Maatschappijwetenschappen
Samenvatting – VWO4
Eva te Raaij | V4E
H1: De samenleving en het individu
1.1 Het referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
je denkt en handelt. Jouw referentiekader kan veel verschillen met iemand, omdat zij anders over
een bepaalde situatie denken dan jij. Je referentiekader is eigenlijk dus gewoon jouw kijk op de
wereld en hoe jij dingen ziet.
Identiteit is het beeld dat je van jezelf hebt en uitdraagt naar anderen. Het is het beeld dat je als
kenmerkend en blijvend voor jezelf ziet. Dit is afgeleid van groepen waar jij wel of geen deel van
uitmaakt. Jouw identiteit kan gevormd worden door je opvoeding, social media, vrienden, etc. Dit
kernconcept bevat 4 elementen:
persoonlijke identiteit – jouw zelfbeeld
sociale identiteit – het beeld dat je uitdraagt naar anderen
interne collectieve identiteit – gezamenlijk zelfbeeld van een groep waar je bij hoort
externe collectieve identiteit – jouw verwachtingen en gedrag van een andere groep
Verwachtingen van een identiteit kunnen tot spanningen leiden, die weer kunnen leiden tot een
loyaliteitsconflict. Dit houdt in dat je bij een groep hoort, maar het niet met alles eens bent.
Voorbeelden zijn artsen die roken, hooligans of een sekte.
Jouw identiteit is vloeibaar en kan dus altijd op ieder moment veranderen, door middel van
bijvoorbeeld trends. Het hebben van een positieve identiteit is belangrijk in de huidige
samenleving, zo willen bijvoorbeeld veel mensen voldoen aan het ideaalbeeld van social media.
1.2 Socialisatie is het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van een groep of
samenleving waar mensen bij horen. Dit bestaat uit opvoeding, opleiding, etc. Wanneer er sprake
is van overdracht, gaat dit om het overgeven van cultuur aan een nieuwkomer in de samenleving,
bijvoorbeeld een ouder aan hun kind. Bij verwerving maken mensen de cultuur eigen, doordat
waarden en normen worden overgenomen.
Socialisatie kan ook een negatieve werking hebben, bijvoorbeeld bij stereotypes en vooroordelen.
Deze kunnen door middel van socialisatie worden overgedragen. Bij stereotypen wordt er van
een bepaald persoon verwacht dat ze ook een bepaald gedrag zullen uitvoeren, dit is een
voorbeeld van cultureel aangeleerde beelden. Bij internalisering wordt door middel van een
langdurig proces de cultuur eigen gemaakt en vertoon je het gedrag dat mensen uit jouw ‘groep’
van jou verwachten. Imitatie en identificatie zijn vormen van gedrag overnemen van mensen op
wie je denkt te/wilt lijken.
Socialisatie kan voorkomen in 3 verschillende vormen:
primaire socialisatie – door mensen die dicht bij je staan, zoals familieleden of een
vriendengroep, deze vorm is (vaak) informeel.
secundaire socialisatie – formele omgevingen, zoals school of werk, waarden en normen van een
groep worden door groepsleden overgenomen.
tertiaire socialisatie – via ‘anonieme’ socialisatoren*, zoals media, literatuur of overheid.
Verder heeft socialisatie verschillende functies. Het voortzetten (continuering) van een cultuur
kan hierdoor plaatsvinden, maar kan ook zorgen voor verandering. Het kan mensen ook helpen
met het proces van identificatie en identiteitsontwikkeling gedurende het hele leven. Naast de
cultuur veranderen, kan het ook invloed hebben op het gedrag van een individu.
*dragen cultuur over
1.3 Cultuur bestaat uit verschillende onderdelen, deze zijn makkelijk te onthouden door het
ezelsbruggetje VOUWN: voorstellingen, opvattingen, uitdrukkingen, waarden en normen.
voorstellingen – beelden en ideeën over een gebeurtenis uit het verleden, bijv. oorlog
opvattingen – ideeën die je op een bepaalde manier ziet/opvat
uitdrukkingen – materiële vormen van cultuur, zoals symbolen, kapsels, taal, etc.
waarden – idealen zoals gelijkheid, vrijheid, veiligheid, etc.
normen – (ongesproken) gedragsregels bij waarden, bijvoorbeeld respect
Bij cultuur bestaat het nature-nurture debat, wat inhoudt of een onderdeel van jouw cultuur is
aangeboren of aangeleerd. Biologische en erfelijke factoren horen bij het nature-deel, opvoeding
en omgevingsfactoren horen bij het nurture-deel.