Design en patronen= productontwikkeling.
Moulage= oudste vorm van kleding/patronen maken. Letterlijk= kleding vormen om lichaam/pop door schikken of draperen van stof.
Platte tekening= schematische werktekening van kledingstuk. Alle naden/stiksels/designdetails worden hier
schematisch weergegeven. CAD = Computer Aided Design
patroon= schematische weergave hoe kledingstuk gemaakt is.
Voorbeelden aanwijzingen in patroon:
- Recht van draad
- Middenvoor
- Middenachter
- Referentiepunten
Deze aanwijzingen bieden ondersteuning tijdens inleggen vd patroondelen en confectioneren van delen tot kledingstuk.
Als broek niet recht van draad ligt krijg je draaipijp.
Als je patroon maakt rekening houden met:
- lichaamsmaten
- toegift: ruimte tussen lichaamsmaten en afmetingen kledingstuk, hangt af welk type fit gebruikt wordt
- gradeerwaardes: bepaald hoeveel groter/kleiner andere kledingmaat moet worden
- maatschema’s: maatspecificaties van alle kledingmaten, totale maten range (xs-xxl)
Digiteren= inbrengen van papieren patroon in computer via digiteertafel/muis of scannen. Afleiding vanuit basispatroon maken via CAD en
vandaaruit graderen= stapsgewijs vergoten/verkleinen van basis patroondeel om zo grotere/kleinere maten te maken en volledige
matenreeks te produceren. Graderen doe je om (pas)vorm, balans en details te handhaven in kleine/grotere maat. Kan handmatig of
machinaal.
Nest van patronen= set van alle maten van patroondeel in elkaar. Voordelen graderen computer:
- makkelijk snel veranderingen doorvoeren
- info doorsturen naar automatische oplegger/snijder (CAM= computer aided manufacturing). CAD en CAM liggen in elkaars
verlengde
- patronen uit te plotten
Intekenen= patroondelen zo plaatsen dat max stof kan gebruiken. Meestal via computer. Lengte: 4m 88,92cm -> totaal lengte verbruik van
deze inlegtekening. Breedte: 148,00cm -> breedte vd inlegtekening (= stofbreedte minus zelfkanten). Verbruik: 86,49% -> totale verbruik
vd stof via deze inlegtekening (patronen passen niet perfect in elkaar, blijven ongebruikte ruimtes over) 75% stofverbruik moet min
haalbaar zijn. Niet geplaatst/geplaatst: 0/82 -> computer geeft aan als je 1/meerdere patroondelen niet hebt ingelegd/bent vergeten in te
leggen.
Bij inleggen van patroondelen (maken van lay plan) rekening houden met:
- Oriëntatie vd patroondelen
- Richting vd patroondelen
Is afhankelijk vd stof die je gaat gebruiken.
Inlegtekening afhankelijk van:
- constructie doek (weefsel/breisel/non woven)
- stofbreedte (bepaald door weefgetouw of breimachine)
- juiste kant stof (soms zichtbaar soms niet)
- draadrichting (alleen bij weefsel/breisel, non woven is van vezels en niet draden)
- dessin/patroon (ingeweven/gebreid of geprint)
- vleug/pool (andere kleur als je erover aait, bijv fluweel)
Bij kleinere stofbreedte neemt afval % toe. Als geleverde stof smaller is moet intekening opnieuw.
Oriëntatie= vrije positie van patroondeel op doek (horizontaal, verticaal, diagonaal). Oriëntatie is belangrijk als rekening moet houden met
draadrichting (bij weefsel/breisel).
Richting= patroondeel kan omhoog en omlaag gelegd worden. Beide richtingen inleggen kan niet met vleug/pool, dessin dat in 1 richting
leesbaar is of bij gebreide kleding, waar lichtval op lussen van breisel andere kleurschakering kan veroorzaken. Dat patroondelen van
andere maat andere kant op liggen kan (mits breisel geen dessin/vleug heeft). Hierdoor kan je voor effen breisel dus wel zigzag opleggen
ondanks je rekening moet houden met richting vd patroondelen. Als rekening houdt met oriëntatie/richting van patroondeel op stof heb
je meeste afval%.
.
Type inlegtekeningen:
- half kledingstuk: goedkoop, kledingstuk moet symmetrisch, rondbrei materialen/paarsgewijs opleggen. Stof moet dubbel zijn
om volledig kledingstuk uitgesneden te krijgen
- gehele kledingstuk: kleding asymmetrisch, open materialen, zigzag/parallel opleggen
- 1 maat: makkelijkste planning/opleggen, hogere consumptie dan meerdere maten intekenen
- Meerdere maten
• Sectioneel: inleg van min 2 opvolgende separate secties die zich scheiden met duidelijke rechte lijn. Per sectie 1 maat
ingelegd
• In elkaar grijpend: inleg van min 2 opvolgende separate secties, maar overgang van ene naar andere sectie is niet middels
rechte lijn afgebakend maar patroondelen op deze overgang kunnen grijpend in elkaar liggen
• Meerdere maten gecombineerd: geen onderscheidende secties. Patroondelen van 2 of meer maten worden door elkaar
heen gelegd. Hier is beste stofverbruik genereerd, verbruikt minste.
, Meerdere stoflagen neerleggen om patroondelen uit te snijden= tafelen aka opleggen. Is bedoeld om aantal stoflagen op tafel te leggen
zodat patroondelen makkelijk uitgesneden kunnen worden in grotere oplage. Bovenop deze stapel stoflagen wordt inlegtekening gelegd.
Meerdere lagen stof worden in 1x gesneden. Als inlegtekening bijv 12 meter lang is wordt stof in lagen van 16 meter opgelegd. Soms
klemmen op zijkant gezet om stoflagen op elkaar te houden, of pinnen bij bijv print/dessin. Meerdere stoflagen in 1x snijden is sneller en
goedkoper! Opleggen afhankelijk van:
- Inlegtekening
• 1 laag: als bijv alle maten achter elkaar worden ingetekend en aantallen laag zijn en per maat zelfde. Bijv sampling.
• Meerdere lagen: bij grote aantallen. Diverse maten gecombineerd ingelegd zijn. Aantallen vd ingelegde maten zijn zelfde
• Gestapeld: als inlegtekeningen uit meerdere maten zijn die sectioneel zijn ingelegd en aantal per maat verschillend zijn
- Hoe materiaal aangeleverd
Oplegmethoden:
- Parallel: nauwkeurig, stoffen met vleug/patroon zelfde kant op. Oplegmachine legt neer, snijdt stoflaag los vd stofrol en gaat
weer terug zonder op te leggen. Iedere laag stof ligt met zelfde kant boven.
- Paarsgewijs: symmetrie snijden kan, stoffen met vleug/patroon. Oplegmachine legt neer, draait rol om gaat terug naar begin
vd oplegtafel zonder op te leggen. Terug bij begin vd oplegtafel start machine met opleggen vd volgende stoflaag
(arbeidsintensiever dan parallel opleggen, maar kan voordelen hebben met snijden).
- Zig zag: meeste efficiënt, kan niet met vleug. Oplegmachine legt neer en draait om en legt weer neer (stoflagen worden niet
losgesneden vd stofrol.
Fouten in stof zorgen voor extra stofverbruik en 2e keus. Gebruikelijk is vergoeding in extra cm’s stof (10-20 cm). Afwijkingen in stofbreedte
-> alle intekeningen opnieuw. Fouten gemarkeerd door plakken aan zijkant of door UV markeerpunt. Bij dure stoffen maken ze bij stoffout
een overlap met opleggen. Leggen stof tot de fout op en daarna leggen ze vanaf daar weer nieuwe laag.
Les 4
Patronen aanbrengen op stof voor snijden kan:
- Handmatig, erop spelden of met kleermakerskrijt
- Heatseal papier, wordt lagen stof gestreken
Is nodig patronen aan te brengen op stof om te weten wat/waar/hoe we moeten snijden, behalve bij computergestuurde
snijtafels.
Bij snijden eerste grote delen uit elkaar gesneden en dan precieze vorm. Snijmethoden:
- Rondmes: voor max 15 cm, rechte lijnen, met hand. Snijpunt zit midden onder. Om secties los te snijden en stoflagen los te
snijden tijdens handmatig opleggen vd stof.
- Up en down mes: voor max 30 cm, recht en hoeken, voorsnijden, handmatig. Komt voor in snijzalen omdat goedkoper is dan
lintmes en preciezer dan rondmes. Verticaal snijblad(mes) die op-en-neer beweging maakt. Steeds vaker servo cutter die
gebruikt wordt en waardoor nauwkeurigheid groter wordt. Mes is dan aan flexibele arm opgehangen.
- Lintmes: voor max 30 cm, kleinere delen, erg precies. Lang smal eindeloos rond draaiend mes dat door wielen boven/onder
snijtafel aangedreven wordt in beschermkast. Mes snijdt continue van boven naar beneden, bevestigd aan vaste snijtafel.
Patroondelen handmatig langs mes geleid (in tegenstelling tot up-en down, waar mes door lagen stof wordt heen geleid). De te
snijden stoflagen worden eventueel met klem vastgezet. Kleinere delen worden voorzien van metalen mal zodat zonder gevaar
snel/exact gewerkt kan worden. MVO: bij lintmes verzocht/vereist metalen handschoenen (malienkolder) te gebruiken.
- Stansen: voor standaard patroondelen, snel/nauwkeurig, mallen zijn duur, groter stofverbruik. Stansen zijn vooraf gemaakte
mallen die exacte vorm hebben van gewenste patroondeel. Patroondelen worden in 1x uit gestanst (door meerdere stoflagen
heen). Vaak voor kleine delen, leer, gecoate en gelamineerde materialen. VOOR KLEDING PRODUCTIE GEBRUIKT IN CUT AND
SEW KNITWEAR
- Computergestuurd snijden: max 7,5 cm, 6-8x sneller dan handmatig, accuraat. Zonder inlegtekening. Vanuit oplegtafel eerst dun
laagje geperforeerd plastic gelegd en daardoor kunnen lagen stof makkelijker verplaatst worden. Systeem bestaat uit tafel met
nylon borsteltjes die lagen stof tegen houden tijdens snijden. Door deze nylon borsteltjes zuigt tafel vacuüm. Dan positioneer je
kop op hoek vd intekening (vast referentiepunt). Door up en down mes kunnen er ook v-vormen gesneden worden. Mes wordt
automatisch geslepen.
- Diverse andere computergestuurde variaties:
• Laser: snijdt door verwarmen. Doek brandt, smelt en verdampt. Voordeel is raakt niet bot, 3-4 zo snel als met mes. Nadeel
kan maar door beperkt aantal lagen. Thermoplastische vezels plakken aan elkaar -> harde snijkanten. Erg geschikt voor
mass customisation
• Plasma snijden dmv gas (en vlamboog). Zelfde nadelen als laser en duur
• Waterstraal. Nadeel stof wordt vochtig (niet handig voor stoffen die hoog vocht opnemend vermogen hebben). Veel bij
leer en plastic
• Ultrasoon. Geluidsgolven die beitel laat trillen -> weinig opwarming van stof. Voordeel is betere snijkanten dan bij laser.
Geschikt voor glasvezels, carbon en aramide
Les 5
Voorbereiden voor confectie/sewing:
- Markeren: markeringen (recht van draad) of inkepingen doen op gesneden delen met doel referentiepunt aangeven (bijv
coupenaden, zakhoogte). Met perforaties/
insnijding, kleurstof of garen. Markeermachines:
• Boormachine: door perforaties, kan midden op patroondeel. Kan dat boor heet wordt en dan worden gaatjes meer
gesmolten, gebeurt bij zeer open stoffen. Soms wordt er onder stof plaatje gelegd die seintje geeft als boor door stof is
gekomen. Niet geschikt voor breisels, risico tot ladderen