Aardrijkskunde examenstof 2024
Domein A: vaardigheden
Dimensies:
1. Natuurlijke/fysische dimensie: Hieronder vallen alle kenmerken die te
maken hebben met de natuur van een gebied, zoals de oppervlakte of het
klimaat.
2. Politieke dimensie: Hieronder vallen alle kenmerken die te maken
hebben met politiek, samenwerking, vrijheid en veiligheid, bijvoorbeeld
een corruptie-score.
3. Economische dimensie: Hieronder vallen alle kenmerken die te maken
hebben met geld of werk, zoals het BNP.
4. (Sociaal-)culturele dimensie: Hieronder vallen alle kenmerken die te
maken hebben met cultuur en onderwijs, zoals het percentage
analfabeten.
5. Demografische dimensie: Hieronder vallen alle kenmerken die iets
zeggen over de inwoners, zoals het geboorte- en sterftecijfer.
Ruimtelijke schalen:
1. Mondiale schaal: de hele wereld;
2. Continentale schaal: een continent;
3. Nationale schaal: een land;
4. Regionale schaal: een regio of provincie;
5. Lokale schaal: een dorp, stad, gemeente of wijk
6. Fluviale schaal: een rivier met het bijbehorende stroomstelsel en
stroomgebied.
7. Planetaire schaal: aarde en atmosfeer
Geografische vragen:
1. Beschrijvende vragen: Een beschrijving bevat een (stapsgewijze)
weergave van een locatie, kenmerk, proces of patroon.
2. Verklarende vragen: Een verklaring of een uitleg bevat een weergave
van een relatie tussen twee of meer gegevens of verschijnselen
bijvoorbeeld in de vorm van een oorzaak-gevolgrelatie.
3. Voorspellende vragen: Een voorspelling bevat een onderbouwd
toekomstbeeld dat is samengesteld op basis van een verwachting.
4. Waarderende vragen: Een waardering bevat een onderbouwd oordeel
over een keuze of een beslissing.
5. Probleemoplossende vragen: Een oplossing bevat een mogelijke
uitkomst voor een vraagstuk.
,Domein B: wereld
VN-index/ HDI meet voornamelijk armoede, analfabetisme, onderwijs en
levensverwachting in een bepaald land of gebied.
Globalisering/mondialisering/internationalisering: wereldwijd proces van
integratie van landen door lagere kosten van transport en communicatie en
steeds grotere stroom goederen, diensten, investeringen, kennis en mensen.
Economische ontwikkeling drijfkracht achter globalisering (economische
globalisering treedt als eerste op maar gaat samen met culturele
globalisering en politieke samenwerking)
Netwerken van bedrijven, instellingen en migranten omspannen wereld en
oefenen invloed uit op steden en gebieden, sociale groepen en individuen
Globalisering leidt tot integratie van gebieden en samenlevingen door
onderlinge contacten wordt alles verbonden
Globalisering kan leiden tot concurrentie en tegenreacties: groepen vallen
uit de boot of willen ontwikkeling afstemmen op unieke kenmerken van
hun eigen gebied.
Nieuw wereldbeeld
Opkomst van het internet en sociale media --> mensen komen met elkaar
in contact.
Instellingen als de EU en NAVO.
o Eenwording van landen zorgt voor meer afhankelijkheid van elkaar.
Gevolg globalisering/mondialisering --> ontstaan mondiale netwerken -->
wereld steeds meer met elkaar verbonden.
- Kunnen ook transnationale netwerken zijn, dan gaat het om netwerken
tussen twee verschillende landen. Vb. migranten met herkomstgebied en
vestigingsgebied.
- Mondiale netwerken: bestaan uit contacten van personen, bedrijven en
instellingen over de hele wereld en zijn mogelijk gemaakt door
globalisering. De invloed van deze netwerken is groot op individuen, maar
niet op sociale groepen waardoor er risico’s ontstaan.
Global village: de wereld gezien als een gemeenschap waarin afstand en
isolement door massamedia en nieuwe technologieën (zoals televisie en internet)
drastisch zijn verminderd
Economische globalisering:
- Internationale arbeidsverdeling: de verdeling van het maken van
producten over verschillende landen
, o Traditioneel beeld: in ontwikkelde landen industrie en diensten,
ontwikkelingslanden leveren grondstoffen en landbouwproducten
o Nieuw beeld: meer flexibiliteit, snelle industrialisatie en in aantal
ontwikkelingslanden komst lagelonenindustrie en recent ook
eenvoudige diensten
o Nieuw beeld is dynamisch (steeds in verandering)
- Opsplitsing productieketens van bedrijven tussen landen. Productieketen
bestaat uit alle schakels in een productieproces. Assemblage:
eindproduct door samenvoegen onderdelen.
- Elke keer deel productieproces betaald meer wereldwijde
kapitaalstromen tussen verschillende landen. Door automatisering en
robotisering kan overal goede kwaliteit worden geleverd.
o Kapitaalstromen: voorbeeld van globalisering van de financiële
wereld door toepassing van ICT. Er stromen grote hoeveelheden
kapitaal over de wereld, vaak in handen van MNO’s, die daarmee
vanuit het centrum de productie wereldwijd reguleren.
- Drie fases productieproces:
o Leveren van grondstoffen Periferie Weinig opbrengst.
o Fabriceren van onderdelen (halffabricaten) Semiperiferie Hier
vindt de meeste productie plaats.
o Produceren van eindproducten Centrumlanden Weinig werk, veel
opbrengst.
- Niet iedereen profiteert evenveel van dit productieproces.
- Veel landen hebben niet de financiële middelen/kennis om eindproducten
te maken.
- Economische globalisering leidt vaak tot grotere economische verschillen
en concurrentie tussen gebieden en groepen mensen
- Niet iedereen profiteert evenveel van globalisering sociale
ongelijkheid.
- Naast sociale ongelijkheid profiteert de ene regio meer dan de andere
regio regionale ongelijkheid.
Multinationale Ondernemingen (MNO’s)
- Drijvende kracht achter economische ontwikkeling.
- Bepalen in welke landen ze produceren (landen waar de lonen laag zijn,
maar wel voldoende kennis aanwezig is).
- Hebben enorme economische macht, en kunnen daardoor ook op politiek
gebied macht uitoefenen in landen om bepaalde zaken voor elkaar te
krijgen.
WTO (World trade organisation): De WTO ziet toe op de naleving van
afspraken over de handel tussen landen, dus op het internationaal zakendoen
tussen landen.
zuid-zuid-investeringen: Buitenlandse investering tussen de landen die
gerekend worden tot de periferie of de semiperiferie.
opkomende grootmachten (BRICS-landen): Brazilië, Rusland, India, China en
Zuid-Afrika snelst opkomende economieën
, multipolaire wereld: een situatie aanduidt waarin er meerdere machtscentra
(landen) bestaan die alle ongeveer even sterk zijn of evenveel invloed hebben.
Culturele globalisering:
Cultuur: door mens ontwikkelde elementen zoals niet-materieel gedachtegoed,
waarden en normen, taal, godsdienst, sport, mode, gebouwen en kunst.
Diffusie: verspreiding van cultuur bv. door kolonisatie en migratie
Cultuurgebieden
- Door cultuurelementen hebben we de wereld ingedeeld in
cultuurgebieden: gebied waarin culturen voorkomen die erg op elkaar
lijken.
- Bij het indelen van cultuurgebieden is religie vaak het uitgangspunt.
Religie bepaalt kleding, normen en waarden, tradities etc.
Globalisering leidt tot mondiale verspreiding en vermenging van dezelfde
cultuurelementen: er ontstaan gelijke cultuurtrends
- Amerikanisering: verspreiding van Amerikaanse cultuur over niet-westerse
gebieden.
- Verwestering: overname westerse leefstijl
Lingua Franca: voertaal in een gebied wanneer er meerdere talen voorkomen.
Over het algemeen is dat Engels.
Groepen verzetting zich tegen aantasting van regionale/nationale identiteit: men
vreest verlies eigen karakter. Culturele globalisering zorgt ervoor dat de identiteit
onder druk komt te staan.
- Sprake van herwaardering
- Etnische groepen of religieuze groepen komen in opstand voor behoud
eigen cultuur, eigen waarden
- Fundamentalistische stromingen benadrukken eigen cultuur vanuit oude
waarden
- Regionalisme: bevolkingsgroepen die hun eigen regio willen gaan
beschermen tegen de culturele invloeden van buitenaf. Willen
voorkomen dat de wereld een global village wordt: dat deelgebieden in
de wereld steeds meer op elkaar gaan lijken/verwesteren waardoor
inheemse culturen verdwijnen.
Politieke dimensie:
- Blokvorming: landen gaan met elkaar samenwerken (vb. EU of NAVO)
- Er komt een toenemende macht voor MNO’s.
- Opkomst EU, VN, NAVO --> staten dragen deel macht over aan
overkoepelende instanties.