Minor Complexe Zorg – High Care
Werklessen
Les 1 – 112-melding
1. Heeft een beeld van de vorm, inhoud en toetsing van het blok High care.
De toetsing vindt plaats in de vorm van een beeldschermtoets. Hierbij worden 50-meerkeuzevragen gesteld
met betrekking tot de vakken:
Werklessen • Klinisch redeneren
Verpleegkundige vaardigheden • Communicatieve vaardigheden
2. Schetst het proces van 112-melding tot hulp ter plaatse.
Melding wordt gemaakt: Er wordt gebeld naar 112 Centralist bepaald de hulpdienst Ambulance: MKA,
MeldKamer Ambulance Centralist MKA vraagt uit en stuurt hulp Ambulance gaat naar plek van het ongeval /
Centralist vraagt belangrijke gegevens uit van melder Ambulance komt ter plaatse.
Spoedcodes Ambulance:
A1: Er is gevaar voor leven of blijvende invaliditeit. De ambulance moet binnen
15 minuten ter plaatse zijn. Daardoor mag er met zwaailicht en sirene gereden worden en heeft de
ambulance voorrang op andere weggebruikers en mag er afgeweken worden van de verkeersregels
(stoptekens, stoplichten, e.d.) mits dit verantwoord gebeurt.
A2: Er is geen direct levensgevaar maar het slachtoffer moet wel snel naar een
ziekenhuis. Sirene en zwaailicht mogen worden gebruikt maar de urgentie is minder. De ambulance
moet binnen 30 minuten ter plaatse zijn.
B-vervoer: Wordt besteld vervoer genoemd. Deze vorm heeft geen urgentie. Hierbij
moet iemand vervoerd worden met een ambulance omdat ander vorm van vervoer niet mogelijk is
(bijvoorbeeld: bedlegerige ouderen die voor onderzoek naar een ziekenhuis moeten, patiënten die uit
het ziekenhuis worden ontslagen maar nog niet in de auto kunnen zitten, e.d.). Dit vervoer wordt
direct uitgesteld als er A1 of A2 ritten zijn.
De kosten voor een ambulance:
Liggen rond de € 700,-.
Opgenomen in basisverzekering, moet het wel medisch noodzakelijk vervoer zijn, korter dan 200 km
(enkele rit).
Eerst zelf vanuit het eigen risico!
Hoef je niet mee met de ambulance, dan gaat het niet van het eigen risico! Dit is pas bij vervoer met
de ambulance het geval.
Inzetbaarheid van de ambulance:
Er zijn 4 soorten declarabele ritten waarbij de patiënt tussen het eigen woon- of verblijfadres en een
zorginstelling wordt vervoerd:
Opnamerit Vervoer van een patiënt naar een instelling voor gezondheidszorg ter opname.
Ontslagrit Vervoer van een patiënt vanuit een instelling voor gezondheidszorg terug naar
het woon- of verblijf adres.
Poliklinische rit Vervoer van een patiënt naar een vooraf bekende polikliniek van een
ziekenhuis of vervoer van een patiënt vanaf een polikliniek of SEH naar het woon- of
verblijfadres.
SEH-rit Vervoer van een patiënt naar een, al dan niet gedifferentieerde, Spoedeisende
Eerste Hulpafdeling van een ziekenhuis, vooraf is niet duidelijk of de patiënt
vervolgens moet worden opgenomen, overgeplaatst of poliklinisch behandeld
(voorbeelden van een gedifferentieerde SEH zijn de Eerste Harthulp en de Acute
opvang voor kinderen).
,Er is onderscheid in soorten declarabele ritten van de patiënt tussen zorginstellingen:
Vervoersrit naar spoedeisende hulp/ziekenhuis
De patiënt wordt vervoerd naar het ziekenhuis voor verdere behandeling. Dit kan niet met eigen vervoer,
omdat de verwondingen te groot zijn of het risico op ergere klachten te groot is. Dit soort vervoer volgt vaak op
een 112-melding, maar wordt ook aangevraagd door een huisarts.
Overplaatsing of interklinisch vervoer
Bij dit vervoer wordt een patiënt gebracht van het ene naar het andere ziekenhuis of zorginstelling. Het gaat
om een patiënt die ‘bewaakt’ wordt. Ook kan onderweg medische behandeling noodzakelijk zijn. Dit geldt ook
voor een patiënt die liggend vervoerd moeten worden. Het ziekenhuis vraagt dit vervoer aan bij de meldkamer.
o De factuur gaat altijd naar de zorgverzekeraar.
Intra klinisch vervoer
Vervoer van een patiënt tussen twee instellingen voor gezondheidszorg (ziekenhuizen) onder dezelfde
koepelnaam (er is sprake van gefuseerde instellingen).
o De factuur voor intra klinisch vervoer gaat altijd naar het verwijzende ziekenhuis. De
vervoerskosten komen alleen ten laste van de Zvw, indien gebruik wordt gemaakt van
WBMV-functies (Wet Bijzondere Medische Verrichtingen) in een ander ziekenhuis. Welke
functies hieronder vallen is via de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te achterhalen.
Poliklinisch vervoer
Als een patiënt voor een kortdurende behandeling of onderzoek naar een polikliniek moet, maar dit niet met
eigen vervoer of taxi kan, dan wordt ook een ambulance ingezet. De huisarts beoordeelt of hiervoor een
ambulance wordt aangevraagd. Dit vervoer kunt u zelf niet aanvragen.
Ontslag vervoer
Een patiënt van het ziekenhuis naar huis of naar een verzorgingshuis brengen, gebeurt met een ambulance als
de patiënt niet mobiel genoeg is. Het ziekenhuis beoordeelt of een ambulance wordt aangevraagd bij de
Meldkamer Ambulancezorg
Specialistisch vervoer
Bij specialistisch vervoer gaat het om vervoer van de patiënt tussen twee ziekenhuizen (locaties) waarbij de
begeleiding door een specialistisch team wordt uitgevoerd in een daarvoor speciaal ingericht voertuig met een
daarvoor opgeleide arts. De arts die aanwezig is tijdens het vervoer is verantwoordelijk voor de patiënt.
Spoed IC-transport
Het transport van een IC-patiënt, waarbij de indicatie van het transport naar een ander ziekenhuis een
‘aanvullende’ spoedbehandeling is. De te verwachten winst van de behandeling is dusdanig groot, dat deze
opweegt tegen het risico van IC-transport zonder MICU. Uitstel van transport in afwachting van een MICU is
onverantwoord. Het spoed IC-transport wordt begeleid door een IC-arts.
MICU-transport
Mobiele Intensive Care Unit. Het transport van een IC-patiënt, begeleid door een MICU-team. Het MICU-team
bestaat uit een IC-arts of intensivist en een MICU-verpleegkundige, beiden bekwaam in het uitvoeren van
MICU-transport. Het MICU-transport wordt uitgevoerd met behulp van een Mobiele Intensive Care Unit,
bestaande uit een MICU-trolley en een IC-ambulance.
Begeleid IC-transport
Het interklinisch transport van een IC-patiënt begeleid door een IC-arts of intensivist, bekwaam in het
uitvoeren van IC-transport, aangevuld met de ambulance-eenheid. Het transport wordt uitgevoerd met een
reguliere ambulance.
PICU-rit
Pediatrische Intensive Care Unit. Een rit waarbij de te verlenen ambulancezorg de protocollen van de
ambulanceverpleegkundige overstijgt en waarbij de ambulance-eenheid wordt aangevuld met een
gespecialiseerde verpleegkundige en/of een gespecialiseerde arts. Bij een PICU-rit is sprake van interklinisch
intensive-care vervoer van een patiënt in de leeftijd jonger dan 18 jaar
De 4 situaties van Eerste Hulp Geen Vervoer
Nepalarmering • Patiënt ter plekke al bijgekomen
Patiënt ter plekke overleden • Als patiënt ter plekke kan worden behandeld
,Ambulancebemanning:
Ambulancechauffeur
o Is verantwoordelijk voor de technische staat van de ambulance
o Zorgt/regelt communicatie met de meldkamer (CPA)
o Bestuurd de ambulance en kent de straten
o Bij aankomst op de locatie is de ambulancechauffeur de assistent van de verpleegkundige
o Begeleid bijv. familie van het slachtoffer en communiceert met politie, brandweer, EHBO of
andere hulpverleners ter plaatse
o Rijbewijs C
o Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (elke 5 jaar hertest)
Ambulanceverpleegkundige
o Heeft als hoofdtaak het verzorgen van de patiënt
o Heeft contact met andere hulpverleningsinstanties
o HBO-V of MBO-V BIG-registratie
o Min. 1 jaar werkervaring in het ziekenhuis
o Opleiding voor spoedafdeling en ervaring
3. Vertelt wat het LPA, Landelijk Protocol Ambulancezorg, inhoud en hoe ambulancezorg in
Nederland vorm wordt gegeven.
Het LPA voorziet de ambulancezorgprofessionals van protocollen waarmee de zorg zoveel mogelijk evidence
based kan worden verleend.
Het LPA is een hulpmiddel om tot goede ambulancezorg te komen:
o Het is geen protocol dat in alle situaties met een vaststaand algoritme op rigide wijze moet
worden gevolgd. De nadruk ligt op het bieden van ondersteuning aan de
ambulancezorgprofessional bij het nemen van beslissingen over passende zorg voor een
individuele patiënt in een specifieke situatie.
4. Kent indicaties en verschillende manieren van immobilisatie bij een traumapatiënt met hun
voor- en nadelen.
De 6/8 indicaties:
Verminderd bewustzijn (EMV<15)/niet alert
Neurologische uitval/afwijking
Verdenking op wervelfractuur/drukpijn wervelkolom
Pijn of neurologische verschijnselen bij mobiliseren
Afleidend letsel Ernstige verwondingen elders in het lichaam die eventuele pijn in vitale
gebieden, zoals de nekwervelkolom en borstkas afleiden
Alcohol- en/of drugsintoxicatie
Gevaarlijk traumamechanisme
o Val van > 3 m hoogte
o Axiaal trauma (duik of zwaar voorwerp op hoofd)
o Ongeval met motorvoertuig met hoge snelheid
o Uit voertuig geslingerd of voertuig over de kop geslagen
o Relevante aanrijding tweewielers
o Ongeval waarbij iemand een 2-puntsgordel draagt
o In aanraking gekomen met een groot dien of beklemming door een groot dier
Bekende risicofactoren
o Langdurig gebruik steroïden
o Osteoporose
o Ankyloserende wervelkolom
o Operatieve ingreep van wervelkolom in voorgeschiedenis
,Manieren:
Brancard
Voordeel Nadeel
Elektrisch instelbaar op hoogte Omhoog zeten dient voorovergebogen te gebeuren
Ergonomisch werken mogelijk 4 zwenkwielen, geen blokwielen
Lig-lig transfers zijn makkelijker Toegenomen in gewicht
Head block/nekkraag
Voordeel Nadeel
Geen verschuiving van nekwervels mogelijk Pijn, ongemak, paniek/angst en onrust
Ulcera en decubitus
Verhoogde intracraniële druk
Aspiratierisico en ademhalingsproblemen
Wervelplank
Voordeel Nadeel
Compact en licht van gewicht Harde ondergrond
Druk verlagend Nekklachten/pijn
Vaak geïntegreerde head block Decubitus
Te gebruiken bij maken Rx
Vacuümmatras
Licht de patiënt in. Verdeel de korrels over de hele matras. Leg de patiënt met de schepbrancard op de matras.
Verwijder de schepbrancard. Let goed op dat je geen drukpunten veroorzaakt. Modelleer de matras rond de
patiënt. Geef speciale aandacht aan het hoofd. Maak de riemen vast zonder aan te spannen. Met behulp van
de vacuümpomp trek je de lucht uit de matras zodat deze de vorm van het lichaam aanneemt. Blijf de matras
rond het hoofd modeleren. Indien voldoende vacuüm getrokken, kan je de riemen verder aanspannen.
5. Beheerst de verschillende vormen van letsel in spreektaal en jargon.
Omschrijving Jargon Volksmond
Gebroken bot Fractuur Breuk
Oprekking van één of meer Distorsio Verzwikking
banden, kapsels of ligamenten
Beschadiging onderhuids Contusio Kneuzing
bindweefsel door stomp geweld
Uit de kom schieten van een Luxatie Ontwrichting
gewricht
Scheuring van spier, weefsel of Ruptuur Scheurtje
orgaan
https://ehbo-overasselt.nl/Ambulance_terminologie/
, Botfracturen
Gesloten botfractuur Geen verwonding van huid aanwezig: bot bevindt zich in het lichaam
Open botfractuur Wel verwonding van de huid aanwezig: bot steekt door de huid naar
buiten
Stabiel fractuur Fractuur die (meestal) niet erger wordt
Instabiel fractuur Fractuur die bij immobilisatie erger kan worden
Dwarse botbreuk Het bot is recht doormidden gebroken (lange botten)
Compressiebotbreuk Indrukking van het bot door te hoge druk (wervelkolom)
Spiraalbotbreuk Het bot is schuin afgebroken
Avulsiebotbreuk Bij deze botbreuk is er een klein stukje bot afgescheurd (ter hoogte
van peesaanhechting)
Comminutieve fractuur Bij deze fractuur is het bot in meerdere ongelijke stukken gebroken.
Deze botbreuk kan ernstig zijn doordat de kans op beschadiging van
omliggend weefsel erg groot is. Dit is vaak een gecompliceerde breuk.
Greenstickbotbreuk Bot is wel gebroken, maar botvlies is nog intact
Defecte breuk Missen van een stuk bot
Gecompliceerde breuk Botstukken steken door de huid heen
6. Is op de hoogte van de mogelijkheden waarop zorgprofessionals terug kunnen vallen voor
psychosociale begeleiding na een heftige werksituatie.