100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Economie eindexamen samenvatting leerdoelen uitgewerkt! €26,06
In winkelwagen

Samenvatting

Economie eindexamen samenvatting leerdoelen uitgewerkt!

 0 keer verkocht

Beste Eindexamenkandidaat, Wat moet ik nu kennen voor mijn examen? Mijn docent gaf me leerdoelen gebaseerd op de domeinen van de examenblad syllabus. Deze leerdoelen zijn nog een stapje kleiner dan de subdomeinen in de syllabus. Dat maakt het heel gemakkelijk om alles in kleine stapjes te leren. ...

[Meer zien]

Voorbeeld 3 van de 30  pagina's

  • 20 januari 2025
  • 30
  • 2024/2025
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2058)
avatar-seller
rommen06
Economie Leerdoelen
Hoofdstuk 1
1. De definitie van transactiekosten en opofferingskosten kunnen geven, en hier voorbeelden van
kunnen geven en herkennen.
Transactiekosten: De extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot stand te
brengen. (Bijvoorbeeld, registratie, opstellen rapport, onderhandelingen tussen koper en verkoper).
Opofferingskosten: De kosten die worden opgeofferd in het geval een andere keuze wordt gemaakt.
Hoofdstuk 2
2 De formule van consumentensurplus kennen.
Consumentensurplus = betalingsbereidheid – werkelijke prijs.
Betalingsbereidheid is het maximale bedrag dat de consument voor een product wil betalen,
wanneer de consument meer stuks wil hebben zal zijn betalingsbereidheid per stuk afnemen.
3 Uitleggen waarom er een negatief verband is tussen p en Qv.
Als p (de prijs) stijgt, dan zal Qv (de vraag) naar het product dalen.
4 Op basis van een vraagfunctie de collectieve vraaglijn kunnen tekenen.
Collectieve vraaglijn = geeft de door alle consumenten gevraagde hoeveelheden van een product
weer bij verschillende vraagprijzen.
Qv = ap x b
Qv is hierin de gevraagde hoeveelheid en p de prijs. a en b geven de factoren weer die bepalend zijn
voor de betalingsbereidheid. a is negatief omdat bij een lage prijs meer mensen het product kopen, p,
b en Qv zijn altijd positief.
5 De omvang van het consumentensurplus kunnen berekenen op basis van een collectieve
vraagfunctie en een gegeven verkoopprijs.
0.5 x (afstand A – C) x (afstand A – B), dit is in situatie dat je driehoek ABC hebt.
6 Uitleggen wanneer er sprake is van een verschuiving van de vraaglijn of langs de vraaglijn.
Verschuiving van de vraaglijn = gevolg van de verandering in de gevraagde hoeveelheid.
Verschuiving naar links betekent dat bij elke prijs een mindere hoeveelheid wordt gevraagd, bij een
verschuiving naar rechts is er bij elke prijs meer vraag.
Verschuiving langs de vraaglijn = gevolg van een prijsverandering.
Veranderd de prijs, dan kun je met de vraaglijn of vraagvergelijking bepalen welke gevraagde
hoeveelheid bij die prijs hoort.
7 Vier factoren noemen en kunnen herkennen waardoor de collectieve vraaglijn in zijn geheel
verschuift, en aangeven of deze naar links of rechts verschuift.
Totale afname consumentensurplus;
- Verkochte hoeveelheid verminderd, is weergegeven in de rode driehoek.
- Prijs is te hoog waardoor klanten het product niet meer kopen en is weergegeven in de blauwe
rechthoek.
8 Uitleggen wat de ceteris paribus-clausule inhoudt bij economie.
Ceteris-paribusclausule = veronderstelling dat invloed van niet-bestuurde factoren onveranderlijk
blijft. In het model van het consumentensurplus worden enkel de factoren gevraagde hoeveelheid en
prijs meegenomen.
9 Uitleggen wat het verschil is tussen complementaire goederen en substitutie goederen,
voorbeelden kunnen geven van beiden.
Complementaire goederen = deze worden altijd samen gebruikt, de consument zal het andere
product meer gaan kopen als het ene product in de aanbieding is. Tandborstel en tandpasta.
Substitutie goederen = deze kunnen elkaar vervangen, de consument zal overwegen het andere te
kopen als het ene product stijgt in prijs. Aardappelen of rijst.
10 De omzet van een producent kunnen berekenen en uitleggen wat het verschil is tussen afzet en
omzet.
Omzet = prijs x afzet.
Afzet = verkochte hoeveelheid van een bepaald product.

,De omzet is weer wat anders dan de winst, van de omzet moeten de kosten namelijk nog worden
afgehaald.
11 Prijselasticiteit van de vraag (Ev) kunnen berekenen.
Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid = reactie van de vragers, en daarmee de gevraagde
hoeveelheid op de prijsverandering.
procentuele verandering van de gevraagde h oeveel h eid
Ev =
procentuele verandering van de prijs
12 Uitleggen wat de waarde van Ev in woorden betekent; (bijvoorbeeld Ev = -0,8 of Ev = -2,5).
Prijsinelastisch = de vraag naar dagelijks benodigde goederen. (Tussen 0 en -1)
Proportioneel elastisch = 0
Prijselastisch = de vraag naar luxeartikelen. <-1
Volkomen prijsinelastisch = vraaglijn verloopt verticaal en er is geen reactie op de prijsverandering. =0
Ev = -0,8 betekent dat als de prijs met 1% stijgt de hoeveelheid daalt met 0,8%.
13 Uitleggen waarom Ev altijd negatief is.
Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is in regel negatief, omdat een stijging van de prijs zorgt
voor een daling van de gevraagde hoeveelheid.
14 Uitleggen aan de hand van Ev of de omzet van een product bij een prijsverandering zal stijgen of
dalen en waarom.
Bij elastisch (Ev < -1). Bij een prijsstijging van 1% zal de afzet met meer dan 1% dalen en zal de omzet
dus dalen.
Bij inelastisch Zal bij een stijging van de prijs met 1% de afzet met minder dan 1% dalen en dus zal de
omzet stijgen.
15 Onderscheid kunnen maken tussen een prijselastische en prijs inelastische vraag en uitleggen
wat dit in woorden betekent.
Als het besteedbaar inkomen stijgt zullen dagelijkse benodigde goederen, meer worden aangeschaft,
maar deze producten moeten sowieso worden aangeschaft dus zijn prijsinelastisch. Als het
besteedbaar inkomen een bepaald drempelinkomen, bepaalde hoogte heeft bereikt, zullen
luxeproducten worden aangeschaft. Maar omdat dit geen noodzakelijke goederen zijn is de vraag
hiervan prijselastisch, zijn niet altijd nodig.
16 Onderscheid kunnen maken tussen primaire en luxegoederen gezien de waarde van Ev.
Primaire goederen = alle goederen met Ev waarde tussen 0 en -1.
Luxegoederen = alle goederen tussen -1 en – oneindig.
17 Kruislingse prijselasticiteit (Ek) kunnen berekenen.
Kruislingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid = hoe de gevraagde hoeveelheid van het
ene product reageert op de prijsverandering van het andere product.
procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van product A
Ek =
procentuele verandering van de prijs van product B
18 Uitleggen wat de waarde van Ek in woorden betekent; (bijvoorbeeld Ek = -0,5 of Ek = +1,8).
Ev = -0,5 betekent dat als de prijs met 1% stijgt de hoeveelheid daalt met 0,5%.
19 Aan de hand van de negatieve of positieve waarde van Ek uitleggen of we te maken hebben met
substitutiegoederen of complementaire goederen en waarom.
Ek < 0 = Complementair
Ek > 0 = Substitutie
20 Inkomenselasticiteit (Ey) kunnen berekenen.
procentuele verandering gevraagde h oeveel h eid
Ey =
procentuele verandering besteedbaar inkomen
21 Uitleggen wat Ey in woorden betekent.
Inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid = verband tussen procentuele verandering van
het besteedbaar inkomen en de gevraagde hoeveelheid van een bepaald product.
22 Uitleggen wat de wet van Engel inhoudt.

, De wet van engelen op goederen houdt in dat bij het stijgen van inkomen de consument kiest voor
wat luxere voedingswaren. De procentuele vraag naar goederen die consument eerst gebruikte zal
dalen, die bij luxeproducten zal stijgen.
De wet van engelen op vakanties houdt in dat een consument, met eerst een laag inkomen, die geen
vakanties kan veroorloven bij een inkomensstijging wel op vakantie gaat. Procentueel neemt dit dan
toe.
De gevraagde hoeveelheid van noodzakelijke producten neemt minder toe dan het stijgend inkomen.
De gevraagde hoeveelheid luxeproducten neemt toe met stijgend inkomen. De inferieure producten
worden met stijgen van inkomen minder gekocht.
23 Aan de hand van de waarde van Ey uitleggen of we te maken hebben met inferieure, primaire of
luxegoederen en waarom.
Ey > 1 = luxegoederen
0 < Ey < 1 = Noodzakelijke goederen
Ey < 0 = inferieure goederen
24 Uitleggen wat een drempelinkomen en een verzadigingsinkomen inhouden.
Drempelinkomen: De aanschaf van een product gebeurt pas zodra het besteedbaar inkomen een
bepaalde ondergrens heeft overschreden.
Verzadigingsinkomen: Bij een stijgend inkomen geen geld meer uitgeven aan een bepaald goed.
25 Uitleggen wat een inkomens elastische en inkomens inelastische vraag betekent in woorden.
Inkomens elastisch wil zeggen dat de vraag sterk verandert op basis van het inkomen (Luxe), bij
inkoms inelastisch zal de vraag niet sterk reageren op een verandering van het inkomen
(Noodzakelijk).

Hoofdstuk 3
26. Op basis van de verkoopprijs exclusief BTW de verkoopprijs inclusief BTW kunnen berekenen en
andersom.
Bedrag is 100%, met BTW wordt het 121%. Dus van exc naar inc vermenigvuldigen met 1,21.
En van inclusief naar exclusief is delen door 1,21.
27. Het kenmerkende verschil beschrijven tussen variabele kosten en constante kosten (en hier
voorbeelden van kunnen geven).
Variabele kosten hangen af van de productie (q). Bijvoorbeeld de hoeveelheid materiaal dat nodig is
om iets te produceren.
Constante kosten zijn kosten die altijd terug zullen komen. Bijvoorbeeld de huur van het gebouw.
28. Uitleggen wat het verschil is tussen gemiddelde variabele kosten en marginale kosten, en deze
kunnen afleiden uit een formule.
GVK = TVK/q.
MK = TK’. Dit zijn de extra kosten van 1 product.
29. De formule kennen van omzet (TO).
TO = p * q
30. Uitleggen wat het verschil is tussen gemiddelde en marginale opbrengsten, en deze af kunnen
leiden uit een formule.
GO = TO/q, soms (Monopolie) is GO=Qv
31. Van totaal (TO, TK, TVK, TCK) naar gemiddeld (GO, GTK, GVK, GCK) kunnen rekenen en
andersom.
Van totaal naar gemiddeld is delen door q.
Van gemiddeld naar totaal is keer q.
32. Weten dat GO en p afkortingen voor hetzelfde zijn.
33. Weten wat er wordt bedoeld met de kostprijs van een product.
Kostprijs is de hoeveelheid geld die het kost om 1 product te leveren.
34. Het verschil kunnen uitleggen tussen proportionele, progressieve en degressieve kosten en
opbrengsten.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rommen06. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €26,06. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 65507 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€26,06
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd