Week 1 les 1:
Besturen is de uitvoerende macht, zoals het geven van vergunningen of ontheffingen. Een
ontheffing is als iets in de regel niet mag, zoals vuurwerk afsteken, maar je geeft een
ontheffing om voor een dag wel vuurwerk af te mogen steken. Een last onder
bestuursdwang is handhaving van wettelijke voorschriften. Als je een schuur hebt gebouwd
zonder toestemming krijg je een last onder bestuursdwang, dat betekent dat je je schuur
moet afbreken omdat je hem daar niet mocht bouwen. Ook heb je een last onder
dwangsom, bijvoorbeeld als je woont in je vakantiehuis, dan krijg je een last onder
dwangsom dat je eruit moet. Je krijgt een last onder dwangsom en geen bestuursdwang
omdat het vakantiehuisje opzich legaal is en niet gesloopt hoeft te worden, hij moet er alleen
uit. Last onder bestuursdwang en dwangsom zijn herstelsancties. Je kent ook een
bestuurlijke boete (is geen herstelsanctie), als je iemand een arbeid laat verrichten zonder
vergunning. Het legaliteitsbeginsel en specialiteitsbeginsel zijn kenmerken van het
bestuursrecht. Legaliteitsbeginsel is alles moet een wettelijke grondslag hebben. Het
specialiteitsbeginsel betekent dat het bestuursorgaan alleen de wetten en regelingen mogen
gebruiken voor het doel waarvoor de wet of regeling is bedoeld art. 3:3 Awb.
Er zijn 2 dimensies van het bestuursrecht:
1. Je hebt een waarborg dimensie: dat zijn de normen, zoals het kunnen verlenen van
een vergunning of ontheffing. Het kunnen maken van algemene regels
2. De instrumentele dimensie: is de bestuursbevoegdheid, dus de middelen om iets
mogelijk te maken, want met gezag alleen kom je er niet, je hebt ook instrumenten
nodig om het mogelijk te kunnen maken.
Eerst kijk je altijd naar de algemene wet bestuursrecht, maar daarna dien je ook altijd te
kijken naar de bijzondere wetten. Op het tentamen is het vaak de vreemdelingenwet. De
bijzondere wetten gaan voor de algemene wetten.
Attributie is het verkrijgen van een nieuwe bestuursbevoegdheid art. 10:22 Awb, zoals
verlenen vergunning, subsidies en uitkeringen. Delegatie is dat er een bestaande
bevoegdheid wordt overgedragen en ook de verantwoordelijkheid wordt overgedragen art.
10:14 – 10:15 – 10:17 Awb. Bij mandaat wordt er door iemand anders in naam van het
bestuursorgaan een besluit genomen art. 10:1 – 10:2 jo 10:17 awb. Je kent
beslissingsmandaat art. 10:1 awb, dit is de meest voorkomende. Ook ken je ondertekening
mandaat art. 10:11 Awb.
Je hebt geschreven en ongeschreven rechtsnormen. Bijzondere en algemene rechtsnormen.
We kennen a en b bestuursorgaan en de directe/derde belanghebbende. We kennen het
bezwaar of beroep.
Eigen aantekeningen:
Wat is besturen? Besturen is een overheidsfunctie die niet bestaat uit wetgeving og
rechtspraak. Bestuur ziet op het van overheidswege behartigen van het algemeen belang.
Het algemene bestuursrecht geeft algemene regels voor het bestuursrecht, het bijzondere
bestuursrecht richt zich op een bepaald onderdeel van het bestuursrecht. Het
,legaliteitsbeginsel is dat alle besluiten op een regelgeving moet berusten. Attributie =
toekennen van een bevoegdheid. Delegatie = overdragen van een bevoegdheid + de
verantwoordelijkheid. Mandaat = in naam van iemand anders een besluit nemen.
Voorwaarden van delegatie en mandaat staan in hoofdstuk 10 Awb.
Week 1 les 2:
- Direct belanghebbende art. 1:2 Awb
- Derde belanghebbende art. 1:2 lid 1 + OPERA-criteria Awb – intrekking pgb arrest. –
ook derde met een afgeleid belang kunnen belanghebbende zijn in de
bestuursrechtelijke procedure
- Bestuursorgaan als belanghebbende art. 1:2 lid 2 Awb
- Belanghebbende voor algemeen (collectief) belang art. 1:2 lid 3 Awb – hier kijk je als
het een rechtspersoon is.
Direct belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken:
- Diegene: natuurlijke personen, rechtspersonen en andere entiteiten zonder
rechtspersoonlijkheid (bijv. een ondernemingsraad)
- Als je aanvrager en geadresseerde bent, dan ben je ALTIJD een belanghebbende.
Als iemand geen direct belanghebbende is kan je nog kijken of zij een derde-
belanghebbende is.
Eisen van derde-belanghebbende is het OPERA-criteria en dat is:
- Objectief belang – zoals geluidsoverlast, stankoverlast, woongenot,
waardevermindering het moet gaan om een belang wat andere ook moeten zien
- Persoonlijk belang – onderscheiden van de massa bijvoorbeeld de buren van een
fabriek. – hier hoort het mestbassin Mechelen arrest bij???
- Eigen belang – zichzelf vertegenwoordigen het moet hier gaan om je eigen belang
- Rechtstreeks belang – causaal verband tussen belang en besluit (oorzaak gevolg)
geen afgeleid belang
- Actueel belang – geen onzekere gebeurtenis (speelt nu)
Je moet aan al deze eisen voldoen om derde-belanghebbende te zijn.
Wanneer is er sprake van een afgeleid belang? Iemand heeft een afgeleid belang bij een
besluit wanneer zijn belang via het belang van een ander bij een besluit is betrokken,
bijvoorbeeld middels een contractuele relatie. Zo is een werknemer in beginsel geen
belanghebbende bij een tot diens werkgever gericht besluit. Bij afgeleid belang gebruik je het
pgb arrest, hierin wordt gezegd dat derden met een afgeleid belang toch derde-
belanghebbende kunnen zijn in een bestuursrechtelijke procedure.
Het algemeen/collectief belang art. 1:2 lid 3:
- Rechtspersoon – art. 2:3 BW blijkt uit notariële akte, ledenbestand, zekere
organisatiegraad en eenheid. Bijvoorbeeld: bv, stichting, vereniging
- Algemeen/collectief belang – algemeen belang natuur, monument, cultuur +
collectief belang groot deel van de leden moet geschonden zijn, niet enkele leden
- Krachtens hun doelstellingen – in de statuten moeten de belangen zijn vermeld
, - Feitelijke werkzaamheden – uit dagelijkse werkzaamheden moet blijken dat ze
belangen uitvoeren en het getroffen belang daadwerkelijk behartigen. Ze moeten wel
‘dingen’ doen.
- In het bijzonder – specifiek omschreven; ‘geen 1000 belangen’, het belang moet niet
te algemeen zijn, moet gespecificeerd zijn. Politieke partij dus niet.
Let op: als de rechtspersoon op komt voor eigen belang dan art. 1:2 lid 1 Awb.
Openbare lichamen zijn: de staat, provincies, gemeentes en de waterschappen art. 2:1 BW.
Geregeld in art. 1:1 lid 1 Awb onder sub a en b + let op uitzonderingen in lid 2:
- A-orgaan: een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht is ingesteld.
- B-orgaan: een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Stappenplan A-orgaan art. 1:1 lid 1 Awb
1. Uitgezonderd in lid 2 van art. 1:1 Awb?
- Nee? Art. 1:1 lid 1, sub a Awb
2. Orgaan?
- Vormt het orgaan een publiekrechtelijk onderdeel uit van een rechtspersoon? Waar
zie je dat deze zelfstandig taken kan uitvoeren?
3. Rechtspersoon?
- Bezit de rechtspersoon, waarvan het orgaan een onderdeel vormt,
rechtspersoonlijkheid?
- Beoordelen aan de hand van art. 2:1 BW
4. Krachtens publiekrecht ingesteld?
- De oprichting van de rechtspersoon moet te vinden zijn in de GW of wet in formele
zin.
Een A-orgaan is ALTIJD een bestuursorgaan, dus bij alles wat dat orgaan doet. Ook wanneer
het orgaan privaatrechtelijk (voor de rechtspersoon) optreedt. De Awb is ten aanzien van a-
organen in beginsel op al hun handelingen van toepassing.
B-bestuursorgaan art. 1:1 lid 1 sub b Awb
Een B-orgaan is een persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. Zij kunnen
derhalve op grond van die toekenning bevoegdheden uitoefenen jegens derden, waarbij zij
zich gedragen als een soort ‘openbaar bestuur’. Zij hebben de macht om de positie van de
burger te veranderen. Een voorbeeld is een APK-keurder: zij treden op als garagehouder en
soms moeten ze ook keuringen doen. Of een examinator: je geeft onderwijs maar mag ook
heel eventjes tentamens nakijken, en op dat moment ben je bezig om iemand zijn
rechtspositie te veranderen. Of de Nederlandse bank. Je moet het zien als: een A-orgaan is
fulltime en B-orgaan parttime.
Een B-orgaan is geen onderdeel van een publiekrechtelijke rechtspersoon (openbaar
lichaam), maar organen van een privaatrechtelijke rechtspersoon (bijvoorbeeld stichtingen,
BV). Deze persoon/dit college krijgt dan bij of krachtens de wet ter uitvoering van
overheidstaken bestuursrechtelijke bevoegdheden toegekend