100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting theorieën Kinder- en Jeugdpsychopathologie GGZ2021 €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting theorieën Kinder- en Jeugdpsychopathologie GGZ2021

 0 keer bekeken  0 keer verkocht

Dit document bevat een samenvatting van alle theorieën die aan bod zijn gekomen in het blok Kinder- en Jeugdpsychopathologie en kan gebruikt worden ter voorbereiding op de onderwijsgroepen en het tentamen. Tentamencijfer = 9.3

Voorbeeld 4 van de 66  pagina's

  • 16 januari 2025
  • 66
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (17)
avatar-seller
eamgx
Taak 1: Cognitieve ontwikkeling
Wat zijn de basiskenmerken/assumpties van de theorie van Piaget?

Piaget combineerde zoölogie en epistemologie tot de genetische epistemologie -> hij begon met
observeren van zijn eigen kinderen en later grotere groepen kinderen d.m.v. de klinische methode =
een flexibele vraag-en-antwoord techniek die hij gebruikte om te ontdekken hoe kinderen van
verschillende leeftijden verschillende problemen oplosten en dachten over alledaagse onderwerpen

 Klinische-idiografische onderzoeksmethode = gedetailleerd onderzoek doen bij klein aantal
proefpersonen in proefsituaties. De experimentator observeert de kinderen en houdt daarbij
steeds rekening met de werkhypothese die hij wil toetsen door in te spelen op wat het kind laat
zien. De gegevens moeten minutieus geanalyseerd worden
 Op basis van deze observaties formuleerde Piaget zijn theorieën over intellectuele groei

Intelligentie volgens Piaget = een elementaire levensfunctie die het organisme helpt zich aan te passen
aan de omgeving. Het is een vorm van evenwicht waarnaar alle cognitieve structuren neigen.

 Intellectuele activiteit wordt ondernomen om een evenwichtige/harmonieuze relatie te
produceren tussen iemands denkprocessen en de omgeving -> cognitief evenwicht wordt
bereikt d.m.v. equilibratie

Kinderen zijn actieve en nieuwsgierige ontdekkers die steeds worden uitgedaagd door veel nieuwe
stimuli en gebeurtenissen die echter niet gelijk worden begrepen, maar deze (cognitieve)
onevenwichtigheden tussen de denkwijzen van kinderen en gebeurtenissen in de omgeving zouden de
kinderen aanzetten tot mentale aanpassingen die hen in staat stellen om te gaan met nieuwe
raadselachtige ervaringen -> cognitieve evenwicht wordt hersteld

Piaget stelt dus dat mismatches tussen iemands interne mentale schema’s (bestaande kennis) en de
externe omgeving zorgen voor de stimulatie van de cognitieve activiteit en intellectuele groei.

 Piaget beschreef het kind als een constructivist = individu dat reageert op nieuwe objecten en
gebeurtenissen en daardoor enig begrip krijgt van hun essentiële kenmerken
o Piaget stelt hierbij dat als kinderen iets willen weten, ze deze kennis zelf moeten
construeren.
o De constructies/interpretaties die kinderen van de werkelijkheid maken, zijn afhankelijk
van de kennis die ze hebben -> hoe onvolwassener het cognitieve systeem, hoe
beperkter de interpretaties
 Kinderen maken dus andere interpretaties dan volwassenen

Piaget’s kenmerken van de cognitieve ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling = veranderingen die plaatsvinden in de mentale vaardigheden van kinderen in
loop van de tijd -> volgens Piaget gebeurt dit door de verfijning en transformatie van mentale
structuren/schema’s:

 Schema’s/cognitieve structuren = een georganiseerd patroon van denken/handelen dat wordt
gebruikt om een bepaald aspect van ervaring te verwerken/verklaren -> in feite representaties
van de werkelijkheid die ten grondslag liggen aan intelligentie:
o De vroegste schema’s worden tijdens kindertijd gevormd (motorische gewoonten zoals
grijpen), maar later in de kindertijd nemen deze schema’s de vorm aan van handelingen
in het hoofd die kinderen in staat stellen informatie te manipuleren en logisch na de
denken over alledaagse problemen
 Kinderen betreden de wereld met een aantal reflexen waarmee ze de omgeving
interpreteren en hier liggen schema’s aan ten grondslag, maar Piaget beweerde
echter dat kinderen geen aangeboren kennis/ideeën over de werkelijkheid hebben
o Op elke leeftijd wordt op de huidige cognitieve schema’s vertrouwd

,Piaget stelt dat alle schema’s ontstaan door de werking van twee aangeboren intellectuele processen:

1. Organisatie = proces waarbij kinderen bestaande schema’s combineren tot nieuwe en
complexere intellectuele schema’s
o Dit proces is onveranderlijk. Cognitieve schema’s kunnen wel verschillende vormen
aannemen in verschillende ontwikkelingsfasen
o Piaget geloofde dat kinderen voortdurende bezig zijn met organisatie
o Is het doel van adaptatie
2. Adaptatie = proces van aanpassen aan de eisen van de omgeving via 2 complementaire
activiteiten:
a. Assimilatie = proces waarbij kinderen nieuwe ervaringen proberen te interpreteren in
termen van hun bestaande schema’s van de wereld
 Nieuwe ervaringen kunnen moeilijk te interpreteren zijn in termen van bestaande
schema’s
b. Accommodatie = proces van aanpassen van bestaande structuren om rekening te
houden met nieuwe ervaringen

Volgens Piaget werken assimilatie en accommodatie samen om cognitieve groei te bevorderen ->
treden niet altijd in gelijke mate op, maar similaties van ervaringen die niet passen in bestaande
schema’s, leiden tot nieuwe cognitieve conflicten en vragen om aanpassingen -> gevolg =
aanpassing/staat van evenwicht tussen schema’s en omgeving.

Piaget stelde dat zowel biologische als psychologische systemen zich evolueren naar adaptie en
evenwicht d.m.v. assimilatie en accommodatie = holistisch-organismisch wereldbeeld -> gaat uit van
zelfsturende organisme dat op basis van interactie van rijpingsprocessen en ervaringen met de
omgevingen zich steeds verder ontwikkelt in discontinue stadia -> alles hangt met elkaar samen

Cognitieve ontwikkeling = een actief proces waarin kinderen nieuwe ervaringen zoeken en assimileren,
hun cognitieve structuren aan deze ervaringen aanpassen en wat ze weten in nieuwe en complexere
schema’s organiseren.

 Equilibratie -> assimilatie -> accommodatie -> organisatie

Wat zijn de stadia van Piaget’s cognitieve ontwikkeling?

Piaget identificeerde 4 stadia van cognitieve ontwikkeling die kwalitatief verschillende niveaus van
functioneren vertegenwoordigen. Piaget noemde dit een invariante ontwikkelingsvolgorde = alle
kinderen doorlopen de stadia in dezelfde volgorde en stadia kunnen niet worden overslagen, omdat elk
opeenvolgend stadium voortbouwt op verworvenheden van het vorige stadium. Piaget erkende wel:

 Individuele verschillen in de leeftijd waarop kinderen een bepaald stadium binnengaan/verlaten
-> leeftijdsnormen zijn ruwe benaderingen
 Culturele en andere omgevingsfactoren kunnen de snelheid van intellectuele groei
versnellen/vertragen

Sensorimotorische periode 0-2 jaar
Primaire  Omgeving verkennen door coördineren van sensorische input en motorische
schema’s vaardigheden
o Begint met aangeboren reflexen tijdens geboorte
o Einde periode: complexe sensorimotorische coördinaties
Grote  Verwerven van primitief gevoel van zelf en anderen
ontwikkelinge  Leren dat objecten blijven bestaan als ze uit zicht zijn = objectpermanentie
n  Internaliseren van gedragsschema’s om beelden/mentale schema’s te
produceren


Tijdens deze periode coördineren zuigelingen zintuigelijke input en motorische capaciteiten waarbij ze
gedragsschema’s vormen die hen in staat stellen om de omgeving te verkennen:

 Reflexieve wezens -> planmatige probleemoplossers/reflectief wezen

,  Periode bestaat uit 6 substadia

In deze periode zijn er 3 belangrijke aspecten:

1. Probleemoplossende vaardigheden
2. Imitatie:
 Volgens Piaget zijn zuigelingen niet in staat om nieuwe reacties van een model te
imiteren totdat ze 8-12 maanden oud zijn + de imitatieschema’s zijn vrij onnauwkeurig -
> precieze imitaties van eenvoudige acties kunnen dagen/weken oefening vragen
 Vrijwillig imitatie wordt preciezer op leeftijd van 12-18 maanden
 Op 18-24 maanden verschijnt uitgestelde imitatie = het vermogen om gedrag van een
gestuurd model te reproduceren door mentale symbolen/beelden van het gedrag van
een model te construeren in het geheugen en op te slaan om het later op te kunnen
halen -> symbolische representatie
 Kritiek: andere onderzoekers stellen dat de uitgestelde imitatie en dus de symbolische
representatie veel eerder begint -> stelt Piagets beschrijving van het niet-symbolische
sensorimotorische kind ter discussie
3. Groei van object concept = idee dat objecten blijven bestaan wanneer ze niet langer zichtbaar
of waargenomen kunnen worden door zintuigen -> jonge kinderen vertrouwen erg op hun
zintuigen en motoriek waardoor ze geloven dat objecten alleen bestaan als ze deze direct
kunnen waarnemen of ernaar wordt gehandeld.
 Kinderen van 1-4 maanden gaan niet op zoek naar interessante voorwerpen die
onzichtbaar zijn
 Baby’s van 4-8 maanden zullen speelgoed waarnemen dat gedeeltelijk verborgen is
onder of onder een halfdoorzichtige hoes is geplaatst, maar zullen dit niet doen bij
volledig verborgen voorwerpen
 Rond 8-12 maanden verschijnen duidelijke tekenen van objectconcept, maar is nog niet
compleet -> zoeken naar verborgen voorwerp waar het eerder is gevonden i.p.v. waar
het voor het laatst gezien is -> A-not-B error = voorwerpen worden als afhankelijk van
gedrag beschouwd, i.p.v. onafhankelijk van eigen activiteit
 Tussen 12-18 maanden wordt objectconcept beter -> peuters volgen zichtbare
bewegingen van object en zoeken op plek waar het laatst gezien is, maar nog niet
volledig -> onzichtbare verplaatsingen worden nog niet begrepen
 18-24 maanden: kinderen kunnen onzichtbare verplaatsingen mentaal voorstellen en
deze mentale gevolgtrekkingen gebruiken om te zoeken naar verdwenen voorwerpen ->
kind begrijpt volledig dat objecten een permanent karakter hebben

Neo-nativisme en theory theories
Neo-nativisme = theorie die stelt dat cognitieve kennis is aangeboren en dat manieren van
informatieverwerking ook vastliggen bij de geboorte -> baby’s worden dus geboren met enige kennis
over de fysieke wereld die minder tijd en ervaring vereist dan Piaget stelt.

 Objectbegrip is aangeboren en vereist weinig ervaring om te uiten -> hoeft niet geconstrueerd
te worden
 Anderen beweren ook dat zuigelingen niet alleen meer weten over fysieke eigenschappen
objecten, maar dat ze vanaf de eerste levensmaanden symbolische wezens zijn
 De resultaten uit verschillende onderzoeken die Piaget’s standpunt ter discussie stellen,
suggereren een aanzienlijk grotere kwantitatieve (symbolische) kennis bij jonge kinderen dan
door Piaget wordt voorgesteld.

Theory theories = theorieën die constructivisme en neo-nativisme combineren -> kinderen
ontwikkelen, testen en veranderen theorieën

 Basisidee = zuigelingen zijn vanaf de geboorte voorbereid om bepaalde klassen van informatie
te begrijpen, zoals neo-nativisten voorstellen, maar dergelijke aangeboren kennis is onvolledig
en vereist ervaring om de werkelijkheid te construeren, zoals Piaget voorstelde

, o Dit doen zuigelingen door theorieën over de werkelijkheid te construeren en deze te
testen en aan te passen, totdat modellen in hun hersenen lijken op de manier waarop de
wereld in elkaar zit
o De ontwikkelingsverandering volgens deze theorieën is vergelijkbaar met de theorie die
Piaget beschrijft: er wordt meestal een patroon gezien waarin het kind enige tijd
vasthoudt aan een bepaalde reeks voorspellingen en interpretaties en vervolgens komt
er een periode van desorganisatie waarin de theorie in een crisis verkeert en uiteindelijk
ontstaan er nieuwe en stabiele theorieën -> lijkt op concept van equilibratie.

Preoperationele fase (2-7 jaar)
Primaire  Gebruik van symboliek (beelden en taal) om verschillende aspecten van
schema’s de omgeving voor te stellen en te begrijpen
 Reageren op objecten en gebeurtenissen op basis van hoe dingen lijken te
zijn
 Denken is egocentrisch -> denken dat iedereen de wereld ziet zoals jij dat
doet
Grote Kinderen worden fantasierijk in spelactiviteiten en beginnen langzaam in te zien
ontwikkelingen dat anderen de wereld niet altijd hetzelfde begrijpen als zij.

Deze periode wordt gekenmerkt door de komst van de symbolische functie = het vermogen om één
ding (woord/voorwerp), voor iets anders te laten staan of te vertegenwoordigen.

 Het erkennen van de kennis dat een entiteit (iets dat men kan beschrijven) voor iets anders kan
staan dan voor zichzelf = representational insight
 Kennis is de meest duidelijke vorm van symbolisme die kinderen vertonen
o Op leeftijd van 18 maanden komen ze op het punt dat ze andere tekenen van symboliek
vertonen, zoals innerlijke experimenten = 2 of meer woorden combineren om
eenvoudige zinnen te vormen
 Volgens Piaget bevordert de cognitieve ontwikkeling de taal en niet andersom ->
taal weerspiegelt alleen wat het kind al weet
è Nieuwe opvattingen over symboliek: dual representation = het vermogen om op twee
verschillende manieren tegelijk over een object te denken -> verbetert aanzienlijk tussen 2.5-3
jaar, maar blijft voorlopig en kan verstoord worden. Verbetert aanzienlijk in de kleuterjaren.

Een tweede kenmerk is de opkomst van fantasiespel/symbolisch spel -> hiermee ontwikkelen jonge
kinderen kennis over mensen, objecten en acties waarmee ze representaties van de wereld
ontwikkelen.

Tekortkomingen in preoperationeel redeneren
Piaget geloofde dat kinderen in deze fasen nog niet de operationele schema’s hebben die hen in staat
stellen logisch te denken.

è Zo geven jonge kinderen vaak blijk van animisme = leven en levensechte eigenschappen
toeschrijven aan levenloze objecten

De meest opvallende tekortkoming is echter egocentrisme = neiging om wereld vanuit eigen
perspectief te bekijken en moeite hebben met het herkennen van een ander perspectief, namelijk het
standpunt van een ander -> draagt ook bij aan de andere intellectuele tekortkomingen in deze periode

è De egocentrische focus maakt het voor jonge kinderen bijna onmogelijk om schijn van
werkelijkheid te onderscheiden = appearance/reality distinction -> jonge kinderen falen hier
vaker in, omdat zij nog niet genoeg bezig zijn met dual encoding = op verschillende manieren
tegelijk kijken naar één object

Kinderen worden in de loop van de jaren minder egocentrisch, maar hun denken vertoont nog steeds
een aantal beperkingen. Piaget beschreef hun denken als intuïtief omdat hun begrip van objecten en
gebeurtenissen nog steeds gecentreerd is, d.w.z. gebaseerd op hun meest opvallende perceptuele
kenmerk = de manier waarop dingen lijken te zijn i.p.v. logische of rationele denkprocessen -> intuïtief
redeneren

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper eamgx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 59063 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd