Inleiding Strafrecht (UU)
Week 1: Stra aar feit en legaliteit
Intro
OM besluit verdachte te vervolgen
Strafrechter moet op grond van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter
terechtzi ng tot een oordeel komen
Na de terechtzi ng bepalen de rechters het vonnis (dus wat met de verdachte moet gebeuren)
Aan de hand van de formele vragen van art. 348 Sv en de materiële vragen van art. 350 Sv
*Rechters kunnen gestructureerd te werk gaan en er zit structuur in het vonnis
Formele vragen art. 348 Sv:
1. Is de dagvaarding geldig
2. Is de rechter zelf bevoegd om kennis te nemen van de zaak
3. Is de OvJ (O cier van Jus e) ontvankelijk
4. Zijn er geen redenen tot schorsing van de vervolging
Het begrip stra aar feit
De ni e: een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een we elijke delictsomschrijving die
wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
Vier componenten (‘vierlagenmodel’)
- Een gedraging (een vorm van handelen of nalaten) onder bepaalde omstandigheden en eventueel met
een bepaald gevolg: Nederland gaat uit van een daadstrafrecht, er moet sprake zijn geweest an een
ac ef optreden of een nalaten om ac ef op te treden tegen een stra are gedraging. Iemand kan aldus
niet stra aar worden gesteld enkel op basis van een inten e of kwaadaardige gedachte die hij of zij
hee gehad.
- Die valt binnen de grenzen van een we elijke delictsomschrijving: dit vereiste impliceert het
legaliteitsbeginsel. Iemand kan alleen stra aar worden gesteld voor het plegen van een stra aar feit
dat in de wet staat. Er is aan dit vereiste voldaan zodra alle bestanddelen van de we elijke
delictsomschrijving zijn vervuld. De OvJ dient deze bestanddelen ook in de tenlastelegging op te nemen.
- Die wederrechtelijk is (vereiste ziet alleen op de gedraging/daad): zodra is vastgelegd dat de verdachte
een stra aar feit hee gepleegd, hoe dat nog niet te betekenen dat de verdachte stra aar kan worden
gesteld. De gedragen moet ook wederrechtelijk zijn. Doorgaans betekent dit dat de gedraging in strijd
met het objec eve recht is. Men gaat er dus vanuit dat de wederrechtelijkheid aanwezig is, tenzij er een
indica e bestaat voor het tegendeel. Er is sprake van een dergelijke indica e, indien wordt aangetoond
dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond, iets dat de stra are gedraging rechtvaardigt (noodweer
etc.).
- En verwijtbaar is aan de verdachte (vereiste ziet alleen op de persoon/dader): Nederland gaat uit van
een schuldstrafrecht. Dit houdt in dat niemand gestra mag worden zonder dat hij (een bepaalde mate
van ) schuld hee . Dese schuld wordt aangeduid met de term verwijtbaarheid. Verwijtbaarheid is
aanwezig wanneer iemand een reel gedragsalterna ef had. Vraag je bij dit vereist dus af of de verdachte
redelijkerwijs een andere op e had dan het voertreden van de wet. Net als bij wederrechtelijkheid wordt
ook verwijtbaarheid verondersteld aanwezig zijn. Alleen als iemand het tegendeel bewijst, wordt dit in
twijfel gebracht. Dit kan worden gedaan door aan te tonen dat sprake is van een schulduitslui ngsgrond,
zoals ontoerekeningsvatbaarheid.
Onderscheid bestanddelen en elementen (bepalend voor einduitspraak)
Bestanddelen, onderdelen van een delictsomschrijving; te vinden in de we ekst van de delictsomschrijving.
- hiermee wordt gedoeld op het tweede component van het stra are feit: de we elijke
delictsomschrijvingmi
tifift ti fbtti ffi tifbfb
ttift ft titi ti tift tt fb ti ft ti fb fb fb titttt tt tt fb fbti
, De delictsbestanddelen zijn op te delen in objec eve en subjec eve delictsbestanddelen:
• Objec eve delictsbestanddelen, zien op de objec eve feiten in de delictsomschrijving en zien dus niet op
de geestesgesteldheid van de dader. Voorbeelden zijn:
1. Een gedraging (handelen of nalaten)
2. Gevolg van de gedragen, zoals de dood (dit kan strafverhogend of strafverlagend zijn)
3. Begeleidende omstandigheden (bijvoorbeeld een goed dat toebehoort aan de ander)
4. Wederrechtelijkheid
5. Bijkomende omstandigheid
6. Soms kan een bestanddeel ook geobjec veerd zijn. Dit is het geval wanneer het bestanddeel wel in
de delictsomschrijving staat, maar de opzet hier niet op gericht is. Bij bijvoorbeeld mishandeling de
dood ten gevolge hebbende is de dood een geobjec veerd bestanddeel -> de opzet zit hier niet op.
• Subjec eve delictsbestanddelen, zien juist op de geestesgesteldheid van de dader. Voorbeelden zijn:
1. Een schuldbestanddeel (opzet of culpa)
2. De kwaliteit of hoedanigheid van de dader (sommige stra are feiten kunnen alleen gepleegd
worden door een bepaald persoon, zoals ene ambtenaar).
Elementen, zijn ongeschreven voorwaarden voor stra aarheid.
- hiermee word in beginsel gedoeld op de derde en vierde component van het stra are feit:
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid
- let wel op: wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid kunnen ook in de we elijke delictsomschrijving
worden opgenomen.
Het rechterlijk beslissingsschema van Art. 350 Sv
Als er voldaan is aan alle formele vragen van art. 348 Sv, de materiële vragen van art. 350 Sv. De vier
componenten van het stra aar feit komen hierin terug.
Vraag 1: Is het ten laste gelegde feit bewezen verklaard?
De OvJ moet alle bestanddelen van de desbetre ende we elijke delictsomschrijving in de tenlastelegging
verwerken. Alle bestanddelen moeten op grond van het we elijk bewijsrecht, dus met we ge
bewijsmiddelen (art. 338 Sv en verder), én op grond van de overtuiging van de rechter bewezen worden
verklaard -> kan dit niet?, volgt er vrijspraak.
Vraag 2: Is het feit stra aar?
Dit is onder te verdelen in de volgende twee vragen.
• Vraag 2a: Kan het bewezenverklaarde worden gekwali ceerd?
De OvJ zal de bestanddelen van een bepaalde we elijke delictsomschrijving, welke volgens hem zijn
vervuld, normaal gesproken in de tenlastelegging hebben verwerkt. Als dit netjes is gedaan, is het
bewezenverklaarde gekwali ceerd. Hee de OvJ niet alle bestanddelen opgenomen, is er sprake
van verzuim. In dat geval kan het bewezenverklaarde niet worden gekwali ceerd en volgt ontslag
van alle rechtsvervolging.
• Vraag 2b: Is het feit ook in casu stra aar? (objec eve kant van het stra are feit)
Dit is een vraag naar de wederrechtelijkheid. Dit wordt verondersteld aanwezig te zijn, tenzij word
aangetoond dat er een rechtvaardigingsgrond aanwezig is. In dat geval zal ontslag van alle
rechtsvervolging volgen.
Vraag 3: Is de verdachte stra aar? (subjec eve kant van het stra are feit)
Dit een vraag naar de verwijtbaarheid. Dit wordt verondersteld aanwezig te zijn, tenzij wordt aangetoond
dat er een schulduitslui ngsgrond aanwezig is (bvb. ontoerekeningsvatbaarheid). In dat geval zal ontslag
van alle rechtsvervolging volgen.
Vraag 4: Straf/maatregel
De rechter zal vervolgens een straf en/of maatregel opleggen of de verdachte schuldig verklaren zonder
oplegging van een straf en/of maatregel (art. 9a Sr). Een voorwaarde is dat de rechter pas aan vraag vier
toekomt, als de eerste drie vragen van art. 350 Sv beves gend zijn beantwoord. Uitzondering: rechter kan
een tbs-maatregel opleggen, wanneer de verdachte ontslagen is van alle rechtsvervolging vanwege
ontoerekenbaarheid.
titi fb
ti fb fb fifb ti ti ff
tifttiti ti fbfiti fb
tttt tt ti fb fb
tt fbfi tti
, Soorten delicten
Misdrijven en overtredingen: of een stra aar feit een misdrijf of een overtreding is, is a ankelijk van het
stra are feit. Misdrijven zijn over het algemeen erns ger dan overtredingen. Je hoe dit gelukkig zelf niet
te beoordelen, aangezien de wetgever bij de stra epalingen hee aangegeven of een feit een misdrijf of
overtreding is.
Doleuze misdrijven = misdrijven met opzet als bestanddeel. Voorbeeld: als ‘opze elijk’ in de we elijk
delictsomschrijving staat. Let op, opzet kan ook ingeblikt zijn in een bestanddeel.
Culpoze misdrijven = misdrijven met schuld (culpa) als bestanddeel. Voorbeeld: als ‘aan schuld te wijten’ in
de we elijke delictsomschrijving staat.
Materieel omschreven delict = het handelen is naar het gevolg omschreven. Voorbeeld: dood door schuld.
Formeel omschreven delict = het handelen is in de delictsomschrijving scherp getypeerd/speci ek
aangeduid. Voorbeeld: diefstal.
Commissiedelict = de gedraging betre een ‘handelen’. Het uitgangspunt is dat er sprake is van een
‘gewilde spierbeweging’. Een delict waar je jezelf schuldig aan maakt als je doet wat in de
delictsomschrijving staat. Voorbeeld art. 310 Sr (diefstal). Als Klaas iets steelt, dan doet hij een bepaalde
handeling die verboden is, namelijk stelen.
Omissiedelict = de gedraging betre een ‘nalaten’. In dit geval wordt rechtsplicht tot handelen van de
verdacht gevergd. Een delict waar je jezelf schuldig aan maakt als je juist niet doet wat je moet doen.
Voorbeeld: art. 444 Sr (wegblijven als getuige). Als je als getuige niet komt opdagen, ben je stra aar en krijg
je een boete, Stel, je bent getuige van de moord op Willem en wordt daarom opgeroepen, maar inslaat van
naar de rechtszaak te komen blijf je thuis Ne lixen, dan ben je stra aar.
- Oneigenlijk omissiedelict = een delict dat volgens de we elijk omschrijving opgeschreven is als een
commissiedelict (waarbij je een handeling moet verrichten om stra aar te zijn), maar waarbij deze verricht wordt
door juist iets niet te doen. Voorbeeld: de ouder die zijn kind om het leven brengt door hem of haar geen eten te
geven.
Het legaliteitsbeginsel
Materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel, in art. 1 Sr: “Geen feit is stra aar dan uit kracht van een daarna
voorafgaand we elijke stra epaling”.
- We en kunnen in materiële zin de grondslag vormen van strafrechtelijk aansprakelijkheid,
stra epalingen kunne ook in algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke
verordeningen staan, mits die een basis hebben in een wet in formele zin (ze kunnen slechts
overtredingen stra aar stellen).
Grondslagen legaliteitsbeginsel:
1. Ten eerste op het schuldbeginsel. Dit beginsel bepaalt dat niemand mag worden bestra , indien hij niet
wist of kon weten dat zijn gedrag verboden was. We en kunnen daarom pas in werking treden
wanneer zij op de bij de wel geregeld wijze bekend zijn gemaakt (art. 88 Grondwet). Wanneer een mens
de voor-en nadelen afweegt van bepaald gedrag, speelt een duidelijke, voorafgaande we elijke
stra edreiging een belangrijke rol.
2. Ten tweede is de rechtsstaatgedachte van groot belang. Elke machtsuitoefening door of namens de
overheid behoort te zijn gebaseerd op jdig uitgevaardigd rechtsregels (democra sche legi ma e). Dit
is belangrijk omdat overheidsbevoegdheden ingrijpend kunnen zijn voor burgers.
3. Ten derde kan de rechtszekerheid gezien worden als overkoepelend belang. De verdachte moet kunnen
voorzien hoe de overheid op bepaald gedrag zal reageren. Dit vergt jdige regelgeving die van goed
kwaliteit is. Tegelijker jd wordt ook van burgers gevergd dat zij zich inspannen hun uiterst best te doen
om de zin, strekking en geldingswijze van strafrechtelijke normstellingen te kennen.
Deelnormen van het legaliteitsbeginsel:
• Verbod van terugwerkende kracht (nulla poena sine lege praevia), dit houdt in dat men niet kan worden
gestra voor iets waarvan men ten jde van het begaan van het delict niet kon weten dat het stra aar
was, omdat het toen nog niet stra aar was gesteld. Dit verbod is van toepassing bij nieuwe
stra aarstellingen en aanpassingen in bestaande wetgeving, rechterlijke uitbreidingen van de
strafrechtelijke aansprakelijkheid en veranderingen in regels over hoogte en soort sanc es. Klassieke
grondslagen van het legaliteitsbeginsel: rechtszekerheid, preven e en schuldgezichtsbeginsel impliceren
ttfb tt
ft tt fb ti fb fbftti ftti fb tf fb ttttti fb tiftfbti fb ttti ft tiftfhtt ti fb
fititt fb
, dat strafwetgeving geen terugwerkende kracht mag hebben, voor zover dit in het nadeel van de
verdachte is. Veranderingen die in het voordeel van de verdachte werken mogen wel worden toegepast
(zie art. 1 lid 2 Sr) -> de rechter moet uitgaan van de wetgeving die bestond op het jds p waarop het feit
is begaan (volgens de tenlastelegging).
• Lex scripta - Lex certa: Gebod van toegankelijke en scherpe normen, de rechtszekerheid vergt dat
delictsomschrijvingen toegankelijk en geschreven moeten zijn (lex scripta-beginsel) en voldoende
duidelijk en precies (lex certa-beginsel). Het lex certa-beginsel ligt besloten in het legaliteitsbeginsel. Dit is
niet alleen van belang voor rechtssubjecten, maar ook voor de overheid zelf. Als wetgeving te vaag en
complex is, zal de strafvervolging namelijk minder snel succesvol zijn. Open en vage normen zijn echter
onvermijdelijk.
• Verbod van te extensieve en analogische interpreta e, bij sommige delictsbestanddelen is er ruimte oor
interpreta e door de rechter. Het legaliteitsbeginsel stelt echter grenzen aan deze vrijheid: de rechter
mag bij de interpreta e van een wetsar kel niet te ver afwijken van de tekst en betekenis van dit
wetsar kel. Doet hij dit wel dan kan er sprake zijn van een analogische interpreta e. Dit houdt in dat uit
een bestaand we elijk voorschri een grondregel gedes lleerd is en toegepas wordt op een geval dat
strikt genomen niet onder dit voorschri valt, maar dat niet essen eel verschilt van een geval waarvoor
het voorschri bedoeld is. Dit is in strijd met de scheiding der machten en democra sche legi ma e,
aangezien de rechter zo riskeert op de stoel van de wetgever te gaan zi en. Onder omstandigheden kan
een extensieve interpreta e aanvaardbaar zijn. Hierbij wordt een rechtsregel ruim uitgelegd, maar
zodanig dat het ‘taalkundig binnen de bewoordingen van de delictsomschrijving blij ’.
- Ondanks de grenzen, moet de rechter wel vaak interpreteren. Hiervoor gelden de volgende
interpreta emethoden:
1. Gramma cale interpreta emethode: hierbij wordt gekeken naar de precieze bewoording van de
wet. Er wordt een beroep gedaan op de le erlijke betekenis van de woorden in het wetsar kel
(naar alledaags taalgebruik).
2. Wetshistorische interpreta emethode: met deze interpreta emethode wordt er vooral gekeken
naar de bedoelingen van de wetgever zoals deze blijken uit de memorie van toelich ng bij het
ontwerpen van het wetsar kel.
3. Teleologische interpreta emethode: het speerpunt voor deze interpreta emethode is het doel van
het wetsar kel (telos). Het gaat dan om een uitleg naar huidige of gewijzigde opva ngen en
omstandigheden.
4. Wetssystema sche interpreta emethode: deze interpreta emethode ziet op de uitleg van een
bepaling in samenhang met andere bepalingen in hetzelfde rechtsgebied of met het recht als
geheel. De vraag welke betekenis aan woorden uit een ar kel moet worden toegekend, kan worden
beantwoord door de woorden in verband te brengen met de bredere context waarvan ze deel
uitmaken, met het stelsel of systeem van de wet
ti tititi ft
ti tt ti titititi ti ft ft
ti tt ti titititi ti ttti titti
titift ti ti ti ti