Ontwikkelingspsychologie 2020 – Robert S. Feldman
Hoofdstuk 1
Continue verandering:
Verwijst naar geleidelijke, kwantitatieve veranderingen in de ontwikkeling
Discontinue verandering:
Verwijst naar een kwalitatieve ontwikkeling en treedt op in stadia, zoals die van Piaget
Gevoelige periode:
Een tijdsperiode waarin een individu extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden, dit is
cruciaal voor specifieke ontwikkelingsprocessen
Plasticiteit:
Vermogen van de hersenen en andere systemen om zich aan te passen of te veranderen in
reactie op ervaringen of schade
Hoofdstuk 2
Ontwikkelingspsychologie:
De studie van fysieke, cognitieve, sociaal-emotionele en persoonlijkheidsveranderingen
gedurende de levensloop
Vier thematische gebieden: fysiek, cognitief, sociaal-emotioneel, persoonlijkheid:
Fysiek; lichamelijke groei en veranderingen, cognitief; denken leren geheugen en taal,
sociaal-emotioneel; relaties emoties en sociale interacties, persoonlijkheid; individuele
karakteristieken en identiteit
Experimenteel onderzoek:
Een onderzoek benadering waarbij variabelen gecontroleerd en gemanipuleerd worden om
causale relaties te identificeren
Longitudinaal onderzoek:
Onderzoek waarbij dezelfde groep mensen over een langere periode wordt gevolgd om
veranderingen in ontwikkeling te bestuderen
Hoofdstuk 3
Zygote tweeling:
Tweelingen die ontstaan door splitsing van een enkele bevruchte eicel
Monozygote tweeling:
Identieke tweelingen, afkomstig van één bevruchte eicel die zich splitst
Dizygote tweeling:
Twee-eiige tweelingen, ontstaan uit twee afzonderlijke eicellen bevrucht door twee
zaadcellen
Erfelijkheid:
De mate waarin genetische factoren bijdragen aan individuele verschillen binnen een
bepaalde eigenschap
Nature VS Nurture:
De discussie over de invloed van genetica (nature) versus omgeving (nurture) op
ontwikkeling
Gen-omgevingsinteractie-effecten (actief, passief, evocatief):
Actief; individuen zoeken omgevingen die bij hun genetische aanleg passen, passief; ouders
bieden een omgeving die past bij hun eigen genetica en die van het kind, evocatief;
genetische eigenschappen van een kind roepen reacties uit de omgeving op
Diathese Stress Model:
Stelt dat psychopathologie ontstaat door een interactie tussen aanleg (diathese) en
stressvolle omgevingsfactoren
Differential Susceptibility Hypothese:
Sommige individuen zijn gevoeliger voor zowel positieve als negatieve omgevingsinvloeden
, Madelief, paardenbloem en orchidee kinderen:
Madelief; robuuste kinderen die goed gaan in vrijwel alle omstandigheden, paardenbloem;
kinderen die zich gemiddeld aanpassen, orchidee; kinderen die zeer gevoelig zijn voor
omgevingsinvloeden
Conceptie:
Het moment waarop een eicel bevrucht wordt bevrucht door een zaadcel, wat leidt tot het
begin van een nieuwe zwangerschap
Stadia van prenatale ontwikkeling (germinaal, embryonaal, foetaal):
Germinaal; eerste twee weken na conceptie, embryonaal; 2-8 weken na conceptie en de
organen ontwikkelen zich, foetaal; 8 weken tot geboorte en de groei en verfijning van
systemen
Teratogene effecten:
Schadelijke invloeden van omgevingsfactoren (zoals alcohol en drugs) die de prenatale
ontwikkeling beïnvloeden
Hoofdstuk 4
Apgar score:
Een snelle beoordeling van de gezondheid van een pasgeborene, gebaseerd op
ademhaling, hartslag, spierspanning, reflexen en huidskleur
Vroeggeboorte:
Geboorte voor 37 weken zwangerschap
Postpartumdepressie:
Een langdurige depressieve stemming die sommige moeders ervaren na de bevalling
Premature baby’s:
Baby’s die te vroeg geboren zijn
Baby’s met een laag geboortegewicht:
Baby’s die minder wegen dan 2500 gram bij de geboorte
Groei vertraagde baby’s:
Baby’s die kleiner zijn dan verwacht voor hun zwangerschapsduur
Baby’s met een zeer laag geboortegewicht:
Baby’s die minder dan 1500 gram wegen bij de geboorte
Levensvatbare leeftijd:
De vroegste zwangerschapsduur waarop een baby buiten de baarmoeder kan overleven
(ongeveer 22-24 weken)
Zuigelingensterfte:
Het overlijden van een baby in het eerste levensjaar
Hoofdstuk 5
Groeiprincipes: cefalocaudaal, proximodistaal
Cefalocaudaal; groei verloopt van hoofd naar beneden, proximodistaal; groei verloopt van
binnen (romp) naar buiten (ledematen)
Principe van hiërarchische integratie:
Eenvoudige vaardigheden ontwikkelen eerst en worden later geïntegreerd in complexere
vaardigheden
Onafhankelijkheid van systemen:
Verschillende lichaamssystemen ontwikkelen zich in een ander tempo
Dynamische systeemtheorie:
Ontwikkeling ontstaat uit de interactie tussen genetische, biologische en omgevingsfactoren
Affordances:
De mogelijkheden voor interactie die een omgeving biedt, afhankelijk van de mogelijkheden
van het individu
Reflexen:
Automatische reacties op specifieke stimuli, zoals zuigreflex en grijpreflex