OWG 5.1 Bloedgroepen
Probleemstelling: Welke invloed hebben bloedgroep pathologieën op de zwangerschap, bevalling
en kraambed?
Leerdoelen:
1. Welke bloedgroepen zijn er?
2. Wat zijn regulaire antistoffen en wat zijn irregulaire antistoffen?
3. Welke prenatale screening m.b.t. bloed wordt er uitgevoerd en wat is het beleid dat hierop
volgt?
4. Wat zijn de risicofactoren voor bloedcontact tussen moeder en kind?
5. Wat zijn de gevolgen voor moeder en kind bij bloedcontact en hoe worden deze gevolgen
behandeld?
6. Wat is het beleid voor een eventuele volgende zwangerschap?
,1. Welke bloedgroepen zijn er?
Bloedgroep wordt bepaald door de antigenen die op een erytrocyt zitten.
In het bloedplasma zitten antistoffen (antilichamen) tegen andere bloedgroepen.
Rhesus D factor bepaalt of een bloedgroep positief of negatief is.
,2. Wat zijn regulaire antistoffen en wat zijn irregulaire antistoffen?
Regulaire erytrocytenantistoffen ➔ antistoffen tegen de “gewone” bloedgroepen. Anti-A en anti-B
antistoffen komen van nature voor. Deze antistoffen zijn altijd aanwezig bij mensen die het
betreffende antigeen missen. De regulaire antistoffen behoren tot de IgM-klasse.
IgM ➔ zijn grote moleculen, kunnen tijdens de zwangerschap de placenta niet passeren.
Irregulaire erytrocytenantistoffen (IEA) ➔ 0,4 % in NL zijn normaal niet in het bloed aanwezig, dit zijn
andere typen antistoffen dan anti-A en anti-B. Deze worden pas gevormd na blootstelling aan
‘vreemde erytrocyten’, dit kan gebeuren tijdens een bloedtransfusie, zwangerschap of baring.
Soms hebben zwangeren irregulaire antistoffen zonder duidelijke oorzaak. Bij negatieve irregulaire
antistoffen zijn er geen extra maatregelen nodig. Bij positieve irregulaire antistoffen, dan is meer
onderzoek en soms extra controle gewenst.
De meest voorkomende antistoffen zijn tegen de antigenen uit het Rhesus-bloedgroepensysteem.
Dit zijn anti-Rhd, anti- c, anti-C, anti-E, anti-e.
Ook vanuit het Kell-bloedgroepensysteem (anti-K), Duffy-Bloedgroepensysteem (anti-Fy(a) en
anti-Fy(b)), Kidd-bloedgroepensysteem (anti-Jk(a) en anti-Jk(b)) en uit het MNSs-systeem (anti-S en
anti-s).
Er kunnen ook IEA anti-a en anti-b van de IgG-klasse aanwezig zijn, maar hier wordt niet op
gescreend, dus de frequentie hiervan is onbekend.
RhD-immunistaie wordt vrijwel nooit door een bloedtransfusie veroorzaakt omdat een
bloedtransfusie altijd ABO- en RhD-compatibel gegeven wordt.
Sinds 2004 worden vrouwen jonger dan 45 in NL ook K-compatibel getransfundeerd, en sinds 2011
ook c- en E-compatibel. Hierdoor is met name de frequentie van K-antistoffen in de zwangerschap
afgenomen.
Rhesus D
Rhesus D is positief (85%) wanneer een erytrocyt het rhesus antigeen op het membraan heeft.
Ontbreekt dit antigeen op het membraan is de Rhesus negatief.
Wanneer je rhesus positief bent, heb je geen rhesus antistoffen.
Wanneer je rhesus negatief bent, kun je rhesus antistoffen aanmaken, wanneer je in contact komt
met rhesus positief bloed.
Wanneer er bij de screening blijkt dat de Rhesus D factor negatief is, wordt er verder onderzoek
ingesteld. In week 27 van de zwangerschap wordt er bij moeder dan nogmaals bloed afgenomen. Het
maternale bloed wordt onderzocht op IEA tegen het rhesus-D antigeen en andere non-rhesus D-IEA.
Ook wordt er via het maternale bloed gekeken naar de foetale rhesus D-typering.
Alleen bij een rhesus D-positieve baby krijgt de moeder bij een zwangerschapsduur van 30 weken en
direct post partum 1000 IE anti-D-immunoglobuline i.m. toegediend.
Anti-D-immunoglobuline ➔ passieve antistoffen die foetomaternale transfusie kunnen neutraliseren
(1000 IE neutraliseren 20 ml FMT).
Als een zwangere om een andere reden al eerder in de zwangerschap anti-D heeft gekregen krijgt ze
alsnog bij 30 weken de 1000 IE i.m.
Ook na een uitwendige versie in de à terme periode en dan de geboorte wordt opnieuw de anti-D
toegediend.
Wanneer na een mislukte of teruggedraaide uitwendige versie er binnen 2 weken weer een poging
wordt gedaan hoeft er niet nogmaals een dosis anti-D gegeven te worden.
, Rhesus C
Wanneer een zwangere rhesus-c positief is (82%) zijn er geen verdere maatregelen nodig.
Wanneer een zwangere rhesus-c negatief is (18%), wordt er verder onderzoek ingesteld.
Na 27 weken zwangerschap wordt er bij mevrouw wederom bloed afgenomen. Dit bloed wordt
(opnieuw) onderzocht op (laat gevormde) rhesus c-antistoffen en andere IEA.
Ook wordt de rhesus c-antigeen factor van de foetus bepaald. Wanneer de foetus rhesus c-negatief
blijkt te zijn, is er geen verder onderzoek of monitoring nodig.
Wanneer de foetus rhesus c-positief is worden er extra controles bij de verloskundige en/of
gynaecoloog ingepland, voor een betere monitoring van de foetale conditie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marlyhanraets. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.