Hoorcollege 2 – aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en wanprestatie –
Bijzondere aansprakelijkheden voor eigen onrechtmatig gedrag. Kwalitatieve
aansprakelijkheden voor schade veroorzaakt door anderen en door zaken e.d.m. (afd.
6.3.2 BW)
Herhaling slot hoorcollege 1 over de causaliteitseis. Hoe bewijs je de causaliteit? Je
hebt de hoofdregel en een heleboel uitzonderingen, waarvan er 3 officieel zijn en 1
inofficieel. Causaliteitseis benadeelde moet causaal verband bewijzen tussen de
onrechtmatige daad die is gepleegd en de schade waarvan hij vergoeding vordert
(hoofdregel).
Alternatieve causaliteit denk aan het DES-arrest. Ging erom dat de producent dan maar
moest bewijzen dat hij niet de oorzaak is, omdat er zoveel producenten waren van die DES-
medicatie.
Omkeringsregel voorbeeld: psychiatrisch ziekenhuis ontslaat patiënt, maar niet de
psychiater doet dat maar een verpleegkundige die daartoe niet bevoegd is. Een derde had
hier last van, want die patiënt ging naar een hotel en steekt het hotel in brand. Hoteleigenaar
spreekt het ziekenhuis aan. Hier is omkeringsregel van toepassing, waarom? Aan de twee
cumulatieve eisen die daaraan worden gesteld is voldaan. In eerste plaats heeft het
ziekenhuis hier een norm overtreden die ertoe strekt een specifiek schadegevaar te
voorkomen, het ging hier over de categorie patiënt die potentieel gevaarlijk was. En
vervolgens is dat specifieke schadegevaar ook ingetreden. Dan is er een vermoeden van
causaal verband en zal het ziekenhuis aan dat vermoeden twijfel moeten zaaien. Ze hoeven
dus alleen twijfel te zwaaien om het vermoeden te krachten, dat is dus beter dan
bijvoorbeeld bij alternatieve causaliteit waar tegenbewijs geleverd moet worden. Ziekenhuis
probeerde vermoeden te ontkrachten, door middel van diverse psychiaters te laten beslissen
over dezelfde situatie, welke aangaven dat ze de patiënt ook zouden laten gaan en daardoor
werd aan het vermoeden van causaliteit ontsnapt.
Proportionele aansprakelijkheid situaties als die waarin Karenes (?) verkeerde toen hij
de fabriekspoort bij het bedrijf Nevalit achter zich dicht had geslagen, hij was klaar met zijn
werkzaamheden en met pensioen was gegaan. Vervolgens kreeg hij longkanker, Karenes
heeft Nevalit aansprakelijk gesteld, omdat hij wist dat hij aan asbest was blootgesteld tijdens
de werktijd op de werkplek. Maar werkgever gaf aan dat Karenes ook een forse roker is, dus
misschien komt het door het roken. De HR heeft toen besloten dat werkgever aansprakelijk
is naar mate van de kans dat de blootstelling aan asbest op de werkplek oorzaak van de
schade is.
Nog een andere uitzondering: de verlies van een kans op voordeel benadering van
schade. Voorbeeld: gaat over iemand die belastingadvies inwint, bij een belastingadviseur.
Adviseur zegt je moet A doen, maar hij had moeten zeggen je kunt ook B doen en B gaf ook
een kans aan die belastingplichtige die om advies vroeg om te ontsnappen aan een
belastingaanslag. Dus die adviseur die A aangaf, had ook B moeten aangeven. HR gaf aan,
persoon heeft schade geleden doordat hij advies B niet heeft gekregen, hij heeft een kans op
voordeel aan zijn neus voorbij heeft zien gaan. Die kans was bijvoorbeeld 40% die hij anders
had teruggekregen bij de belastingaangifte, dan krijgt hij dus 40% aan schade vergoed. In
deze casu had de mogelijkheid kunnen bestaan om gebruik te maken van proportionele
aansprakelijkheid eis, maar van de HR mag dit niet in situaties waarin een norm is
geschonden die alleen strekt tot bescherming van vermogensschade.
Een viertal bijzondere aansprakelijkheden voor eigen onrechtmatig gedrag
Hierna komt een viertal bijzondere aansprakelijkheden voor eigen onrechtmatig gedrag aan
de orde, namelijk:
1) onrechtmatig gedrag in groepsverband (art. 6:166 jo art. 6:162 BW);
1
, 2) aansprakelijkheid van rechtspersonen i.g.v. ‘vereenzelviging’ van onrechtmatig
gedrag van natuurlijk persoon met dat van rechtspersoon (art. 6:162 BW)
3) aansprakelijkheid van de overheid voor onrechtmatig gedrag en soms gedrag dat op
zich rechtmatig is (art. 6:162 BW)
4) aansprakelijkheid voor gedrag i.s.m. het recht van de Europese Unie
Ad 1) Aansprakelijkheid voor onrechtmatig gedrag in groepsverband
Voor het geval één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt,
is elk van de personen van deze groep hoofdelijk aansprakelijk indien ‘de kans op het aldus
toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in
groepsverband’ en ‘deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend’ (art. 6:166 lid 1
BW).
Deze bepaling:
biedt een norm ter beoordeling van de onrechtmatigheid van gedrag in
groepsverband: ‘de kans op het aldus toebrengen van schade had deze personen
behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband’;
heft de (vierde) aansprakelijkheidseis op dat tussen het gedrag van diegene die door
benadeelde tot vergoeding van diens schade wordt aangesproken en deze schade
‘oorzakelijk verband’ bestaat, op (‘Je was erbij, dus je bent erbij’).
Deze norm behelst slechts een herhaling van het tweede ‘Kelderluik’ –gezichtspunt (zie
slides week 1), de opheffing van de eis van oorzakelijk verband zet echter zoden aan de dijk:
Eén jongen van groep 15-jarige jongens die voetbalt op openbare weg, schopt bal zo dat
deze voorbij rijdende fietser raakt die dientengevolge gewond raakt; alle voetbalspelers zijn
hoofdelijk aansprakelijk
Zie HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914 voor arrest waarin art. 6:166 BW
terughoudend werd toegepast in een geval waarin deelname aan criminele
organisatie i.d.z.v. art. 140 W.v.Sr. bewezen was: dat bepaalde deelnemers aan deze
organisatie diverse qua tijd en plaats uiteenlopende ladingdiefstallen uit
vrachtwagens pleegden, impliceert niet dat de kans op het het aldus toebrengen van
schade de deelnemers aan deze organisatie had behoren te weerhouden van alle
gedragingen in groepsverband; voor deze aansprakelijkheid is vereist dat de
aangesproken deelnemer een concrete bijdrage heeft geleverd aan de gedragingen
in groepsverband
Ad 2) Aansprakelijkheid voor rechtspersonen voor gedrag natuurlijk persoon o.g.v.
vereenzelviging
Onrechtmatig gedrag van bepaalde natuurlijke personen in kader vervulling van hun functie
binnen rechtspersoon wordt soms met gedrag van rechtspersoon ‘vereenzelvigd’, zodat
rechtspersoon dan ex art. 6:162 BW voor eígen onrechtmatig gedrag aansprakelijk wordt
gehouden.
Deze ‘vereenzelviging’ vindt met name plaats wanneer een ‘orgaan’ van rechtspersoon in
kader vervulling functie een o.d. begaat:
directie van BV laat giftig gips dumpen (vgl. HR 14 april 1989, NJ 1990, 712
(Benckiser);
de enig directeur van een BV die koelcellen huurt sluit directeur van BV die deze
cellen verhuurt, hierin op (HR 25 juni 2000, NJ 2000, 33).
- Vraag: Waarom is BV in deze gevallen niet o.g.v. ‘vertegenwoordiging’ (art.
3:66 lid 1 BW) gebonden?
N.B.: Voor vereenzelviging is niét vereist dat een ‘orgaan’ van rechtspersoon onrechtmatig
heeft gehandeld: daartoe is voldoende dat gedrag van natuurlijk persoon ‘in maatschappelijk
verkeer als gedrag van de rechtspersoon heeft te gelden’ (HR Kleuterschool Babbel)
2
, Stel: Bestuur van NV doet in kader vervulling functie over concurrent van NV onware
uitspraak die als o.d. is aan te merken, zodat NV hiervoor o.g.v. ‘vereenzelviging’ als voor
eigen gedraging ex 6:162 BW aansprakelijk is. Gevolg hiervan is dat concurrent van NV niet
alleen tegen bestuur van NV vordering tot schadevergoeding (art. 6:162 BW) c.q. rechterlijk
verbod op verdere onware uitspraken (art. 3:296 BW) kan instellen, maar ook tegen NV
Ad 3) Aansprakelijkheid van overheid o.g.v. onrechtmatige daad
Ook gedrag van overheid kan leiden tot haar aansprakelijkheid uit o.d voor eigen gedrag (art.
6:162 BW). Zolang het niet om wetgeving en rechtspraak gaat, wordt aan de
aansprakelijkheid van de overheid i.h.a. weinig in de weg gelegd:
1) Ruime ‘vereenzelviging’ van onrechtmatig gedrag natuurlijke personen die
overheidsfunctionaris zijn met gedrag van overheid (die ook een rechtspersoon is
(vgl. art. 2:1 BW)): ook vereenzelviging van onrechtmatig gedrag van politieagent en
van militairen van Dutchbat (zie HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1223 (Mothers of
Srebrenica))
2) Ook wanneer bestuursrechter beschikking volstrekt onverwacht vernietigt, staat met
deze vernietiging vast dat overheid onrechtmatig heeft gehandeld (HR Staat/Hoffman
La Roche, HR Van Gog/Nederweert en HR Werfkelder); benadeelde kan zich (ook)
voor burgerlijke rechter beroepen op schending door overheid van ‘algemene
beginselen van behoorlijk bestuur’ (art. 3:14 BW)
a. Voorts wordt dergelijke beschikking in gevallen waarin zij volstrekt onverwacht
wordt vernietigd in beginsel aan overheid als o.d. ‘toegerekend o.g.v.
verkeersopvattingen’ (art. 6:162 lid 3 BW, waarover slides week 1): HR Staat/
Hofmann-La Roche, HR St. Oedenrode, HR Van Gog/Nederweert, HR Staat
en OvJ-Van Hilten
b. N.B.: Wanneer bestuursrechtelijke rechtsgang tegen overheidsbesluit – i.d.r
een Awb-procedure – echter niét is benut of wel is benut maar
bestuursrechter dit beroep ongegrond heeft verklaard, is een tegen dit besluit
gerichte vordering bij de civiele rechter niet-ontvankelijk (vgl. HR 28 februari
1992, NJ 1992, 687): dit besluit komt dan zgn. ‘formele rechtskracht’ toe
i. Zie HR 17 december 1999, NJ 2000, 87 voor een uitzondering hierop
m.b.t. een zgn. ‘zuiver schadebesluit’
1. Zie HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1683 voor geval waarin
vordering tot schadevergoeding tegen gemeente werd
toegewezen op de grond dat B&W toezegging om bestemming
in ontwerpbestemmingsplan te wijzigen niet nakwam
3) Een op zich rechtmatig overheidshandelen dat justitiabele(n) schade toebrengt wordt
alsnog onrechtmatig indien overheid deze schade in volgende geval niet vergoedt:
deze schade is onevenredig groot – d.w.z. zij gaat het normale maatschappelijke
risico te boven – en treft in strijd met het beginsel van ‘égalité devant les charges
publiques’ slechts een bepaalde justitiabele of kleine groep justitiabelen (HR Leffers/
Staat (Swill-verbod), HR Staat/Lavrijsen en HR 27 oktober 2017,
ECLI:NL:HR:2017:2789)
a. N.B.: Schade die door rechtmatig strafvorderlijk optreden aan ander dan
verdachte wordt toegebracht (bijv. aan verhuurder van huurder/verdachte),
komt sinds HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2789 niet meer ex art.
6:101 BW voor risico van deze ander en moet dus geheel door overheid
worden vergoed
Terwijl bovengenoemde voorbeelden op ruime aansprakelijkheid van de overheid uit o.d.
wijzen, is zij juist zelden aansprakelijk voor gebrekkige uitoefening van haar taken om
toezicht te houden op gedrag van haar justitiabelen.
De overheid houdt tegenwoordig niet alleen toezicht op klassiek gevaarzettend
gedrag van justitiabelen (bijv. brandgevaarlijk gedrag) maar bijv. ook de afweging
3