Dit document bevat een begrippenlijst van alle belangrijke woorden uit het boek én uit de les. Het geeft een overzicht van alle belangrijke concepten en ideeën. Ik bereidde me voor m.b.v. deze lijst en was zo ruim geslaagd op het examen. Succes!
1ste/eenvoudige modernisering De overgang van een traditionele agrarische samenleving naar een moderne industriële maatschappij
2e of reflexieve modernisering De algemene veronderstellingen en nieuwe tradities van de industriële revolutie of eerste moderniteit beginnen hun vanzelfsprekendheid te
verliezen = laatmoderniteit/vloeibare moderniteit/gedesorganiseerde moderniteit
Acculturatie Het ingroeien in een cultuur nadat men al een eerste keer geculturaliseerd is
Actor Individu/organisatie, dat handelingen stelt en een zeker handelingsvermogen (agency) bezit
Actorcentrisme De liberale verlichtingsidee dat mensen over zelfbewustzijn en vrije wil beschikken en daarom in de regel vanuit zelfgekozen beweegreden of
intenties handelen = individugerichte sociologie
Actuele begrijpen Het begrijpen van de algemene of ingeburgerde betekenis van een feitelijk geobserveerde handeling
Affectief handelen Onder invloed van momentane impulsen en gemoedstoestanden handelen (grens van zinmatige oriëntatie, handelen)
Afhankelijkheidsverhouding Relatie waarin actoren elkaar nodig hebben
Status- of prestigeladder Tegenhanger van de sociale of maatschappelijke ladder, binnen de subjectieve dimensie van de sociale ongelijkheid
Alter-rolopvatting Individuele interpretatie van de algemene verwachtingen tegenover de ander (alter) met wie men samenhandelt
Anomie (Durkheim) Het wegvallen van de normen die de menselijke natuur en daarin besloten verlangens reguleren; ontstaan van doel- en zinloosheid
Anomie (Merton) De geïnstitutionaliseerde normen die de mogelijke middelen voor het bereiken van een waarde reguleren boeten in aan impact en een louter
doelrationele logica van efficiëntie krijgt de overhand; de ingezette middelen bij het nastreven van een waarde/cultureel doe
Anticiperende socialisatie Vooraf leren met het oog op het gewenste lidmaatschap van een sociaal verband waarbinnen men verder zal leren
Atropologisch materialisme De basisgedachte dat de materiële werkelijkheid zowel bron als resultaat van menselijke arbeid is
Authenticitetsethos Het kunnen ontwikkelen van een eigen zelf, dus zelfontplooiing of zelfverwezenlijking is de richtinggevende waarde. De transformatie van de
menselijke identiteit van een gegeven naar een opgave en sociale activiteit (vloeibare identiteit)
Backstage Een voor het publiek afgesloten plaats
Begrijpen vs verklaren Bij de studie van het sociale primeert ofwel het begrijpen van binnenuit, ofwel het (liefst causaal) verklaren vanuit externe factoren
Begrip/concept Een notie die abstractie maakt van de meer particuliere uitingen van het omschreven fenomeen
Betekenisrealisatie Het actief verwerkelijken van interpretaties, classificatieschema’s of betekeniskaders
Charismatisch gedrag Gevolg van hun individuele uitstraling, steunt ook op religieuze of andere waarden
Dubbel karakter Classificeren en differentiëren
betekenisgeving
Codes Sociaal gedeelde conventies over de band tussen symbolen en hun mogelijke betekenissen
Cognitieve verwachting Bereidheid om uit overtreding te leren en verwachtingen bij te stellen
Collectief bewustzijn Breed gedeelde opvattingen, en dat over sociale scheidingslijnen heen (= cultuur); Het geheel van overtuigingen en gevoelens dat gedeeld wordt
door de gemiddelde leden van dezelfde samenleving of eenzelfde sociaal verband
Durkheim; Sociale systeemtheorie, functionalisme
Commodificatie/vermarkting De vervanging van autonoom gemaakte dingen of zelf uitgevoerde activiteiten door koopwaren
Conceptuele uitspraken Doel in kwalitatief onderzoek: nader te exploreren richtingaanwijzer zijn
Verifieerbare hypothese aanreiken
Conflict vs consensus Bij de studie van het samenleven en het beantwoorden van de socialeordevraag ligt de klemtoon ofwel op zichtbare of sluimerende
groepsverschillen in belangen en macht die samenhangen met de ongelijke verdeling van privileges, ofwel op collectief ideeëngoed waarover
binnen een sociaal verband een brede overeenstemming bestaat
Conflictsociologie De studie van sociale ongelijkheid of het bestaan van groeperingen die in een duurzame relatie van onder- en bovenschikking staan en daarom
, uiteenlopende belangen hebben, wat onderlinge conflicten genereert Concepten van Marx en Weber
Connotaties De figuurlijke of bijbetekenissen van betekenaren (of symbolen)
Connubium Het feit dat mensen voornamelijk binnen het eigen stratum affectieve banden aanknopen en officieel huwen
Controlled decontrolling Zelfcontrole wordt op een gecontroleerde manier versoepeld
Convivium Het feit dat mensen voornamelijk binnen hun eigen sociale laag met anderen op gelijke voet omgaan
Cultureel of symbolisch gezag iemands interpretatie- of definiëring wordt als legitiem of geldig beschouwt in bredere sociale kring
Culturele/symbolische macht (a) Het opleggen van overtuigingen, waarden en normen (mentalistisch)
(b) Het bezitten van interpretatie- of definitiemacht of het vermogen om interpretaties of betekenissen, of categorieën en classificatieschema’s,
aan anderen op te leggen (interpretatief)
Culturele ‘omnivorisering’ Een brede culturele smaak hebben, voorbij de ooit ingeburgerde of geïnstitutionaliseerde tweedeling tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur
Culturele diversiteit Het bestaan van verschillende geïnstitutionaliseerde opvattingen in verscheiden sociale verbanden
Culturele homogenisering De uitvlakking van culturele verschillen door de globale distributie en receptie van dezelfde cultuuruiting (bv. taal)
Hybridisering (creolisering) Het vermengen van globale formats met lokale vormen van culturele expressie
Culturele integratie De mate waarin individuen of de leden van specifieke groepering de dominante cultuur van een nationale of regionale samenleving
onderschrijven, dus geïnternaliseerd hebben
Interpretatie- of definitiestrijd Onenigheid over de juiste duiding van een fenomeen bij gebruik van eenzelfde classificatieschema waarvan de twee polen verschillend worden
geïnterpreteerd; Welke betekenisgeving legitiem of geldig is bij de duiding van één of meer sociale fenomenen?
Culturele/symbolische De constructie, het begrijpen, en het gebruik van symbolische vormen
handelingen
Culturele/symbolische Een sociaal dominant patroon van aaneengeschakelde of geassocieerde symbolen en hun betekenissen
structuur
Cultuur vs structuur De socioloog richt zich bij de studie van het sociale op de structurerende kracht van ofwel ideeëngoed of kaders van betekenisgeving, ofwel
sociale structuur en structuurkenmerken
Cultuurconflict Een geschil tussen verschillende geïnstitutionaliseerde opvattingen die leven binnen uiteenlopende sociale groepen of verbanden
Cultuurpatroon Een zekere mate van consistentie of samenhang tussen de verschillende componenten
Interpretatieve/ De stelling dat de sociologie op een ‘verstehende’ manier het individuele handelen moet bestuderen; Interpreteren van de motieven of intenties
hermeneutische visie die handelen betekenisvol maken (→ reflexmatig gedrag)
De macht van het getal Mensen organiseren zich collectief, omdat ze samen sterker staan om meer inkomen of zeggenschap af te dwingen
Decentrering Het sociale is niet langer een reek cirkels met ‘mij’ in het centrum
Defamiliarisering Tot dan toe vertrouwde stukjes sociale realiteit worden enigszins onvertrouwd, schijnbaar bekend terrein blijkt bij nader toezien meerdere
onbekende dimensies te herbergen
De-institutionalisering Cultureel veranderingsprocessen waarbij geïnstitutionaliseerde opvattingen hun sociaal voorgegeven en vooral dwingende en gesanctioneerde
karakter verliezen
Denotatie Dominante en daarom als letterlijk beschouwde betekenis van een betekenaar (of symbool) binnen een taal- of interpretatieve gemeenschap
Depersonalisatie van probleem Een sociaal geduid probleem is niet langer een individuele aangelegenheid maar een met anderen gedeelde situatie
De-skilling Bij de gedeeltelijke of volledige automatisering van taken verlagen of verdwijnen de bijhorende competenties of deskundigheden
Dialectische benadering Werkelijkheid benaderen in termen van opposities → de these ontkent de antithese en omgekeerd
Dimensie van begrijpen Het typeren van het bestudeerde handelen op een zodanige manier dat we het zin- of betekenisadequaat vatten
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper janahassewer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,69. Je zit daarna nergens aan vast.