4.1
Pluriforme samenleving -> een samenleving waarin verschillen tussen mensen
bestaan in levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken.
Cultuur > ontstaat wanneer mensen veel en langdurig met elkaar te maken hebben.
Alle waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken die mensen binnen
een groep of samenleving met elkaar delen.
Cultuurkenmerken:
● Waarden en normen
● Symbolen
● Feestdagen
● Rituelen
● Taal
Dominante cultuur -> alle waarden, normen, gewoonten en andere
cultuurkenmerken die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt.
Subcultuur > wanneer binnen een groep bepaalde waarden en normen en andere
cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur
Culturele diversiteit → woonomgeving, generatie, maatschappelijke
positie, gender, migratieachtergrond, godsdienst.
Een stadscultuur wordt gekenmerkt door minder sociale cohesie en meer
anonimiteit. Een dorps- of plattelandscultuur kenmerkt zich door meer onderlinge
betrokkenheid en meer sociale cohesie.
Cultuurverschillen jong en oud → kledingstijl, muziekvoorkeur,
omgangsvormen, vrijetijdsbesteding.
De maatschappelijke positie wordt bepaald door je opleiding, baan en inkomen. Dat
kan tot verschillen in leefstijl leiden.
Rolpatronen > algemene verwachtingen over hoe iemand zich moet gedragen,
worden bepaald door de cultuur, vanaf de jaren 60 zijn de rolpatronen tussen
mannen en vrouwen in nl sterk veranderd.
Nederland kent verschillende etnische subculturen: een groep mensen voelt zich
onderling verbonden door een gemeenschappelijk land van herkomst en daarbij
horende cultuur zoals de marokkaanse en surniaasme en Poolse cultuur.
Persoon met nederlandse achtergrond > iemand zelf en zijn beide ouders in
Nederland geboren
Persoon met migratieachtergrond > 1 van de ouders in buitenland geboren
, Verschillende godsdiensten:
Katholicisme -> hierarchische machtsstructuur (hoogsye gezag, paus), verering van
Maria en heiligen, beeltenissen en heiligen. In de westerse wereld krimpt in Zuid-
Amerika en Azië sterk groei.
Protestantisme > geen hoogste leider, vele richtingen variërend van zeer
consrrvatief tot liberaal, hoofd van een protestantse gemeente is dominee, geen
beeltenissen.
islam > gene hoogste leider, heilgie schrift = koran, belangrijke profeerfd ohammed,
verschillende stromingen: soennisme, sjisme, alevitisme.
Sommige culturen verschillen in de loop van de tijd, maar ook per plaats en groep.
Dit maakt culturen dynamisch.
4.2
Nature-aanhangers > leggen vooral nadruk op aangeboren kenmerken bijvoorbeeld
ritmegevoel of seksuele voorkeur,
Nurture-aanhangers vinden dat je gedrag vooral aangeleerd krijgt, bijvoorbeeld
muziekvoorkeur of talen die je spreekt.
Cultuuroverdracht noemen we ook wel socialisatie > het proces waarbij iemand de
waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep
aanleert.
Socialiserende instituties > groepen en organisaties die specifieke waarden, normen
en gewoonten overdragen. belangrijke socialiserende industries zijn je gezin,
school , vrienden, media, verenigingen en de overheid.
Cultuurkenmerken kan worden overgedragen
● Imitatie > anderen nadoen
● Informatie > overbrengen van informatie door schoo, ouders of media
● Sociale controle > anderen sturen je gedrag bij
Sociale controle -> manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen
zich aan de geldende normen te houden.
Negatieve sanctie > bijvoorbeeld huisarrest
Positieve sanctie > compliment
Internalisatie -> mensen gaan zich automatisch gedragen zoals de groep dat van
hen verwacht.
Persoonlijke identiteit > beeld dat iemand van zichzelf heeft.