BASIS VAN DE BEDRIJFSECONOMIE VOOR NON-
FINANCIALS 2e druk, Rien Brouwers, Piet de Keijzer en Olaf
Leppink
Delen van hoofdstuk 8, 9, 10, 11, 12, 14 en 15
DEEL 4: BEHEERSING VAN HET BEDRIJF
HOOFDSTUK 8 – PLANNING EN CONTROL
8.1 Management accounting
8.1.1 Management accounting en management control
Management control = Een verzameling procedures en technieken waarmee geprobeerd wordt een effectieve
en efficiënte inzet van mensen en middelen te realiseren.
Budgettering = Een middel om de beheersing van de activiteiten vorm te geven.
- Door het vaststellen van budgetten vindt een coördinatie plaats van de activiteiten van de verschillende
afdelingen en tevens de autorisatie om de activiteiten uit te voeren.
- Budgetten dienen voortdurend te worden getoetst aan de werkelijkheid en te worden aangepast aan
veranderende omstandigheden.
Management accounting = Het onderdeel van de bedrijfs-
economie dat het management ondersteunt bij het nemen van
beslissingen en de beheersing van de bedrijfsprocessen via
het aanleveren van met name financiële informatie.
Onderneming = ‘Een systeem van geld- en goederenstromen’.
De processen van een onderneming zijn hier rechts
schematisch weergegeven.
- Alle stromen resulteren uiteindelijk in geldstromen. Daarom
richten we ons op die geldstromen.
8.1.2 Operationele en financiële geldstromen
Geldstromen = Veranderingen in je banksaldo. Simpelweg het
verschil tussen de inkomsten en de uitgaven in een bepaalde periode.
Operationele geldstromen = Geldstromen die rechtstreeks samenhangen met de bedrijfsactiviteit. Dus met
inkoop, productie en verkoop.
- We kunnen deze geldstromen beïnvloeden door het nemen van beslissingen aangaande inkoop, productie en
verkoop. Deze beslissingen hebben dus een verandering in deze geldstromen tot gevolg.
Het gaat de ondernemer met name om deze geldstromen.
Financiële geldstromen = Geldstromen die dienen om een ongestoorde voortgang van de operationele
geldstromen mogelijk te maken.
- We besturen deze geldstromen rechtstreeks, namelijk door het aangaan van transacties met vermogens-
verschaffers. Bijv. banken, leveranciers, etc.
Leverancierskrediet = Het krediet dat een leverancier verleent aan bedrijven als zij accepteren dat bedrijven
later worden betaald, terwijl zij hun spullen wel al hebben geleverd.
Afnemerskrediet = Het krediet dat bedrijven verstrekken aan hun afnemers als zij het goed vinden dat de
afnemers later betalen, terwijl zij wel hun producten/diensten geleverd hebben gekregen.
8.1.3 Operationele beslissingen
Er zijn twee soorten beslissingen die de operationele geldstromen beïnvloeden.
1. Investeringsbeslissingen = Beslissingen die betrekking hebben op uitbreiding (of vervaging) van de
bestaande capaciteit.
2. Operationele beslissingen = Beslissingen die betrekking hebben op beheer en besturing van de organisatie
en vallen binnen de bestaande capaciteit. We opereren dus binnen de gegeven situatie.
- Bijv. “Wanneer plan ik de uitverkoop?”, “Ga ik het concert sponsoren?” of “Welke leverancier kies ik voor een
eenmalige inkoop?”.
, In plaats van geldstromen, nemen we opbrengsten en kosten als
basis voor de operationele beslissingen. Omdat in de praktijk vaak
ook de opbrengsten niet zijn te bepalen, komen operationele
beslissingen dikwijls neer op het minimaliseren van de kosten.
Daarom zijn met name de kosten van belang voor de
ondersteuning van de besluitvorming.
- Inzicht in welke kosten van belang zijn in een gegeven situatie is
daarbij erg belangrijk.
- “Different costs for different purposes”.
De relatie van accounting met het management is hier rechts
schematisch weergegeven.
8.1.4 Interne en externe rapportage
Financiële data
Boekhouden = Het (wettelijk verplicht) op systematische wijze vastleggen van de financiële feiten zoals inkoop,
verkoop, betaling en ontvangst.
- Het resultaat van boekhouden: periodieke balans en de resultatenrekening.
- Het boekhouden is een onderdeel van het ruimere begrip administreren:
Administreren ~ Starreveld = Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van
informatie ten behoeve van het besturen en doen functioneren van een huishouding en ten behoeve van de
verantwoording die daarover moeten worden afgelegd.
Planning en control
Het besturen (leiden, managen) van een onderneming bestaat in het algemeen uit een aantal deeltaken zoals (1)
organiseren, (2) leidinggeven, (3) planning en (4) ‘control’.
Planning = Het ontwikkelen van een beleid om de bedrijfsdoelstellingen te
realiseren. Hierbij worden in de toekomst te bereiken doelen opgesteld en
worden activiteiten aangegeven die nodig zijn.
- Aangezien zich daarbij alternatieve mogelijkheden kunnen voordoen,
zal het management beslissingen moeten nemen.
Control = Ofwel ‘beheersing’; Het nagaan of de diverse
bedrijfsactiviteiten die worden uitgevoerd ook daadwerkelijk
verlopen overeenkomstig met de gestelde doelen. Dit gebeurd
door te meten.
- Dit beheersingsproces bestaat uit het vergelijken van
werkelijk resultaten met de planning zodat, bij eventuele
afwijkingen, bijsturende maatregelen kunnen worden
getroffen.
Interne informatieverzorging of intern rapportage als kern van management accounting = Het verschaffen
van informatie over kosten en opbrengsten aan het management ten behoeve van diverse beleidsbeslissingen en
het beheersingsproces.
Externe rapportage
De externe rapportage of externe verslaggeving heeft betrekking op de verantwoording die over het besturen
moet worden afgelegd aan ‘derden’.
Financial accounting = De publicatie van bijv. kwartaalberichten en jaarcijfers over kosten, opbrengst, winst en
vermogen.
Dit komt tot uitdrukking door periodiek de balans en de resultatenrekening op te stellen ten behoeve van de
extern geïnteresseerden zoals aandeelhouders, verschaffers van vreemd vermogen en de overheid.