Voorlichting, Advies en Instructie
(niveau A)
Naam student: Mitchell M
Studentnummer: XXX
Klas: HBOV-deeltijd
Naam assessor: XXX
Datum: Januari 2020
1
,Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................................... 3
1.Casusbeschrijving............................................................................................................ 3
2. Epidemiologie .................................................................................................................. 5
Prevalentie ......................................................................................................................... 5
Mortaliteit ........................................................................................................................... 6
Levensverwachting ............................................................................................................ 7
3.Gedragsanalyse................................................................................................................ 8
Zelfmanagementniveau ..................................................................................................... 8
Het ASE-Model .................................................................................................................. 9
Uitgewerkt ASE-Model ....................................................................................................... 9
4. Gedragsveranderingsproces .........................................................................................11
Gedragsdoelen en interventies .........................................................................................11
Het einddoel .....................................................................................................................12
Verantwoording leefstijlinterventie.....................................................................................12
Interventies .......................................................................................................................12
5. Uitvoeringsproces ..........................................................................................................13
Bibliografie .........................................................................................................................14
Bijlage 1 Evaluatie ..............................................................................................................16
Product-evaluatie ..............................................................................................................16
Procesevaluatie ................................................................................................................17
Bijlage 2 Methodische reflectie .........................................................................................18
2
,Inleiding
In deze leeruitkomst staat het geven van verpleegkundige voorlichting centraal. Het
complexiteitsniveau is laag. De leeruitkomst is uitgevoerd bij Arkin, een grote GGZ instelling
met diverse merken in en om Amsterdam, waaronder Mentrum Ouderen (Mentrum). Dit is
een gesloten kliniek waar 20 cliënten vanaf 50 jaar zijn opgenomen met een psychiatrische,
persoonlijkheid, of cognitieve stoornis. Auteur is sinds vier jaar werkzaam op deze afdeling
als verpleegkundige (niveau 4).
De verpleegkundige rollen
De rollen die tijdens het uitvoeren van deze leeruitkomst centraal staan komen voort uit de
CanMeds rollen, de basis voor het beroepsprofiel van bachelor opgeleid verpleegkundigen
(Venvn, 2012). De volgende rollen staan centraal:
• De communicator (CanMeds rol 2) heeft een prominente rol in deze leeruitkomst.
De rol focust zich vooral op persoonsgerichte communicatie. De verpleegkundige is in
staat om op een persoonsgerichte en professionele wijze met de zorgvrager en diens
informele netwerk te communiceren, waarbij voor optimale informatie-uitwisseling wordt
gezorgd.
• De gezondheidsbevorderaar (CanMeds rol 5) focust zich op twee kernbegrippen
‘preventiegericht analyseren’ en ‘gezond gedrag bevorderen’. De verpleegkundige
bevordert de gezondheid van de patiënt door het organiseren en toepassen van
passende vormen van preventie, die zich ook richten op het bevorderen van het
zelfmanagement en het gebruik van een eigen netwerk van de patiënt.
Leeswijzer
In de uitwerking wordt gestart met de casusbeschrijving die helderheid creëert over de
zorgsituatie van de cliënt. Vervolgens is in het tweede hoofdstuk met behulp van
gezondheidsindicatoren een gedragsanalyse opgesteld om duidelijkheid te verschaffen over
het gezondheidsprobleem en welke verandering de cliënt moet ondergaan.
In het derde hoofdstuk is aandacht voor zelfmanagement van de cliënt, met behulp van
shared decision. Met behulp van deze informatie wordt overgegaan tot het opstellen van
gedragsdoelen en interventies in het volgende hoofdstuk. Daarna staat de uitvoering van
deze interventies centraal. Afsluitend worden zowel de product- en procesevaluatie als de
methodische reflectie in de bijlage weergegeven.
Als in dit document gesproken wordt over verpleegkundige wordt daar de auteur mee
bedoeld.
3
,1. Casusbeschrijving
De casus wordt toegelicht, zodat direct een helder beeld ontstaat op welke situatie deze
uitwerking betrekking heeft.
Samenvatting casus
Cliënt Mw R. werd in september jl. opgenomen bij Arkin ouderen.
Het betreft een 62-jarige vrouw, opgenomen ter behandeling van een depressie welke is
ontstaan na het recent (september jl.) overlijden van dochter. Doel is terugkeer naar
thuissituatie.
Symptomen van deze depressie zijn met name passiviteit, somberheid, vermoeidheid,
paniek en angstklachten. Daarnaast ervaarde mw ook psychotische symptomen
(akoestische hallucinaties en wanen).
Tijdens opname vertoonde mevrouw een beeld van een inactieve vrouw, die moeizaam te
motiveren is voor participatie aan het dagprogramma of lichamelijke activiteiten. Mw heeft
nauwelijks tot geen beweging en zit of ligt veelal op bed. Mw heeft aantoonbaar overgewicht,
wat haar ook nog eens beperkt in haar bewegingsvrijheid. Er is daarnaast gebleken dat de
glucosewaarden wisselend en van hoge waarde zijn, hierdoor is mw in korte medicatie
afhankelijk geraakt. Kortom, mevrouw lijkt zich in een negatieve spiraal te bevinden, al deze
genoemde problemen leiden tot risico op diabetes mellitus type 2. Ondanks mevrouw haar
depressieve klachten heeft ze de wil om te leven en wordt multidisciplinair geprobeerd om dit
risico te voorkomen.
Na overleg tussen verpleegkundige, arts en diëtiste is afgesproken dat verpleegkundige
voorlichting moet worden gegeven op het gebied van een actieve leefstijl en diabetes
mellitus. De verpleegkundige neemt dit op zich omdat hij een vertrouwensband met mevrouw
heeft weten te krijgen tijdens de periode van opname. De hoop is dat de verpleegkundige op
gestructureerde wijze voorlichting kan geven aan mevrouw.
4
,2. Epidemiologie
Zoals in de casusbeschrijving is aangegeven, heeft mw een verhoogd risico op diabetes
mellitus type 2. In dit hoofdstuk worden epidemiologische maten gebruikt om het probleem
helder te krijgen. Er wordt stil gestaan bij de theorie achter diabetes mellitus, waarna de
prevalentie, incidentie en mortaliteit worden toegelicht. Deze worden ook indicatoren van
gezondheid genoemd (Van der Burgt & Van Mechelen-Gevers, 2004).
Diabetes Mellitus
Diabetes mellitus (suikerziekte) is een chronische stofwisselingsziekte waarbij het lichaam
niet (meer) in staat is om voldoende insuline aan te maken (Diabetesvereniging Nederland,
2019). Zonder een adequaat insuline niveau in het lichaam vindt er een ontregeling plaats
van de bloedsuikerspiegel. Een bloedsuikerwaarde tussen de 4 en 8 mmol/l wordt
gekenmerkt als normaalwaarde (Diabetes Fonds, 2019). Bij een waarde onder de 4 mmol/l is
er sprake van een te lage bloedsuikerspiegel (hypoglykemie), verschijnselen hiervan zijn
onder andere hoofdpijn, zweten, trillen, duizeligheid, plotse stemmingswisselingen, en
vermoeidheid (Diabetes Fonds, 2019). Als een hypoglykemie te lang aanhoudt bestaat de
kans dat de patiënt een coma raakt (Diabetes Fonds, 2019).
Een waarde boven de 10 mmol/l duidt op een te hoge bloedsuikerspiegel, verschijnselen
hiervan zijn bijvoorbeeld algehele malaise (zich niet lekker voelen), snel geïrriteerd reageren
en geen eetlust hebben. Als het hoge bloedsuikerniveau te lang aanhoudt kunnen de
bloedvaten en zenuwen beschadigen (Diabetes Fonds, 2019). Op langer termijn heeft een
patiënt met diabetes een verhoogd risico op complicaties en aandoeningen aan het hart en
bloedvaten, de zenuwen, de ogen, maag en darmen, voeten, nieren of hersenen (Diabetes
Fonds, 2019).
Bij diabetes type 1 maakt de alvleesklier geen insuline meer aan. Er moet dan zelf
kunstmatige insuline toegediend worden met een pen of een pomp. Diabetes type 1 is niet te
voorkomen en genezen. Bij diabetes type 2 zijn de lichaamscellen meestal minder gevoelig
voor insuline, waardoor deze minder glucose opnemen uit het bloed. Ook is vaak de
productie van insuline door de alvleesklier minder. Diabetes type 2 is in veel gevallen te
voorkomen, de behandeling bestaat voornamelijk uit leefstijladviezen (meer bewegen,
gezond eten, niet roken) en bloedsuikerverlagende medicatie (Diabetesvereniging
Nederland, 2019).
Bewegen is een belangrijk onderdeel van de behandeling en met het volgende effect. De
bloedglucosewaarden gaan omlaag, de gevoeligheid voor insuline neemt toe en de kans op
complicaties wordt verkleind. Daarnaast wordt ook aan een stabieler gewicht gewerkt
(Diabetesvereniging Nederland, 2019).
Prevalentie
Volgens cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waren in 2018
naar schatting 1.186.400 mensen met diabetes bekend bij de huisarts (jaarprevalentie).
Dat waren 624.900 mannen en 561.500 vrouwen (73,1 per 1.000 mannen en 64,7 per 1.000
vrouwen). Er werd geconstateerd dat in bijna alle leeftijdsgroepen bij mannen vaker diabetes
voorkomt dan bij vrouwen. De jaarprevalentie betreft alle mensen die ergens in het jaar
2018 bekend waren bij de huisarts met diabetes (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu, 2019).
Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft in 2018 onderzoek verricht op basis van
zelfrapportage/gezondheidsenquêtes komt uit op lagere cijfers. In Nederland zegt 5,1% van
de bevolking in 2018 diabetes te hebben. Dit komt overeen met 876.000 mensen. Dit is dus
een aanzienlijk lager aantal dan het aantal mensen dat bekend is met diabetes bij de
5
,huisarts (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019). Ongeveer 9% (mannen 10% en vrouwen
8%) van alle bekende diabetespatiënten heeft type 1 diabetes. Dit blijkt uit cijfers van FaMe-
net (2011-2015). Alle overige diabetespatiënten hebben type 2 diabetes (Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, 2019). Zoals ook blijkt uit figuur 1 geldt voor hoe hoger de
leeftijd, hoe hoger de prevalentie van diabetes.
Figuur 1 Jaarprevalentie diabetes mellitus 2018. Bron: (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2019).
Incidentie
In opdracht van het RIVM heeft Nivel zorgregistraties (2018) onderzoek gedaan naar het
aantal nieuwe patiënten welke in 2018 bij de huisarts zijn gediagnosticeerd met diabetes. Het
betrof 53.600 nieuwe patiënten waarvan 30.400 mannen en 23.100 vrouwen (3,6 per 1.000
mannen en 2,7 per 1.000 vrouwen). Het aantal nieuwe gevallen neemt toe met de leeftijd en
op hogere leeftijd (80+) weer iets af. Op bijna alle leeftijden is het aantal voor mannen hoger
dan voor vrouwen (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2019).
Figuur 2 Incidentie diabetes mellitus 2018. Bron: (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2019).
6
, Mortaliteit
In 2018 overleden 2.693 mensen met diabetes als onderliggende doodsoorzaak. Het betrof
1.335 vrouwen (15,4 per 100.000 vrouwen) en 1358 mannen 15,9 per 100.000 mannen)
(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2019). Zoals te zien in onderstaande tabel
neemt de sterfte aan diabetes toe met de leeftijd.
Figuur 3 Sterfte aan diabetes 2018. Bron: (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2019).
Levensverwachting
Patiënten met diabetes type 2 die met medicatie goed zijn gereguleerd (stabiele glucose
waarden) en een gezonde leefstijl handhaven hebben een levensverwachting die even hoog
is als die van de algemene Nederlandse bevolking (Universitair medisch centrum groningen,
2013).
7