
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (27)
avatar-seller
senneh1
Verdiepend privaatrecht



Samenvatting Verdiepend privaatrecht

Tentamen bevat 10 MC vragen (10 punten), en 7 open vragen (40 punten)

De eerste paar pagina’s bevatten een verkorte versie van de samenvatting (handig om de laatste dagen voor het
tentamen nog eens door te nemen). Daaronder is de uitgebreide samenvatting opgenomen!

HC 1

Eigendomsvoorbehoud = oplossing voor het onttrekken van ‘goederen’ aan het faillissement van de koper. Het
goed blijft in eigendom van de verkoper, totdat iemand heeft betaald.

TENTAMENVRAAG: Je bent rechthebbende van een vordering, géén eigenaar. Eigendom is beperkt tot zaken
(stoffelijke dingen ex art. 5:1 BW). Maar het is nuttig om er zo tegen aan te kijken, want het legt de nadruk op het
gegeven dat een vordering overdraagbaar is en dat je daar dus goederenrechtelijk iets mee kunt.

Overheidsobligatie = staatsschuld/lening aangegaan door de overheid. Beleggers lenen feitelijk geld aan de
overheid en ontvangen periodiek rente over het geïnvesteerde bedrag.

Beperkt recht = rechten afgeleid uit een meeromvattend recht, die met dat meer beperkte recht zijn bezwaard
(art. 3:8 BW). Voorbeelden zijn gebruiksrechten (vruchtgebruik, opstalrecht) en zekerheidsrechten (pand- en
hypotheek)

Overdracht van rechten uit overeenkomst: op grond van art. 3:84 lid 1 BW gelden drie vereisten:
- Beschikkingsbevoegdheid
- Geldige titel
- Levering
Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich
tegen een overdracht verzet

HC 2

Online overeenkomst geschiedt net als bij fysieke overeenkomst door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW).

De rol van de bestelknop bij online contracteren = art. 6:230v BW bevat een extra contractuele informatieplicht.
HvJEU Furhmann → bestelknop moet ondubbelzinnig informeren dat het aanklikken ervan leidt tot een
betalingsverplichting. Ook moet de knop eenduidig zijn. De consument moet kunnen vertrouwen op de tekst die
op de knop staat en weten welke overeenkomsten je sluit en welke betalingsverplichting dat met zich mee brengt.

Herroepingsrecht = op grond van art. 6:230o BW kan een product worden teruggestuurd binnen 14 dagen,
zonder opgaaf van redenen.
HvJEU Quelle → webwinkel mag geen geld vragen het gebruik van een kapot product tot dat het product is
vervangen.
HvJEU Messner → webwinkel mag wel geld in rekening brengen als op oneerlijke wijze voordeel wordt behaald
door het gebruiken van een kapot product.

Dark patterns = misleidende interface ontwerpen die consument onbewust sturen naar een bepaalde keuze, vaak
in het voordeel van de handelaar.
- Zie in dit kader de zwarte lijst ex art. 6:193c BW voor patterns die niet mogen. Daar ligt dus de grens
tussen geoorloofde marktdoeleinden en misleiding.
- Overeenkomst die tot stand komt door oneerlijke handelspraktijk is vernietigbaar ex art. 6:193j BW.

Kredietovereenkomst = vorm van uitstel van betaling of lening wordt verstrekt aan consument door een
kredietverstrekker (art. 7:57-7:73 BW).
- Van belang hierbij is de precontractuele informatieplicht ex art. 7:60 BW.
De BPNL-aanbieder voldoet aan de definitie van een kredietovereenkomst ex art. 7:57 lid 1 onder c BW
(ECLI:NL:HR:2023:1006 m.nt. Pavillon):
- Uitstel van betaling kan worden gekwalificeerd als krediet, ook al is het een alternatieve optie.
- De ‘totale kosten van het krediet’ moeten alle kosten omvatten, ook kleine kosten zoals ‘payment fee’
- Niet-nakomingskosten (incasso- en vertragingskosten) vallen niet automatisch onder de kredietkosten.
Deze moeten apart worden beoordeeld.
- Het begrip ‘moet betalen’ in de wet houdt in dat ook kosten die nog niet in rekening zijn gebracht, maar
de consument wel verschuldigd is, moeten worden meegeteld.
De kredietverstrekker dient aan kredietwaardigheid te toetsen (art. 4:34 Wet financieel toezicht) = de aanbieder
(kredietverstrekker) moet informatie inwinnen over de financiële positie van de consument, om te voorkomen dat
consumenten te hoge schulden aangaan.

,Verdiepend privaatrecht



Steeds staat een ‘rationeel handelende consument’ centraal als het gaat om informatie- en
waarschuwingsplichten = een consument die redelijk goed geïnformeerd is, en redelijk oplettend en omzichtig is.
Maar deze theorie staat onder druk vanwege nieuwe wetenschappelijke inzichten in de gedragswetenschap.
- Valkuilen aan de zijde van de consument:
o Niet lezen van informatie
 Information overload = te veel aan informatie (accumulation probleem)
 Tijdsgebrek
 Geen interesse of afkeer van lezen
o Moeilijke interpretatie (als de informatie al wordt gelezen)
 Complexe taal/financiële termen
 Laaggeletterdheid of beperkte juridische taalkennis
o Irrationele beslissing (als de informatie wel wordt begrepen)
 Framing = de manier waarop iets gepresenteerd wordt kan invloed hebben op de
beslissing
 Endowment effect = invloeden van buiten af, onmiddellijke beloning
 Overconfidence bias = overschatten zichzelf en nemen onnodige financiële risico’s

MOGELIJKE TENTAMENVRAAG: Ten aanzien van de gedeelde verantwoordelijkheid tussen
consument/onderneming:

Gedeelde verantwoordelijkheid lijkt de meest redelijke oplossing, waarbij het zwaartepunt verschuift naar de
onderneming. Consumenten worden geconfronteerd met heel veel informatie, informatie die soms moeilijk te
begrijpen is of consumenten maken geen rationele keuze. Daar komt nog bij dat vaak informatie asymmetrie
bestaat tussen onderneming en consument. De consument heeft vaak beperkte juridische kennis of beperkte
middelen om hiervan gebruik te maken. Ondernemingen hebben macht, middelen, kennis en controle over hoe
hun informatie wordt geformuleerd en verstrekt. Zij zijn in een betere positie om barrières weg te nemen om
consumenten te ondersteunen in het maken van verantwoorde keuzes. Bovendien hebben ondernemingen een
commercieel belang bij het aanbieden van producten of diensten, waardoor zij ook een grotere
verantwoordelijkheid moeten dragen om risico’s voor consumenten te beperken. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn
dat consumenten helemaal geen verantwoordelijk meer moeten dragen. Zij zouden ook actief moeten deelnemen
aan het proces en keuzes moeten maken binnen hun vermogen.

Ca Consumer Finance SA v. Bakkaus en Bonato → persoonlijke leningen werden afgesloten, maar werden niet
terug betaald. Belangrijke dingen:
- Bewijslast = bewijslast ligt bij kredietgever. Hij moet bewijzen dat niet aan de informatieplicht is voldaan.
Deze mag vanwege het doeltreffendheidsbeginsel niet bij de consument liggen.
- Standaardbeding = standaardbeding waarin de consument bevestigt dat hij de vereiste informatie heeft
ontvangen, is onvoldoende om te bewijzen dat de kredietgever zijn precontractuele verplichtingen heeft
nagekomen.
- Kredietwaardigheid = kredietgever kan de waardigheid beoordelen op basis van informatie verstrekt
door consument, mits deze toereikend is en ondersteund wordt door bewijsstukken. De kredietgever
moet per geval beoordelen of informatie voldoende betrouwbaar is.
- Passende toelichting = geen specifieke vorm van toelichting vereist, zolang deze maar passend is
volgens nationale regels.
Dit arrest benadrukt het belang van transparantie en duidelijke informatie van de kredietgever naar de
consument. De consument mag niet worden belast met de bewijslast als de kredietgever zijn verplichtingen niet
nakomt. De kredietgever moet ook zorgen voor een zorgvuldige beoordeling van de kredietwaardigheid van de
consument en moet passende informatie geven voordat de lening wordt afgesloten.
HC3

Regels m.b.t. voldoen van schulden =
- In verzuim (art. 6:81 BW)
- Ingebrekestelling (art. 6:82 BW)
- Verzuim zonder ingebrekestelling (art. 6:83 BW)
- Kosten bij verzuim (art. 6:96 BW)

Bij verzuim kan de kredietverstrekker een gedwongen verkoop of executieverkoop aanvragen (bv. onder art. 7:2b
BW)  hypotheek

Bij wanbetaling kan de verhuurder de huurovereenkomst laten ontbinden (art. 7:201 BW)  huur

Casus oplossen voldoen van schulden:
Jan heeft een lening van 5k afgesloten bij zijn vriend Peter. In de leningsovereenkomst staat dat Jan het bedrag
binnen drie maanden moet terugbetalen. Na drie maanden heeft hij nog niet betaald, hoewel hij meerdere keren
is herinnert door Peter. Peter stuurt Jan een officiële ingebrekestelling. Jan reageert niet op de ingebrekestelling
en betaalt nog steeds niet. Na zes maanden is Jan nog steeds in verzuim, en Peter besluit de wettelijke rente en

,Verdiepend privaatrecht


buitengerechtelijke incassokosten te vorderen. Hij schakelt een incassobureau in. Jan zegt dat hij niet in staat is
om te betalen en dat hij financieel in de problemen zit.
- Jan is in verzuim (art. 6:81 BW). Omdat de termijn is verstreken en hij heeft niet betaald, ondanks
herhaalde verzoeken en ingebrekestelling.
- Het verzuim is door de ingebrekestelling geïnitieerd, waardoor Jan geen andere keus heeft dan betalen,
tenzij hij een rechtvaardiging heeft voor het uitblijven van betalen.
- Omdat Jan in verzuim is, kan Peter de wettelijke rente vorderen over het openstaande bedrag van 5k
(art. 6:119 BW). De termijn begint te lopen na de drie maanden.
- Peter heeft recht op buitengerechtelijke incassokosten voor de kosten die hij heeft gemaakt om de
betaling af te dwingen, zoals het inschakelen van het incassobureau. De kosten moeten redelijk zijn en
mogen niet meer bedragen dan de wettelijk vastgestelde bedragen (art. 6:96 BW).
- Het feit dat Jan aangeeft niet in staat is betalen, is geen verweer om het verzuim te voorkomen. Ook als
Jan financieel in de problemen zit, blijft hij verantwoordelijk voor de betaling, tenzij hij kan aantonen dat
het onmogelijk is om de schuld te voldoen (bv. in geval overmacht, wat in deze casus niet aan de orde
lijkt).
- Als Jan niet vrijwillig betaalt, kan Peter de vordering via de rechter afdwingen. Bv. door gerechtelijke
procedure te starten om een executoriale titel te verkrijgen en bv. salaris/bezittingen van Jan beslag te
leggen.

Wet Kwaliteit incassodienstverlening (Wki) = doel van de wet is regulering incassopraktijken, misstanden
beperken en consumentenbescherming. De wet maakt ook van een voorheen vrij beroep een gereguleerd
beroep. Twee pijlers: registratieplicht en kwaliteitseisen.
- Niet-advocaten en niet-deurwaarders moeten zich voortaan verplicht registreren in een verplicht register.
Deurwaarders en advocaten hoeven zich niet te registreren, maar moeten wel aan de kwaliteitseisen uit
de wet voldoen.
- Kwaliteitseisen zien op vakbekwaamheid, inzichtelijkheid van de vordering, de omgang met
schuldenaren, klachtenbehandeling.
- Art. 12 Wki introduceert een cumulatieregeling waardoor incassokosten worden beperkt. Art. 6:96 lid 8
wordt toegevoegd.
- Art. 18 Wki jo art. 6:34 BW = een schuldenaar kan bevrijdend betalen als hij niet weet dat een
dienstverlener niet geregistreerd is. Betaald hij aan iemand die niet bevoegd is, dan kan hij tegenwerpen
aan de juiste partij dat hij bevrijdend heeft betaald. Dan hoeft men niet nog eens te betalen aan de partij
aan wie eigenlijk moest worden betaald. Weet de schuldenaar wél dat sprake is van een onbevoegde,
dan kan hij dat niet. In dat geval kan hij betaling op schorten (art. 6:37 BW).
o Van Boom bekritiseert dit: als een schuldeiser betaalt aan een niet-bevoegd incassobureau, en
hij weet dit, dan kan hij niet bevrijdend betalen en zou hij de som nogmaals aan de schuldeiser
moeten betalen. De wet had volgens hem beter kunnen bepalen dat elke betaling aan een niet-
geregistreerd incassobureau wél bevrijdend zou zijn voor de schuldenaar, ook als hij weet dat
deze onbevoegd was. Een oplettende schuldenaar kan weigeren te betalen door zich te
beroepen op art. 6:37 BW, tenzij het incassobureau kan bewijzen dat het bevoegd is.
o Doel van deze regeling is eigenlijk: wetgever wil schuldeisers stimuleren om alleen in zee te
gaan met geregistreerde incassodienstverleners. Als een schuldeiser een onbevoegde
dienstverlener inschakelt, mag hij voor die schuld geen buitengerechtelijke incassokosten meer
in rekening brengen, nu niet en in de toekomst ook niet, ook niet als hij een wel bevoegd
kantoor inschakelt. Die hoofdsom is dan ‘besmet’. De hoofdsom kan dan alleen zonder
incassokosten worden geïnd en dat vermindert de waarde ervan.
Dit kan ook spelen bij een dienstverlener-cessionaris. Is een opkoper niet geregistreerd, kan de
schuldenaar die daarvan op de hoogte is, weigeren om te betalen. Het verschil met cessie en incasso is
echter dat er bij cessie in de regel geen andere partij bevoegd is tot inning (anders dan situaties uit art.
6:34 BW). De vraag komt dan op of de wetgever beoogd heeft dat de schuldenaar de vordering
helemaal niet meer hoeft te voldoen, indien cessionaris niet is geregistreerd. In dat geval zouden
schuldeisers sterk gemotiveerd zijn – althans moeten zijn – om het register na te checken. Het lijkt
vreemd dat een onwetende schuldenaar die wél betaalt aan een onbevoegde, geen vordering kan
instellen wegens onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW), aangezien betaling in zo’n geval
onrechtmatig zou zijn gedaan aan een onbevoegde partij.

Kwalificatie telefoonabonnement met telefoontoestel = een telefoonabonnement in de vorm van uitgestelde
betaling wordt beschouwd als kredietovereenkomst wanneer de consument een deel van de prijs van het toestel
direct betaalt, en de rest in termijnen gedurende de looptijd van het abonnement. Het enkele feit dat de betaling in
termijnen plaatsvindt is niet voldoende, maar de strekking van de overeenkomst is doorslaggevend voor de vraag
of sprake is van krediet. Het gaat erom of de overeenkomst in wezen op is gericht de consument krediet te
verstrekken.

HR Tenzij → niet iedere tekortkoming in de nakoming van een huurovereenkomst leidt tot ontbinding. De
volgende factoren spelen een rol:
- Ernst tekortkoming
- Duur overeenkomst

, Verdiepend privaatrecht


- Financiële positie van de huurder
- Gevolgen ontbinding voor de huurder

ECLI:NL:GHADHA:2024:363 → water was afgesloten bij een gezin met drie minderjarige kinderen. Er werd
betoogd dat de afsluiting van het water in strijd was met kinderrechten, omdat zij toegang op drinkwater moeten
hebben. In dit kader moet sprake zijn van een zorgvuldige belangenafweging. Water is een basisvoorziening en
afsluiten ervan kan verstrekkende gevolgen hebben voor gezondheid en welzijn van een persoon (of kind).

HC 4

Nemoplus beginsel = niemand kan meer rechten overdragen dan dat hij zelf heeft. Verkoop je een woning, dan
kan jij slechts de woning bezwaard met het hypotheekrecht overdragen.

Basis van het Nederlands verhaalsrecht = art. 3:276 BW, je staat met je gehele vermogen in voor je schulden

HR Teixeira de Mattos → twee cliënten gaven aandelen aan toonder (effecten) in bewaring bij een kluis in de
bank. Ze hadden een overeenkomst afgesproken waarin stond dat de bank nummeradministratie zou bijhouden,
want dan kon oneigenlijke vermenging voorkomen worden. Oneigenlijke vermenging = zaken als zijn als zodanig
nog individualiseerbaar, maar het is niet meer mogelijk om eigendom aan te tonen. De bank ging failliet, en had
geen nummer administratie bijgehouden. Daardoor konden de twee cliënten niet bewijzen welke aandelen van
hun waren.
- De aandelen werden beschouwd als eigendom van de bank (bewijsvermoedens van art. 3:109 en 3:119
BW). Omdat de cliënten niet konden bewijzen welke aandelen van hun waren, konden ze hun eigendom
niet revindiceren (art. 5:1 BW).
- In dit geval beriep de curator zich op art. 26 Faillissementswet (verhaalsrecht). De aanspraak op grond
van het bewaringscontract is verbintenisrechtelijk, en kan maar op één manier geldig worden gemaakt:
indiening ter verificatie.
Teixeira illustreert indirect de werking van art. 3:276 BW. De bank ging failliet en haar vermogen, inclusief de
aandelen die niet konden worden geïndividualiseerd, viel in de failliete boedel. De twee cliënten werden
concurrente schuldeisers, wat betekent dat zij hun vordering op de bank moesten delen met alle anderen
schuldeisers.
- Hoofdregel = als iemand zijn eigendomsrecht op een zaak uit een hoeveelheid soortgelijke zaken erkend
wil zien, hij precies en nauwkeurig moet kunnen aantonen welke zaak aan hem toebehoort. De zaak
moet te onderscheiden zijn van andere zaken en voldoende identificeerbaar zijn.

Teixeira was de aanleiding voor de wetgever geweest om de Wet giraal effectenverkeer te introduceren:
- Poolen van effecten van dezelfde soort in een verzameldepot bij aangesloten instellingen. De beleger
wordt deelgenoot (mede-eigenaar) in dat verzameldepot
- Die aangesloten instellingen deponeren effecten bij een centraal instituut. Daar wordt een girodepot
gehouden, wat toebehoort aan de deelgenoten in het verzameldepot

Het insolventierisico op de bewaarnemer zoals in Teixeira, speelt (onder normale omstandigheden) niet bij
roerende zaken. Enkel als er iets misgaat bij de bewaargever – denk aan een situatie waarin iemand identieke
gouden munten bewaart voor verschillende cliënten – zonder bij te houden welke munten door welke cliënten in
bewaring zijn gegeven, loopt de bewaargever het risico zijn eigendomsrecht te verliezen (= oneigenlijke
vermenging).
- Bij een tussenpersoon die je inschakelt om een kunstcollectie op te bouwen speelt dit probleem niet.
Dan treedt art. 3:110 BW in werking. Tussenpersoon wordt slechts houder van kunstwerken, terwijl jij
middellijk bezitter en eigenaar wordt. Gaat de tussenpersoon failliet, kun je de kunstwerken die hij voor
jou heeft verkregen gewoon revindiceren, omdat ze jouw eigendom zijn.
- Gaat de bewaarnemer failliet en heeft hij alle gouden munten op een grote hoop gegooid, zonder dat
nog kan worden aangetoond wie eigenaar is van welke munten, treden de bewijsvermoedens van art.
3:109 en 3:119 BW in werking.
o Bewaarnemer wordt vermoed rechthebbende te zijn
o Alleen de bewaargever die kan aantonen welke munten van hem zijn, kan de eigendom
daarvan claimen (= revindicatie ex art. 5:1 BW)

DUS: in een normale situatie, waarin een bewaarnemer een behoorlijke administratie voert en geen eigen zaken
toevoegt aan de zaken die hij voor derden bewaart, bestaat er juist géén insolventierisico op de bewaarnemer.
Degenen die zaken in bewaring hebben gegeven blijven zelf eigenaar en kunnen in geval van faillissement van
de bewaarnemer hun zaken gewoon revindiceren.
- NB: de bewaarnemingsovereenkomst (art. 7:600 BW) neemt roerende zaken als uitgangspunt!

Bij geld liggen de zaken fundamenteel anders. Wie geld ‘in bewaring geeft’ bij de bank, gaat geen
bewaarnemingsovereenkomst aan, maar verstrekt een lening aan de bank en heeft slechts een concurrente
vordering tot uitbetaling van die gelden (= verbintenisrechtelijke aanspraak op de bank). En dat is niet omdat er
sprake zou zijn van oneigenlijke vermenging, want dat doet zich uitsluitend bij zaken voor. Bij giraal geld is nu

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper senneh1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,66. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 58716 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€9,66  1x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd